NJ 2019/82
Redelijke termijn. HR gaat in op pleidooi A-G voor aanpassing van de gehanteerde maatstaven. HR ziet daartoe ook thans geen noodzaak.
HR 17-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:558, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 april 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst, V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
16/03875
- Conclusie
A-G. mr. W.H. Vellinga
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS18123:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:558, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑04‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:170, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑03‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑12‑2017
- Wetingang
Art. 6 lid 1 EVRM
Essentie
Redelijke termijn. HR gaat in op pleidooi A-G voor aanpassing van de gehanteerde maatstaven. HR ziet daartoe ook thans geen noodzaak.
Samenvatting
Het huidige stelsel van vuistregels houdt in dat in zaken die zijn geëindigd met de oplegging van een betrekkelijk geringe straf, wordt volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op art. 6 lid 1 EVRM, terwijl in overige gevallen de betreffende verdragsschending in de regel wordt gecompenseerd door vermindering van de opgelegde straf of ontnemingsmaatregel. In gevallen waarin deze regels slecht of geheel niet toepasbaar zijn, verzet geen rechtsregel zich ertegen dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.