Einde inhoudsopgave
Wet luchtvaart
Artikel 3.13
Geldend
Geldend vanaf 30-08-2017
- Redactionele toelichting
Herstel van de wijziging van 23-09-2015, Stb. 345.
- Bronpublicatie:
17-05-2017, Stb. 2017, 320 (uitgifte: 29-08-2017, kamerstukken: 34591)
- Inwerkingtreding
30-08-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-08-2017, Stb. 2017, 321 (uitgifte: 29-08-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt aangegeven welke bewijzen van luchtwaardigheid Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan afgeven, alsmede de verplichtingen en de bevoegdheden, welke aan ieder bewijs verbonden zijn.
2.
In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan worden aangegeven in welke gevallen aan de houder van een luchtvaartuig, waarvoor EASA geen type-certificaat of aanvullend type-certificaat heeft afgegeven, Onze Minister van Infrastructuur en Milieu een type-certificaat, aanvullend type-certificaat dan wel een bewijs van luchtwaardigheid kan afgeven of wijzigen.
3.
Aan een bewijs van luchtwaardigheid kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden. Het is verboden in strijd met die voorschriften of beperkingen te handelen.
4.
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan met betrekking tot een luchtvaartuig, dat naar zijn oordeel van historische waarde is en niet voldoet aan de eisen van EASA, een bewijs van luchtwaardigheid afgeven, mits het betrokken luchtvaartuig voldoet aan de bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot de luchtwaardigheid van dat luchtvaartuig gestelde eisen.