NJB 2024/510
Verweer over overschrijding van de redelijke termijn, art. 6 EVRM: als een verweer waarop uitdrukkelijk een beslissing moet worden gegeven, kan niet gelden de stelling ‘Er is sprake van (…) een overschrijding van de redelijke termijn’ wanneer daarbij niet wordt aangevoerd op welke gronden de redelijke termijn zou zijn overschreden.’
HR 13-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:168
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 februari 2024
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
23/00824
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:168, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑02‑2024
- Wetingang
Essentie
Verweer over overschrijding van de redelijke termijn, art. 6 EVRM: als een verweer waarop uitdrukkelijk een beslissing moet worden gegeven, kan niet gelden de stelling ‘Er is sprake van (…) een overschrijding van de redelijke termijn’ wanneer daarbij niet wordt aangevoerd op welke gronden de redelijke termijn zou zijn overschreden.’
Uitspraak
Inleiding
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof niet heeft beslist op het beroep dat namens de verdachte is gedaan op overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM.
Volgens het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.