Einde inhoudsopgave
Invoeringswet Omgevingswet
Artikel 4.35 (aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Redactionele toelichting
Deze wijziging is reeds aangebracht bij de wijziging van 14-04-2020, Stb. 112.
- Bronpublicatie:
26-05-2021, Stb. 2021, 286 (uitgifte: 18-06-2021, kamerstukken: 35664)
14-03-2020, Stb. 2020, 112 (uitgifte: 09-04-2020, kamerstukken: 35133)
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Justitie en Veiligheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Een aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet, geldt als een instructie als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet, waardoor in het omgevingsplan blijvend wordt voorzien in een beschermingsregime voor het stads- of dorpsgezicht dat is omschreven in die aanwijzing.
2.
Tot het omgevingsplan onherroepelijk voorziet in:
- a.
een verbod op het slopen van in ieder geval de bouwwerken van een stads- of dorpsgezicht die maken dat de groep van onroerende zaken van algemeen belang is wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en
- b.
op de karakteristieken van het beschermde stads- of dorpsgezicht afgestemde beoordelingsregels voor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit,
is voor het slopen een vergunning vereist voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet en is de weigeringsgrond, bedoeld in artikel 2.16 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, van overeenkomstige toepassing.
3.
Als een aanwijzing of intrekking als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet, niet van kracht is, blijft het oude recht van toepassing als voor de inwerkingtreding van afdeling 2.5 van de Omgevingswet een voorstel als bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet, is verzonden.