NJB 2021/115
Bijkomende straf van ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder of feitelijk bestuurder van enige rechtspersoon, art. 51 lid 2, aanhef en onder 2° en 3°, jo. 28 lid 1, aanhef en onder 5°, Sr: is deze bekomende straf toepasbaar indien niet de verdachte als feitelijk leidinggever het feit heeft begaan maar de rechtspersoon waaraan hij leiding gaf? Dat is het geval. Uit voornoemde bepaling volgt namelijk dat ook de verdachte die is veroordeeld voor het feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon plegen van een strafbaar feit, kan worden ontzet uit het recht tot uitoefening van bepaalde beroepen, indien de wet voor dat feit deze ontzetting toelaat
HR 15-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2039
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 december 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/04538
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:2039, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:804, Conclusie, Hoge Raad, 15‑09‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑03‑2020
- Wetingang
Essentie
Bijkomende straf van ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder of feitelijk bestuurder van enige rechtspersoon, art. 51 lid 2, aanhef en onder 2° en 3°, jo. 28 lid 1, aanhef en onder 5°, Sr: is deze bekomende straf toepasbaar indien niet de verdachte als feitelijk leidinggever het feit heeft begaan maar de rechtspersoon waaraan hij leiding gaf? Dat is het geval. Uit voornoemde bepaling volgt namelijk dat ook de verdachte die is veroordeeld voor het feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon plegen van een strafbaar feit, kan worden ontzet uit het recht ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.