NJ 2015/257
Inbeslagneming en verschoningsrecht advocaat.
HR 21-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:1092, m.nt. F. Vellinga-Schootstra
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 april 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, N. Jörg
- Zaaknummer
14/03444
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
F. Vellinga-Schootstra
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS140420:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1092, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑04‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:494, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑03‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑10‑2014
- Wetingang
Essentie
Wanneer een verschoningsgerechtigde bij de inbeslagneming van stukken zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven of geschriften die noch voorwerp van het strafbare feit uitmaken noch tot het begaan daarvan hebben gediend en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. (Vgl. HR NJ 1992/315). Het oordeel van de rechtbank dat de in beslag genomen geschriften voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend is, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.