Hof Leeuwarden, 14-04-2006, nr. 24-002023-05
ECLI:NL:GHLEE:2006:AW2032, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
14-04-2006
- Zaaknummer
24-002023-05
- LJN
AW2032
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2006:AW2032, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 14‑04‑2006; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2007:BA1736, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2007:BA1736
Uitspraak 14‑04‑2006
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft in een kort tijdsbestek in groepsverband vier ernstige misdrijven gepleegd, waarvan twee misdrijven (met betrekking tot de overval op 18 januari 2005) met zeer ernstige gevolgen. Met name die overval heeft een grote schok in de maatschappij teweeggebracht. Op 18 januari 2005 hebben verdachte en zijn mededaders een brute overval gepleegd op [café] te Leeuwarden. Bij de overval is café-eigenaar [slachtoffer 1] overleden tengevolge van een messteek en is cafébezoeker [slachtoffer 2] met een hockeystick hard op/tegen het hoofd geslagen.
Partij(en)
Parketnummer: 24-002023-05
Arrest van 14 april 2006 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Leeuwarden van 20 oktober 2005 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres] 1,
thans verblijvende in PI Vught - Nieuw Vosseveld 1, HvB te Vught,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank te Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren met aftrek van voorarrest, heeft een maatregel opgelegd, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, op het beslag en op een vordering tot tenuitvoerlegging, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het hem onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde en het verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 meer subsidiair en 4 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren met aftrek van voorarrest.
Tevens heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Voorts heeft hij de verbeurdverklaring van verdachtes auto gevorderd en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling van acht maanden gevangenisstraf ter zake van parketnummer 17/080219-03.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de in eerste aanleg toegelaten schriftelijke vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging, zoals bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van strafvordering, waarvan de inhoud geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
Het hof heeft ter terechtzitting de tenlastelegging gewijzigd overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal. Een fotokopie van die vordering is aan dit arrest gehecht.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
primair
hij op 18 januari 2005 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade met daarin ongeveer € 516,- toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
- -
(bivak)mutsen over het hoofd hebben getrokken en
- -
het aldaar aan het [plein] gevestigde café [café] zijn binnengegaan en
- -
(zichtbaar voor de aanwezigen) een hamer en een hockeystick en een mes met zich hebben meegedragen en
- -
hebben geschreeuwd: 'overval, overval en/of dit is een overval, geld'
en dat verdachte
- -
op en over de bar van voornoemd café is gesprongen en
- -
die de [slachtoffer 1] met een mes in de hals heeft gestoken
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens diefstal met geweld opgelegde gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan.
- 2.
primair
hij op 18 januari 2005 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en verdachtes mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een hockeystick een klap op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
- 3.
meer subsidiair
hij op 30 januari 2005 te Drachten, gemeente Smallingerland, met een ander op of aan de openbare weg ([openbare weg]) openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] welk geweld bestond uit het meermalen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die Eijgelaar schoppen.
- 4.
hij op 10 februari 2005 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, een bril, een rijbewijs, een kentekenbewijs, een paspoort en een gsm, toebehorende aan [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer 4] (die zich in een personenauto bevond) een trap en vuistslag hebben gegeven en een mes in de directe nabijheid van die [slachtoffer 4] hebben gehouden en aan die [slachtoffer 4] de woorden hebben toegevoegd: ' Geld, geld, geld ' en ' Maak hem dood. '
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 primair, 3 meer subsidiair en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1 primair:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een tegen hem wegens diefstal met geweld uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan;
onder 2 primair:
medeplegen van poging tot doodslag;
onder 3 meer subsidiair:
openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen;
onder 4:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft in een kort tijdsbestek in groepsverband vier ernstige misdrijven gepleegd, waarvan twee misdrijven (met betrekking tot de overval op 18 januari 2005) met zeer ernstige gevolgen. Met name die overval heeft een grote schok in de maatschappij teweeggebracht.
Op 18 januari 2005 hebben verdachte en zijn mededaders een brute overval gepleegd op [café] te Leeuwarden. Bij de overval is café-eigenaar [slachtoffer 1] overleden tengevolge van een messteek en is cafébezoeker [slachtoffer 2] met een hockeystick hard op/tegen het hoofd geslagen.
Bij verdachte, [medeverdachte 1] en een derde persoon ontstond het plan om een overval te plegen omdat zij behoefte aan (extra) geld hadden. De keuze viel op voornoemd [café] omdat dit café zich op een relatief rustige plek bevond. Zij vermoedden dat in het café een kluis met de (week)opbrengst aanwezig zou zijn en wilden de inhoud van de kluis meenemen. Er werd besproken dat de overval zou plaatsvinden tegen middernacht, zodat de kans op de aanwezigheid van bezoekers kleiner zou zijn.
De overval is uitvoerig besproken en er zijn - aanvankelijk door verdachte, zijn mededader [medeverdachte 1] en een derde persoon - de nodige voorbereidingshandelingen getroffen. Als zij de kluis niet zouden hebben kunnen openen zouden zij de eigenaar van het café hebben bedreigd en gedwongen de code van de kluis te geven. Enkele dagen voor de overval zijn zij tweemaal langs het café gereden, onder meer om de openings- en sluitingstijden te bekijken. De tweede keer waren zij geheel geprepareerd voor de overval, maar bleek het café al gesloten te zijn. Uiteindelijk is kort voor de overval de samenstelling van de deelnemers in zoverre veranderd dat de derde persoon afhaakte en medeverdachte [medeverdachte 2] ervoor in de plaats is gekomen.
Op de avond van de overval zijn verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in verdachtes auto naar voornoemd café gereden. Zij hadden extra kleding en (bivak)mutsen meegenomen om herkenning te voorkomen. Ook hadden zij een mes, een stroomstootwapen, een hamer, een hockeystick en touw meegenomen. Ze hebben zich gehuld in de voor de overval bestemde kleding. Vóór zij naar binnen gingen hebben zij gekeken hoeveel mensen er in het café aanwezig waren. Het bleken er slechts twee te zijn.
Verdachte en zijn mededaders zijn vervolgens, voorzien van mes, stroomstootwapen, hamer, hockeystick en touw om - indien nodig - aanwezige mensen vast te binden, het café binnengegaan. Nadat verdachte - al roepend: 'dit is een overval' - op de bar was toegesneld en erop was gesprongen heeft hij de café-eigenaar [slachtoffer 1] met het mes in de hals gestoken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich gericht tot bezoeker [slachtoffer 2]. [medeverdachte 1] heeft hem bedreigd met de hamer en [medeverdachte 2] heeft hem hard met de hockeystick op/tegen het hoofd (en op de rug) geslagen. Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte 1] de inmiddels bloedende [slachtoffer 1] gedwongen de kassalade te openen. Met de buitgemaakte kassalade inclusief inhoud zijn verdachten het café uitgesneld, zijn in verdachtes auto weggereden en hebben de opbrengst, een bedrag van ongeveer € 516,-, verdeeld. [slachtoffer 1] is in hulpeloze toestand achtergelaten. Hij is ter plaatse aan zijn verwondingen ten gevolge van de messteek overleden. Verdachte heeft [medeverdachte 1] nog verzocht terug te gaan om het door verdachte achtergelaten stroomstootwapen, dat op de grond en in de buurt van het slachtoffer lag, op te halen.
De opbrengst van de overval is besteed aan kleding, uitgaan, benzine en sigaretten.
Na de overval hebben verdachten zich ontdaan van de overval-attributen, die tot hun aanhouding zouden kunnen leiden.
Het hof heeft met afgrijzen kennis genomen van het kille en berekenende gedrag van verdachte en zijn mededaders, zowel voor als tijdens en na de overval. Kennelijk heeft slechts het eigen belang op de voorgrond gestaan. Er was behoefte aan (extra) geld en dat werd op een afschuwelijke wijze verkregen. Vervolgens was het kennelijk zaak om niet 'gepakt' te worden.
Voorts heeft verdachte kort na de overval op 18 januari 2005 opnieuw twee strafbare feiten gepleegd.
Op 30 januari 2005 heeft hij zich met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door [slachtoffer 3] meermalen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te schoppen.
Op 10 februari 2005 heeft verdachte opnieuw een overval gepleegd. Ook bij die overval, waarbij in totaal vijf personen betrokken waren, is het motief de drang naar geld geweest en is een willekeurig uitgekozen persoon daarvan het slachtoffer geworden.
Naast de omstandigheid dat het plegen van een brute overval als op 18 januari 2005 een zeer ernstig delict is, rekent het hof het verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer, nadat hij hem met het mes in de halsstreek had gestoken, gewond heeft achtergelaten zonder op enigerlei wijze een hulpdienst in te schakelen. Bovendien acht het hof het onbegrijpelijk dat verdachte in staat is geweest om van de opbrengst van de overval uit te gaan, wetende dat voor dat geld iemand het leven had gelaten. Verdachte heeft met zijn handelen aangetoond geen enkel respect te hebben voor het menselijk leven.
Het feit dat door zijn toedoen een mens het leven heeft gelaten heeft verdachte er niet van weerhouden zich binnen een tijdsbestek van ongeveer drie weken opnieuw schuldig te maken aan delicten met een geweldscomponent. Bij de overval op 10 februari 2005 heeft verdachte, toen het slachtoffer door een mededader werd bedreigd met een mes, geroepen: 'Maak hem dood.'
De onverwachte en gewelddadige dood van het slachtoffer van feit 1, [slachtoffer 1], heeft diepe sporen nagelaten in het leven van de nabestaanden en andere mensen in de nabijheid van het slachtoffer. Hoe diep dit met name in het leven van de kinderen van het slachtoffer heeft ingegrepen, heeft het hof zelf kunnen waarnemen toen een van diens zonen namens de familie [slachtoffer 1] de slachtofferverklaring voorlas.
Het slachtoffer van feit 2, [slachtoffer 2], heeft op 10 augustus 2005 bij de rechter-commissaris verklaard tengevolge van de klap op/tegen zijn hoofd een wond van 6 à 7 centimeter op zijn voorhoofd te hebben bekomen, die hij nog steeds voelde. Na de gebeurtenis heeft hij ongeveer vier maanden niet gewerkt. Daarna heeft hij - tot het moment van het verhoor - op therapeutische basis 3 uren per dag gewerkt.
Ook de slachtoffers van de onder 3 en 4 bewezenverklaarde feiten zullen - naar de ervaring leert - nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid ondervinden.
Door het handelen van verdachte is ook de samenleving ernstig geschokt. Dit handelen draagt er tevens toe bij dat de reeds bestaande gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving worden versterkt.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 januari 2006, waaruit blijkt dat verdachte op 23 maart 2004 reeds is veroordeeld wegens een straatroof. Hem is toen een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Verdachte heeft die gevangenisstraf uitgezeten en was sinds oktober 2004 weer op vrije voeten. Deze omstandigheid noch de proeftijd hebben verdachte er evenwel van weerhouden opnieuw soortgelijke, buitengewoon ernstige feiten - zelfs voor het einde van die proeftijd - te plegen.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de over verdachte uitgebrachte rapportages van psychiater B.T. Takkenkamp van 14 juli 2005 en psycholoog/psychotherapeut A. Warnaar van 15 juli 2005. Daarin is als conclusie opgenomen dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van de hem tenlastegelegde delicten. Het hof neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de zijne.
Gelet op het planmatige karakter van de overvallen, de gevolgen ervan en de mate van agressiviteit beschouwt het hof de onderhavige zaak als zeer ernstig. Bovendien heeft verdachte de feiten gepleegd tijdens een proeftijd. Aan verdachte dient dan ook - in het bijzonder ter vergelding van het leed dat hij anderen heeft aangedaan en tevens - gezien de reeks van ernstige geweldsmisdrijven in een korte periode - ter bescherming van de maatschappij - een aanzienlijke straf te worden opgelegd. Door de advocaat-generaal is een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren geëist. Gezien de jeugdige leeftijd van verdachte zal het hof de advocaat-generaal hierin niet volgen. Gelet op het voorgaande acht het hof - met de rechtbank - geen andere straf passend dan een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaar.
Verbeurdverklaring
Het door het hof verbeurd te verklaren voorwerp, een personenauto, is daarvoor vatbaar. Immers, met behulp van dat voorwerp zijn de hiervoor onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten voorbereid, terwijl uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken, dat het toebehoort aan verdachte.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de door feit 1 benadeelde partij, de zoon van het slachtoffer, zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen zoals als na te melden, met dien verstande, dat indien dit bedrag door een of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit onder 1 is toegebracht, zal het hof het bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank te Leeuwarden van 23 maart 2004, is veroordeelde veroordeeld tot (onder meer) een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 7 april 2004, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft op 1 augustus 2005 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor onder 1 primair, 2 primair, 3 meer subsidiair en 4 bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging van voormelde straf gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 33, 33a, 36f, 45 (oud), 47, 57, 141, 287, 310, 312 en 421 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 primair, 3 meer subsidiair en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd:
- -
een personenauto, onderdeel goednummer [nummer];
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij], [adres], [woonplaats], tot een bedrag van zesduizenddriehonderdacht euro en tweeënveertig eurocent;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zesduizenddriehonderdacht euro en tweeënveertig eurocent ten behoeve van [benadeelde partij], [adres], [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van eenhonderdzesentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Leeuwarden van 23 maart 2004 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. M. Koers-van der Linden en mr. E.F. Stamhuis, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.