Rb. Den Haag, 30-06-2016, nr. C/09/509239 / KG ZA 16-479
ECLI:NL:RBDHA:2016:7320
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
30-06-2016
- Zaaknummer
C/09/509239 / KG ZA 16-479
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2016:7320, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 30‑06‑2016; (Kort geding)
Uitspraak 30‑06‑2016
Inhoudsindicatie
IE-zaak. Handelsnaamrecht. Inbreuk ex artikel 5 Hnw. Verwarringsgevaar door gebruik jongere handelsnaam gelet op overeenstemming tussen de handelsnamen, de aard van de ondernemingen en de plaats van vestiging.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/509239 / KG ZA 16-479
Vonnis in kort geding van 30 juni 2016
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[A] SCHOENEN V.O.F.,
gevestigd te Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard,
2. [A2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3. [A3],
wonende te [woonplaats 2] ,
eiseressen,
advocaat mr. O.F.X. Roozemond te Amersfoort,
tegen
1. de vennootschap onder firma
SCHOENMODE KRIMPEN - SCHOENMAKERIJ [B],
gevestigd te Krimpen aan de Lek, gemeente Krimpenerwaard,
2. de vennootschap onder firma
SCHOENMAKERIJ [B] V.O.F.,
gevestigd te Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard,
3. [B3],
wonende te [woonplaats 3] ,
4. [B4],
wonende te [woonplaats 4] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.P.M. van der Westerlaken te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk [A] Schoenen VOF, de heer [A2] en mevrouw [A3] worden genoemd en gezamenlijk worden aangeduid als eiseressen. Gedaagden zullen hierna afzonderlijk schoenwinkel Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] , Schoenmakerij [B] VOF, de heer [B3] en mevrouw [B4] worden genoemd en gezamenlijk worden aangeduid als gedaagden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 22 april 2016 met producties 1-16, waarbij productie 8 ontbreekt;
- -
de brief van de advocaat van eiseressen d.d. 15 juni 2016 met daarbij een aanpassing van productie 16 (kostenopgave);
- -
de mondelinge behandeling van 16 juni 2016;
- -
de pleitnota van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De heer [A2] heeft samen met zijn vrouw, mevrouw [A3] , een schoenwinkel in Lekkerkerk overgenomen van zijn vader. Zij hebben op 2 januari 1990 [A] Schoenen VOF opgericht ten behoeve van de exploitatie van deze winkel. Sinds deze datum wordt de handelsnaam ‘ [A] Schoenen’ voor de schoenwinkel gebruikt.
2.2.
De heer [B3] , de broer van de heer [A2] , heeft vanaf 1986 een schoenmakerij in Reeuwijk geëxploiteerd onder de naam ‘Schoenmakerij [C] ’. In de periode tussen 1990 en 1995 heeft hij de schoenmakerij van zijn vader in Lekkerkerk overgenomen. De heer [B3] heeft, samen met zijn vrouw, mevrouw [B4] , op 1 januari 1993 Schoenmakerij [B] VOF opgericht. Sindsdien drijft deze vennootschap onder firma een onderneming die zich bezighoudt met schoenmakerij in Lekkerkerk, onder de handelsnaam ‘Schoenmakerij [B] ’.
2.3.
Schoenmakerij [B] VOF heeft op 1 augustus 2006 een schoenwinkel gekocht die was gevestigd in winkelcentrum ‘Carillon’ in Krimpen aan de Lek, een dorp dat op vijf kilometer afstand van Lekkerkerk ligt. De schoenwinkel in Krimpen aan de Lek werd aanvankelijk gedreven onder de naam ‘Carillons Schoenenhuis’, met als onderschrift ‘Schoenmakerij [B] ’. Deze schoenwinkel is een nevenvestiging van Schoenmakerij de [B] VOF, zo blijkt uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, maar is in deze procedure als aparte vennootschap onder firma gedagvaard (gedaagde sub 1, nader aangeduid als schoenwinkel Schoenmode Krimpen – Schoenmakerij [B] ).
2.4.
Op 25 november 2014 is, na een wijziging van de locatie van de winkel binnen Krimpen aan de Lek, de naam van de schoenwinkel gewijzigd in ‘Schoenmode [B3] ’. Bij bepaalde uitingen werd daarbij opnieuw het onderschrift ‘Schoenmakerij [B] ’ gebruikt.
2.5.
Eiseressen zijn vanwege voornoemde naamswijziging een kort geding procedure op grond van artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw) begonnen tegen Schoenmakerij [B] VOF, de heer [B3] en mevrouw [B4] . Bij vonnis van 16 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank geoordeeld dat de gedaagden in die procedure het gebruik in het economisch verkeer van de handelsnaam ‘Schoenmode [B3] ’, al dan niet met het onderschrift ‘Schoenmakerij [B] ’, dienden te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom (hierna: het kort geding vonnis). De voorzieningenrechter heeft in dat vonnis onder meer overwogen dat zowel in de handelsnaam ‘ [A] Schoenen’ als in de handelsnaam ‘Schoenmode [B3] ’, al dan niet met het onderschrift ‘Schoenmakerij [B] ’ de woorden ‘ [A] ’ het meest kenmerkende bestanddeel vormen. Gelet op de overige omstandigheden van het geval heeft de voorzieningenrechter voorshands geoordeeld dat sprake is van verwarringsgevaar en dat ‘Schoenmode [B] ’, al dan niet met het onderschrift ‘Schoenmakerij [B] ’, inbreuk maakt op de oudere handelsnaam ‘ [A] schoenen’.
2.6.
Gedaagden hebben vervolgens de naam van de schoenwinkel in Krimpen aan de Lek gewijzigd in ‘Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] ’. Op de website en in reclame-uitingen van de winkel wordt de aanduiding ‘Schoenmakerij [B] ’ steeds direct onder ‘Schoenmode Krimpen’ weergegeven.
2.7.
Op de website van de schoenwinkel www.schoenmodekrimpen.nl staat op de pagina ‘Geschiedenis’ de volgende tekst:
“Schoenmode Krimpen – Schoenmakerij Schoenmakerij [B]
In Krimpen aan de Lek vindt u onze In Lekkerkerk vindt u onze schoenmakerij.
Schoenenwinkel. Naast een ruim aanbod Hier worden alle schoenen gerepareerd. Ook
aan kinder- dames- en herenschoenen vind u hier de schoenenoutlet met een groot
kunt u hier ook terecht voor podologie, assortiment aan schoenen uit een eerder
accessoires, en al uw schoenreparaties seizoen tegen zeer lage prijzen!
en depot stomerij.”
2.8.
Bij brief van 14 september 2015 heeft de advocaat van eiseressen bij gedaagden bezwaar gemaakt tegen het gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] ’. In de brief is er verder op gewezen dat nu de schoenmakerij in Lekkerkerk ook als outlet-store voor schoenen wordt gebruikt, de aard van die onderneming is gewijzigd en ook ten aanzien van die locatie sprake is van handelsnaaminbreuk.
2.9.
Tussen partijen is vervolgens contact geweest over de mogelijkheid van een minnelijke schikking. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid. Bij brief van 27 oktober 2015 heeft de advocaat van eisers gedaagden gesommeerd het gebruik van ‘Schoenmakerij [B] ’ als bestanddeel van de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] ’ te staken, almede de activiteiten in de locatie in Lekkerkerk te beperken in die zin dat daar geen verkoop van schoenen meer plaatsvindt. Gedaagden hebben aan deze sommatie geen gehoor gegeven. Eiseressen zijn niet overgegaan tot inning van dwangsommen.
2.10.
In april 2016 hebben gedaagden in de regionale media geadverteerd met de volgende tekst:
OUTLET SHOPPING
[adres] LEKKERKERK
500 paar damesschoenen, laarsjes en sandalen
50% TOT 75% KORTING
SUPERSTUNT DEZE WEEK
Wo/do/vrij en zaterdag geopend!!!!
70% korting
[afbeelding pand]
Ook voor al uw schoen-, tas- en lederreparaties
Schoenmakerij [B3]
[adres] LEKKERKERK – TEL. [nr]
3. Het geschil
3.1.
Eiseressen vorderen, na vermindering van eis ter zitting, samengevat, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden gebiedt ieder gebruik in het economisch verkeer van de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] ’ en ieder gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmakerij [B] ’ dan wel ‘Schoenmakerij [B3] ’ voor zover deze laatste twee worden gebruikt in verband met de verkoop van schoenen te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom, met bepaling van de termijn voor het aanhangig maken van een bodemprocedure ex artikel 1019i Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op zes maanden en met veroordeling van gedaagden in de werkelijke kosten van dit geding conform artikel 1019h Rv, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
3.2.
Eiseressen leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat zij zich op grond van artikel 5 Hnw kunnen verzetten tegen het gebruik door gedaagden van de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] ’ en tegen de handelsnamen ‘Schoenmakerij [B] ’ en ‘Schoenmakerij [B3] ’ voor zover deze laatste worden gebruikt in verband met de verkoop van schoenen. Eiseressen stellen dat genoemde handelsnamen slechts in geringe mate afwijken van de oudere handelsnaam ‘ [A] Schoenen’ en er gelet op de aard van de ondernemingen en de plaats waar de ondernemingen gevestigd zijn, verwarringsgevaar te duchten is. Eiseressen wijzen ter onderbouwing van hun vorderingen voorts naar het kort geding vonnis.
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1.
Eiseressen beroepen zich op een voortdurende handelsnaaminbreuk door gedaagden. Zij hebben derhalve een spoedeisend belang bij hun vorderingen. Gedaagden hebben de spoedeisendheid overigens ook niet bestreden.
Eisvermindering
4.2.
Gedaagden hebben bezwaar gemaakt tegen de eisvermindering ter zitting met als grond dat zij hun processtrategie hebben gebaseerd op de vorderingen zoals opgenomen in de dagvaarding. Gelet op het bepaalde in artikel 129 Rv kunnen gedaagden zich niet tegen de eisvermindering verzetten, die overigens daags voor de zitting telefonisch aan gedaagden was aangekondigd.
Inbreuk op handelsnaamrecht
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het verboden is een handelsnaam te voeren die, voordat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, indien dientengevolge, gelet op de aard en plaats van beide ondernemingen, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is. Het feit dat een handelsnaam de familienaam van de eigenaar van de onderneming bevat, vormt geen rechtvaardiging voor het voeren van een verwarringwekkende handelsnaam. Gelet op deze uitgangspunten overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B]
4.4.
Gedaagden hebben slechts aangevoerd dat zij naar hun mening met de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen – Schoenmakerij [B] ’ die schoenwinkel Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] sinds september 2015 voert, hebben voldaan aan de veroordeling in het kort geding vonnis. Of dat zo is, kan in het midden blijven nu deze procedure geen executiegeschil betreft. De voorzieningenrechter begrijpt dat gedaagden zich daarmee op het standpunt stellen dat zij met de nieuwe handelsnaam voldoende afstand hebben genomen van de handelsnaam ‘ [A] Schoenen’ en dat van handelsnaamrechtelijke inbreuk derhalve geen sprake is. Dat verweer faalt.
4.5.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] ’ inbreuk maakt op de oudere handelsnaam ‘ [A] Schoenen’ die [A] Schoenen VOF voert en licht dit hierna toe.
4.6.
Zowel in de handelsnaam ‘ [A] Schoenen’ als in de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] ’ is het element ‘ [A] ’ het meest kenmerkende bestanddeel. De overige elementen (schoenen, c.q. schoenmode, schoenmakerij en Krimpen) zijn daaraan ondergeschikt. De elementen ‘schoenen’ respectievelijk ‘schoenmode’ en ‘schoenmakerij’ zijn beschrijvend. Het element ‘Krimpen’ verwijst naar de plaats van vestiging. Nu het meest kenmerkende bestanddeel in de handelsnamen, te weten ‘ [A] ’, identiek is en ook de ondergeschikte elementen (behalve Krimpen) behoorlijke gelijkenis vertonen, stemmen beide handelsnamen in aanzienlijke mate overeen. In vergelijkbare zin oordeelde de voorzieningenrechter in het kort geding vonnis.
4.7.
Niet in geschil is, zoals de voorzieningenrechter overwoog in het kort geding vonnis, dat de handelsnaam ‘ [A] Schoenen’ sinds 1990 wordt gevoerd en dus ouder is dan de door gedaagden gebruikte handelsnaam, dat de aard van de ondernemingen dezelfde is, namelijk de detailhandel in schoenen, dat de ondernemingen op 5 km van elkaar gevestigd zijn en dat de ondernemingen zich beide richten op hetzelfde publiek, te weten het algemene publiek in de Krimpenerwaard. Ook niet in geschil is dat het publiek mogelijk kennis heeft van het feit dat de ondernemingen worden gedreven door twee broers waardoor het publiek eerder zal aannemen dat de ondernemingen aan elkaar gelieerd zijn.
4.8.
Alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemende, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat er gevaar voor verwarring te duchten is als bedoeld in artikel 5 Hnw als gevolg van het gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] ’ door gedaagden.
Schoenmakerij [B] en Schoenmakerij [B3]
4.9.
Het gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmakerij [B] ’ dan wel ‘Schoenmakerij [B3] ’ voor de onderneming die gevestigd is in Lekkerkerk was geen onderdeel van de rechtsstrijd in de eerdere kort geding procedure. Dit is het evenwel geworden omdat gedaagden in deze schoenmakerij ook een outlet zijn gaan exploiteren waar zij schoenen verkopen. Uitsluitend tegen het gebruik van genoemde handelsnamen voor de verkoop van schoenen maken eiseressen op basis van hun handelsnaam [A] Schoenen bezwaar, niet tegen het gebruik van die handelsnamen voor de schoenmakerij.
4.10.
Gedaagden verweren zich tegen de gestelde handelsnaaminbreuk en voeren daartoe aan dat de schoenenverkoop in de schoenmakerij niet meer is dan een ondergeschikte nevenactiviteit, namelijk een kleinschalige outlet van overjarige modellen.
4.11.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmakerij [B] ’ dan wel ‘Schoenmakerij [B3] ’ inbreukmakend voor zover die handelsnaam wordt gebruikt voor een onderneming in de Krimpenerwaard die (ook) schoenen verkoopt. De voorzieningenrechter licht dit hierna toe.
4.12.
Gedaagden hebben niet weersproken dat wat de verkoop van schoenen betreft, de handelsnaam ‘ [A] Schoenen’ als de oudere handelsnaam te gelden heeft.
4.13.
Op dezelfde gronden als hiervoor overwogen, is sprake van handelsnamen die in aanzienlijke mate met elkaar overeenstemmen. Vast staat verder dat het hier gaat om twee in dezelfde plaats gevestigde ondernemingen die zich richten op het algemene publiek in de Krimpenerwaard. Ook hier geldt dat het publiek mogelijk kennis heeft van het feit dat de ondernemingen worden gedreven door twee broers waardoor het publiek eerder zal aannemen dat de ondernemingen aan elkaar gelieerd zijn.
4.14.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of sprake is van ondernemingen van gelijke aard. De voorzieningenrechter is voorshands met eiseressen van oordeel dat de verkoop van schoenen door gedaagden niet als ondergeschikte nevenactiviteit kan worden beschouwd. Gedaagden vermelden zowel op de website van Schoenmode Krimpen – Schoenmakerij [B] VOF als in advertenties dat Schoenmakerij [B] VOF in Lekkerkerk een schoenen outlet exploiteert. Zo wordt op de website bij een verwijzing naar Schoenmakerij [B] VOF niet alleen gewezen op schoenreparatie maar wordt ook nadrukkelijk de outlet genoemd: “(…) Ook vindt u hier de schoenenoutlet met een groot een groot assortiment aan schoenen (…) ” (zie 2.7). In reclame-uitingen van Schoenmakerij [B] VOF adverteert zij met een aanbod van “500 paar damesschoenen, laarsjes en sandalen” tegen hoge kortingen tot wel 70%. De schoenherstelwerkzaamheden worden in de advertentie pas in de laatste regel genoemd (zie 2.10). Tijdens de zitting hebben gedaagden desgevraagd toegelicht dat in de schoenwinkel in Krimpen aan de Lek zo’n 1.000 paar schoenen uitgestald staan ten opzichte van zo’n 500 paar in de schoenmakerij in Lekkerkerk. De voorzieningenrechter acht de aantallen paar schoenen waarmee Schoenmakerij [B] VOF adverteert en die zij ook in haar pand te koop aanbiedt van meer dan een commercieel verwaarloosbare omvang. De aard van de onderneming van gedaagden in Lekkerkerk is dan ook veranderd van uitsluitend schoenmakerij in schoenmakerij en schoenwinkel. Zodoende stemt de aard van beide ondernemingen in ieder geval deels overeen. Of ook voor wat betreft de schoenmakerij activiteiten sprake is van een zekere verwantschap kan in het midden blijven nu die activiteiten geen onderwerp van geschil zijn.
4.15.
Alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemende, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat er ook gevaar voor verwarring te duchten is als bedoeld in artikel 5 Hnw als gevolg van het gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmakerij [B] ’ voor Schoenmakerij [B] VOF. Hetzelfde geldt voor de handelsnaam ‘Schoenmakerij [B3] ’ waarvan onweersproken is gesteld dat ook die voor de betreffende onderneming wordt gevoerd. Voor de goede orde, voor zover die handelsnamen worden gebruikt voor een onderneming die schoenmakerij diensten exploiteert, is tussen partijen niet in geschil dat dat gebruik is toegestaan. [A] Schoenen VOF en Schoenmakerij [B] VOF bestaan als schoenwinkel enerzijds en schoenmakerij anderzijds immers ook al jarenlang naast elkaar.
4.16.
Het verweer van gedaagden dat geen sprake is van misleiding door gebruik van de aanduiding ‘schoenmakerij’ in de handelsnaam van een onderneming die ook schoenen verkoopt, kan verder buiten beschouwing blijven. Eiseressen hebben ter zitting verduidelijkt dat de vorderingen niet zijn gegrond op de gestelde misleiding maar uitsluitend op het gestelde verwarringsgevaar.
Vorderingen
4.17.
Gedaagden hebben aangevoerd dat eiseressen geen belang hebben bij het gevorderde verbod op het gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen – Schoenmakerij [B] ’. Gedaagden hebben kort voor de zitting aangeboden, en bieden dat nog steeds aan, om de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] ’ te wijzigen in die zin dat ‘ [A] ’ daarvan geen onderdeel meer uitmaakt. Reeds omdat gedaagden geen onthoudingsverklaring hebben afgegeven, versterkt met een boete in geval van overtreding van de toezegging, houden eiseressen evenwel belang bij toewijzing van een verbod versterkt met een dwangsom.
4.18.
Ook het gebruik van de handelsnamen ‘Schoenmakerij [B] ’ en ‘Schoenmakerij [B3] ’ zal worden verboden op straffe van een dwangsom, maar uitsluitend voor wat betreft gebruik voor de verkoop van schoenen.
4.19.
Gelet op de tijd die nodig is om een handelsnaam en de daarmee samenhangende promotionele activiteiten te wijzigen, zullen de verboden worden toegewezen op een termijn van vier weken.
4.20.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gemaximeerd op € 50.000,-. Voor een matiging of maximering tot een lager bedrag, zoals bepleit door gedaagden, bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen reden.
4.21.
De voorzieningenrechter zal de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv bepalen op zes maanden.
Proceskosten
4.22.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Eiseressen vorderen op de voet van artikel 1019h Rv vergoeding van de volledige proceskosten en hebben deze kosten gespecificeerd tot een bedrag van € 9.869,12 aan kosten advocaat. Gedaagden hebben bezwaar gemaakt tegen dit bedrag. Zij voeren daartoe aan dat de advocaat van eiseressen buitensporig veel uren (namelijk 44) heeft besteed aan deze zaak, waarvoor na het eerdere kort geding slechts twee inhoudelijke brieven en de dagvaarding zijn opgesteld en kort overleg heeft plaatsgevonden.
4.23.
Artikel 1019h Rv is op deze zaak van toepassing. Deze zaak kan worden aangemerkt als een eenvoudig kort geding waarvoor in de Indicatietarieven in IE-zaken een indicatiebedrag van € 6.000,- staat vermeld. Nu gedaagden betwisten dat de gevorderde kosten redelijk en evenredig zijn, is het aan eiseressen de overschrijding van genoemd indicatiebedrag toe te lichten. Eiseressen hebben hiervoor geen deugdelijke toelichting gegeven. Zodoende zal de voorzieningenrechter de kosten aan de zijde van eiseressen op voornoemd indicatiebedrag begroten.
4.24.
Voor een verdere matiging, zoals door gedaagden verzocht, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. Dat tijdens schikkingsonderhandelingen kort voor de zitting een voorstel is gedaan dat deels aan de vorderingen tegemoet kwam, kan niet redengevend zijn voor een matiging. Dat een substantieel deel van de gevorderde kosten samenhangt met de ingetrokken vorderingen (en daarmee nodeloos zouden zijn gemaakt) is niet gesteld en ook niet aannemelijk. De vorderingen hielden nauw verband met elkaar en hadden betrekking op hetzelfde feitencomplex.
4.25.
Zodoende begroot de voorzieningenrechter de proceskosten op € 6.000,- aan kosten advocaat, € 106,86 aan explootkosten en € 619,- aan griffierecht, en dus in totaal op
€ 6.725,86, te vermeerderen met wettelijke rente. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt gedaagden om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseressen bestaande uit het gebruik in het economisch verkeer van de handelsnaam ‘Schoenmode Krimpen - Schoenmakerij [B] ’ te staken en gestaakt te houden;
5.2.
gebiedt gedaagden om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseressen bestaande uit het gebruik in het economisch verkeer van de handelsnaam ‘Schoenmakerij [B] ’ dan wel ‘Schoenmakerij [B3] ’ te staken en gestaakt te houden, voor zover deze handelsnaam dan wel handelsnamen wordt dan wel worden gebruikt voor een onderneming die zich (mede) bezig houdt met de verkoop van schoenen;
5.3.
bepaalt dat gedaagden bij overtreding van het onder 5.1 en/of 5.2 bevolene een dwangsom verbeuren van € 500,- voor iedere dag (elk deel van een dag als een hele gerekend), waarop de overtreding voortduurt, tot een maximum van in totaal € 50.000,- is bereikt;
5.4.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van eiseressen tot op heden begroot op € 6.725,86, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis;
5.5.
bepaalt de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak in de zin van
artikel 1019i Rv op zes maanden na de datum van dit vonnis;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.M. Loos en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2016.