Einde inhoudsopgave
Wet verplaatsing bevolking
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1994
- Bronpublicatie:
04-06-1992, Stb. 1992, 422 (uitgifte: 01-01-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 22061 Overheid.nl: 22061)
- Inwerkingtreding
01-01-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-1993, Stb. 1993, 693 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
De burgemeester kan ten behoeve van verplaatste en te verplaatsen personen hetzij het beschikbaar stellen in gebruik van woonruimte, gebouwen en andere onderkomens, zo nodig met inventaris, hetzij onderbrenging, al of niet met onderhoud, vorderen. De vordering kan in werking treden zodra de beslissing daartoe is bekendgemaakt op de daarbij bepaalde wijze.
2.
Onderbrenging in de zin van deze wet omvat het beschikbaar stellen in gebruik van vertrekken met nachtligging, meubilair, alsmede verwarming en verlichting of plaats in een verwarmd en verlicht vertrek, ter keuze van de bewoner. Onderhoud in de zin van deze wet omvat het verschaffen van spijs en drank.
3.
Van iedere vordering wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk bewijs, waarin de aard, de omvang en de tijdsduur van de vordering omschreven zijn, uitgereikt aan de belanghebbende, zijnde degene, die krachtens recht van eigendom, bezit, gebruik of uit anderen hoofde de woonruimte of de goederen die in de vordering begrepen zijn, in gebruik heeft.
4.
Indien de tijdsduur van een vordering meer bedraagt dan drie dagen kan de rechthebbende daartegen beroep instellen bij de commissie, bedoeld in artikel 16.
5.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken stelt nadere regelen vast omtrent de toepassing van de eerste twee leden.