Einde inhoudsopgave
Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom
Artikel 5 Buitengewone en tijdelijke aanvullende middelen ter bestrijding van de gevolgen van de COVID-19-crisis
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2021
- Bronpublicatie:
14-12-2020, Trb. 2021, 5 (uitgifte: 12-01-2021, regelingnummer: 2020/2053)
- Inwerkingtreding
01-06-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-2021, Trb. 2021, 77 (uitgifte: 04-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Overheidsfinanciën / Begroting
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Uitsluitend met het oog op het aanpakken van de gevolgen van de COVID-19-crisis door middel van de verordening van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie en de daarin genoemde sectorale wetgeving:
- a.
wordt de Commissie gemachtigd om namens de Unie middelen op kapitaalmarkten maximaal 750 miljard EUR in prijzen van 2018 te lenen. De transacties tot het opnemen van leningen worden uitgevoerd in euro;
- b.
maximaal 360 miljard EUR in prijzen van 2018 van de geleende middelen mogen worden gebruikt voor het verstrekken van leningen en, in afwijking van artikel 4, maximaal 390 miljard EUR in prijzen van 2018 van de geleende middelen mag worden gebruikt voor uitgaven.
Het in de eerste alinea, onder a), bedoelde bedrag wordt aangepast op basis van een vaste deflator van 2 % per jaar. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad jaarlijks in kennis van het aangepaste bedrag.
De Commissie beheert de in eerste alinea, onder a), bedoelde opname van leningen op zodanige wijze dat na 2026 geen nieuwe netto opname van leningen plaatsvindt.
2.
De terugbetaling van de hoofdsom van de geleende voor de in lid 1, eerste alinea, onder b), van dit artikel bedoelde uitgaven te gebruiken middelen en de daarmee samenhangende verschuldigde rente komen ten laste van de Uniebegroting. Overeenkomstig artikel 112, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad1) mag de vastlegging in de begroting in verscheidene jaartranches worden verdeeld.
De terugbetaling van de in de lid 1, eerste alinea, onder a), van dit artikel bedoelde middelen geschiedt overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer, volgens een schema dat waarborgt dat de verplichtingen gestaag en voorspelbaar verminderen. Met de terugbetaling van de hoofdsom van de middelen wordt vóór het einde van de MFK-periode 2021–2027 begonnen, met een minimumbedrag, voor zover bedragen die niet voor uit hoofde van de in lid 1 van dit artikel bedoelde leningen verschuldigde rentebetalingen zijn gebruikt, het toelaten, met inachtneming van de in artikel 314 VWEU bepaalde procedure. Alle verplichtingen als gevolg van de uitzonderlijke en tijdelijke machtiging van de Commissie om in lid 1 van dit artikel bedoelde leningen op te nemen worden uiterlijk op 31 december 2058 volledig terugbetaald.
De door de Unie in een gegeven jaar verschuldigde bedragen voor de terugbetaling van de hoofdsom van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde middelen belopen niet meer dan 7,5 % van het in lid 1, eerste alinea, onder b), bedoelde maximumbedrag dat voor uitgaven moet worden gebruikt.
3.
De Commissie treft de noodzakelijke regelingen voor het beheer van de transacties tot het opnemen van leningen. De Commissie informeert het Europees Parlement en de Raad regelmatig en uitgebreid over alle aspecten van haar strategie voor schuldbeheer. De Commissie stelt een tijdschema voor de uitgifte vast met de verwachte uitgiftedata en -volumes voor het komende jaar, en een plan met de verwachte aflossingen van de hoofdsom en rentebetalingen, en deelt het aan het Europees Parlement en de Raad mee. De Commissie actualiseert dat tijdschema regelmatig.
Voetnoten
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).