Rb. Midden-Nederland, 12-04-2023, nr. UTR 22/2851
ECLI:NL:RBMNE:2023:1893
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
12-04-2023
- Zaaknummer
UTR 22/2851
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2023:1893, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 12‑04‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Belastingblad 2023/272 met annotatie van C.M. Bergman
Uitspraak 12‑04‑2023
Inhoudsindicatie
WOZ (woning). Huurder/gebruiker. Geen procesbelang. Niet-ontvankelijk.
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2851
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: G. Gieben),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , de heffingsambtenaar
(gemachtigde: S.A. Sital).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning).
De heffingsambtenaar heeft met de beschikking van 25 januari 2022 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de WOZ-waarde vastgesteld op € 250.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2021 en geldt voor het kalenderjaar 2022. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser daartegen per uitspraak op bezwaar van 21 mei 2022 (de bestreden uitspraak) ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De behandeling van het beroep stond gepland op de online zitting van 15 november 2022. Op de zitting is als waarnemer van eisers gemachtigde, H. van Zelst verschenen en namens de heffingsambtenaar zijn [A] en taxateur [B] verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst, omdat het dossier niet het door de heffingsambtenaar op 17 oktober 2022 ingediende verweerschrift bevatte.
De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 1 februari 2023 op een online zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door C. van Abbe, als waarnemer van zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en taxateur [B] .
Overwegingen
De aanleiding voor deze procedure
1. Eiser is gebruiker van de woning, een in 1976 gebouwde hoekwoning. De woning heeft een oppervlakte van 140 m² en een aangebouwde berging van 7 m². De woning ligt op een perceel van 166 m².
2. Partijen zijn het niet eens over de waarde van de woning voor het belastingjaar 2022. Volgens eiser is de waarde te hoog vastgesteld en kan de waarde niet hoger zijn dan € 230.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde. Ter onderbouwing van deze waarde heeft hij in beroep een verweerschrift met taxatiematrix ingediend.
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
3. Omdat de heffingsambtenaar de WOZ-beschikking aan eiser heeft gericht, is eiser daarbij belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 20201.. Het belang waarover wordt gesproken in artikel 1:2 van de Awb moet echter worden onderscheiden van het procesbelang van een belanghebbende. Het procesbelang is het belang dat iemand heeft bij de uitkomst van de procedure, dus wat hij met zijn bezwaar of (hoger) beroep wil/kan bereiken. Als iemand belanghebbende is betekent dat dus niet meteen dat iemand ook een procesbelang heeft. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of iemand procesbelang heeft.
4. Het is vaste rechtspraak dat procesbelang ontbreekt als het gebruiken van een rechtsmiddel een partij niet in een gunstigere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen.
5. Deze rechtbank heeft in haar uitspraken van 18 oktober 20192.uiteengezet wanneer een gebruiker/huurder van een woning een procesbelang heeft. In zaken waarin een WOZ-beschikking is gericht aan de huurder van een woning kan het procesbelang niet zonder meer worden aangenomen. Steeds zal aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden moeten worden beoordeeld of het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep de betrokken huurder in een gunstigere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen. Wel moet in ‘huurderszaken’ in ieder geval procesbelang worden aangenomen als de WOZ-waarde als heffingsmaatstaf wordt gebruikt, voor bijvoorbeeld het bepalen van de hoogte van de riool- of afvalstoffenheffing. Het is aan degene die bezwaar maakt of (hoger) beroep instelt om aannemelijk te maken dat hij procesbelang heeft.
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat door eiser niet is gesteld dat de WOZ-waarde is gebruikt als een heffingsmaatstraf voor het heffen van lokale belastingen. Ook ziet de rechtbank daarvoor geen aanknopingspunten in de stukken. Op het aanslagbiljet staan namelijk alleen de hoogte van de WOZ-waarde en de hoogte van de aanslag afvalstoffenheffing en rioolheffing vermeld. Uit artikel 3 van de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2022 respectievelijk artikel 6 van de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2022 van de gemeente [gemeente] blijkt dat de aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing voor het belastingjaar 2022 uit vaste bedragen bestaan. De hoogte van de aanslagen zijn dus niet afhankelijk van de WOZ-waarde.
7. Eiser stelt dat zijn huur rechtsreeks afhankelijk is van de WOZ-waarde, omdat voor het bepalen van de hoogte van de huur een puntensysteem geldt dat deels is gebaseerd op de WOZ-waarde. Volgens eiser is gelet hierop het verschil tussen geliberaliseerde en niet-geliberaliseerde (sociale) huur niet relevant voor de vraag of sprake is van procesbelang.
8. De rechtbank overweegt in lijn met haar uitspraken van 18 oktober 2019 dat een huurder onder omstandigheden een procesbelang kan hebben als het gaat om een sociale huurwoning, omdat gelet op wettelijke systematiek de WOZ-waarde kan doorwerken op de huurprijs van sociale huurwoningen. In deze uitspraken is de rechtbank ook uitvoerig ingegaan op het puntensysteem waar eiser op wijst. Mede gelet op dit puntensysteem geldt als uitgangspunt dat iemand procesbelang heeft als hij een sociale huurwoning huurt met een huur die dichtbij de maximale huurprijsgrens ligt of kan komen te liggen. De rechtbank constateert dat eiser niet een huurovereenkomst heeft overlegd waaruit zijn huursituatie blijkt. De heffingsambtenaar heeft bovendien betwist dat sprake van een niet-geliberaliseerde huur. Het is niet uitgesloten dat ook bij niet-geliberaliseerde huur sprake kan zijn van procesbelang, maar dat laat onverlet dat het aan eiser is om zijn procesbelang aannemelijk te maken. De stelling van eiser dat zijn huurprijs hoe dan ook afhankelijk is van de WOZ-waarde door het puntensysteem heeft hij niet nader geconcretiseerd of onderbouwd en is daarmee onvoldoende om procesbelang aan te nemen.
9. De conclusie is dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij met het instellen van beroep in een gunstiger positie kan komen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen. De rechtbank is daarom van oordeel dat hij geen procesbelang heeft. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te tekenen.
griffier | rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 12‑04‑2023
ECLI:NL:RBMNE:2019:4832, 4833, 4834 en 4835.