NJ 2020/314
Cassatie in het belang van de wet. Proceskostenvergoeding als bedoeld in art. 13a Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) indien de inleidende beschikking niet wordt vernietigd.
HR 07-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:563, m.nt. W.H. Vellinga
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 april 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
19/03614
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS230903:1
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Handhaving verkeersvoorschriften
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:563, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1201, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2019
- Wetingang
Essentie
Cassatie in het belang van de wet. Beslissing van het Hof Arnhem-Leeuwarden om voortaan uitsluitend een proceskostenvergoeding als bedoeld in art. 13a WAHV toe te kennen indien de inleidende beschikking wordt vernietigd is in zijn algemeenheid niet juist.
Samenvatting
Ten aanzien van een proceskostenvergoeding ex art. 13a WAHV komen alleen die kosten voor vergoeding in aanmerking die de andere partij redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat dit het geval is als de betrokkene geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. Bij het bepalen van het antwoord op de vraag ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.