JAR 2012/109
Toepassing van de bewijslastverdeling ex art. 7:658 BW op een vordering, gestoeld op kennelijk onredelijk ontslag, is een volstrekt onnodige innovatie van het recht met verstrekkende gevolgen.
HR 16-03-2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1793
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 maart 2012
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, W.D.H. Asser, A.H.T. Heisterkamp
- Zaaknummer
11/02365
- Conclusie
A-G mr. J. Spier
- LJN
BV1793
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BV1793, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑03‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BV1793, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑01‑2012
- Wetingang
BW art. 6:162, 7:611, 7:658 lid 1 en lid 2, 7:681; Rv art. 150
Essentie
Na 104 weken arbeidsongeschiktheid wordt de arbeidsovereenkomst door werkgever opgezegd. Werkneemster stelt dat haar arbeidsongeschiktheid is te wijten aan haar werksituatie en vordert een vergoeding uit hoofde van kennelijke onredelijkheid van het ontslag. De kantonrechter te 's-Gravenhage wijst haar vordering af, omdat niet is voldaan aan de stelplicht. Ook het hof oordeelt het bewijsaanbod als onvoldoende onderbouwd en te algemeen. Werkneemster gaat in cassatie en klaagt dat het hof haar vordering mede had moeten beoordelen op de grond van art. 7:658 BW, al dan niet met aanvulling van rechtsgronden.
Volgens de Hoge Raad kan met goede ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.