Einde inhoudsopgave
De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener (O&R nr. 101) 2017/3.1
3.1 Inleiding
I.P.M.J. Janssen, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
I.P.M.J. Janssen
- JCDI
JCDI:ADS371493:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Voetnoten
Voetnoten
Waar ik in dit hoofdstuk spreek over de civielrechtelijke zorgplicht doel ik op de civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener tenzij anders vermeld. Deze verplichting kan ook van toepassing zijn in andere verhoudingen, zoals ten aanzien van derden of de borg. Dat valt echter buiten het bestek van dit onderzoek.
In paragraaf 3.2.3 licht ik toe waarom ik in principe de term civielrechtelijke zorgplicht gebruik in plaats van bijzondere zorgplicht.
Uit hoofdstuk 2 blijkt welke deelverplichtingen uit de MiFID-loyaliteitsverplichting voortvloeien voor de beleggingsdienstverlener. Daarnaast heeft de zorgplicht van de beleggingsdienstverlener zich in het privaatrecht in de jurisprudentie ontwikkeld. Tot op heden is de jurisprudentie van de Hoge Raad beperkt gebleven tot particuliere cliënten.1 In dit hoofdstuk analyseer ik deze jurisprudentie en geef ik aan welke concrete verplichtingen uit de civielrechtelijke zorgplicht kunnen voortvloeien en welke overwegingen aan het bestaan van deze verplichtingen ten grondslag liggen. Op die manier probeer ik de reikwijdte van de verplichtingen in breder perspectief te plaatsen. In tegenstelling tot de Hoge Raad zelf, duid ik de jurisprudentie van de Hoge Raad jegens de particuliere belegger niet aan als bijzondere zorgplicht maar als civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener.2 Ik beperk mij in dit hoofdstuk echter niet tot de particuliere cliënt, maar analyseer ook de rechtspraak die inmiddels is gewezen ten aanzien van de niet-particuliere cliënt. In tegenstelling tot bij de rechtspraak over particuliere cliënten, bespreek ik ten aanzien van de niet-particuliere cliënt wel lagere rechtspraak omdat de Hoge Raad zich nog niet heeft uitgelaten over de civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener tegenover niet-particuliere cliënten.
Naast de inhoudelijke bespreking van de civielrechtelijke zorgplicht, komen ook de overige vereisten – die zowel voor particuliere als niet-particuliere cliënten gelden – van een beroep op schending van de civielrechtelijke zorgplicht aan bod. Zo bespreek ik de privaatrechtelijke grondslagen waarin de overkoepelende gedragsnorm van de civielrechtelijke zorgplicht tot uitdrukking kan komen. In het kader van onrechtmatige daad bespreek ik ook het relativiteitsvereiste. Daarnaast komen de overige vereisten aan de orde die de cliënt moet doorlopen om tot schadevergoeding te komen, indien eenmaal vaststaat dat sprake is van schending van de civielrechtelijke zorgplicht. De cliënt moet dan nog het causaal verband tussen schending van de civielrechtelijke zorgplicht en de ontstane schade aantonen. Daarna komt aan de orde hoe de omvang van de schade bepaald moet worden. Als laatste bespreek ik enkele elementen die de te vergoeden schade kunnen verminderen, zoals voordeelsverrekening, eigen schuld en de schadebeperkingsplicht. Daarbij komt aan de orde in hoeverre de specifieke aard van schending van de civielrechtelijke zorgplicht in de relatie tussen beleggingsdienstverlener en cliënt van invloed is op die vereisten en mogelijk leidt tot de toepassing van een uitzondering.
3.1.1 Onderscheid verschillende deelverplichtingen