In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, met proces-verbaalnummer: 2014027172, onderzoeksnaam ‘Kabelbaan’ ingekomen op 9 januari 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 4212.
Hof 's-Hertogenbosch, 21-11-2016, nr. 20-001963-15
ECLI:NL:GHSHE:2016:5164, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-11-2016
- Zaaknummer
20-001963-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2016:5164, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑11‑2016
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1883, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2015:3336, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
Uitspraak 21‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Het hof veroordeelt verdachte ter zake van het medeplegen van moord en valsheid in geschrift tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van voorarrest.
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001963-15
Uitspraak : 21 november 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 11 juni 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-879323-14 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring De Vecht te Nieuwersluis.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van - kort gezegd - het medeplegen van moord (feit 1) en valsheid in geschrift (feit 2) veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de rechtbank beslist over een onder verdachte in beslag genomen goed.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
verdachte ter zake van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren met aftrek van voorarrest;
de teruggave aan verdachte zal gelasten van het in beslag genomen goed.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging- en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.zij op of omstreeks 27 februari 2014 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) (meermalen) een of meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] door een of meer van die kogel(s) is getroffen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) op of omstreeks 27 februari 2014 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) (meermalen) een of meer kogel(s) in de richting van [slachtoffer] afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] door een of meer kogel(s) is getroffen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welk feit zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of ander(en), althans alleen, op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 november 2013 tot en met 27 februari 2014 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, al dan niet door tussenkomst van een of meer ander(en), door giften en/of beloften en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het opzettelijk verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten:
˗ het in het vooruitzicht stellen van een (groot) geldbedrag, en/of
˗ een of meer goed(eren), en/of
˗ het verzorgen/verstrekken van een of meer vuurwapen(s) en/of telefoon(s), en/of
˗ het verstrekken van (telefonische) informatie in verband met een voorverkenning, en/of
˗ het verstrekken van (telefonische) informatie omtrent de (reis)bewegingen en/of verblijfplaats(en) van die [slachtoffer] , en/of
˗ het verstrekken van andere voor de moord relevante informatie over die [slachtoffer] ,
opzettelijk heeft uitgelokt.
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en) op of omstreeks 27 februari 2014 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) (meermalen) een of meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] door een of meer kogel(s) is getroffen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 november 2013 tot en met 27 februari 2014 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door (telkens) opzettelijk:
˗ (telefonische) contacten te zoeken en/of te onderhouden met een of meer mededader(s) en/of
˗ inlichtingen te (doen) verstrekken in verband met een voorverkenning en/of
˗ inlichtingen te (doen) verstrekken omtrent de (reis)bewegingen en/of de verblijfplaats(en) van [slachtoffer] en/of
˗ een of meer betaling(en) te (doen) verrichten aan een of meer mededader(s).
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 18 november 2013 te Eindhoven, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een aanvraagformulier DELA LeefdoorPlan (aanvraag levensverzekering) en/of een DELA LeefdoorPlan gezondheidsverklaring, zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt, althans heeft vervalst hebbende zij, verdachte toen daar (telkens) opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid:
˗ het aanvraagformulier DELA LeefdoorPlan (ten behoeve van een aanvraag voor een levensverzekering van 250.000 euro) op of omstreeks 9 november 2013 ondertekend als zijnde [slachtoffer] en/of
˗ de DELA LeefdoorPlan gezondheidsverklaring op of omstreeks20 oktober 2013 ondertekend als zijnde [slachtoffer] ,
(telkens) met het oogmerk om voormeld(e) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
zij op 27 februari 2014 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en haar mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met vuurwapens kogels in de richting van die [slachtoffer] afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] door meer van die kogels is getroffen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.zij in de periode van 9 november 2013 tot en met 13 november 2013 te Eindhoven, althans in Nederland, opzettelijk een aanvraagformulier DELA LeefdoorPlan (aanvraag levensverzekering), zijnde een geschrift dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, hebbende zij, verdachte toen daar opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid:
˗ het aanvraagformulier DELA LeefdoorPlan (ten behoeve van een aanvraag voor een levensverzekering van 250.000 euro) op of omstreeks 9 november 2013 ondertekend als zijnde [slachtoffer] ,
met het oogmerk om voormeld geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Het hof acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Het hof grondt dat oordeel op onderstaande bewijsmiddelen.1.2.
Feit 1
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] voor zover dit
- zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen:3.
Op 13 maart 2014, werd door mij een geluidsfragment teruggeluisterd welke door de Regionale Meldkamer te Eindhoven was veiliggesteld. Het geluidsfragment betreft een gesprek tussen de meldkamer en een meldster. De melding werd gedaan op 27 februari 2014 om 21.24 uur.
MK = meldkamer
M = meldster
“MK: Meldkamer ambulancedienst, wat is precieze het adres van het noodgeval?
M: [plaats 1] 31, euh.. Hij is geschoten.
MK: Welke gemeente?
M: Eindhoven.
MK: Welke straat?
M: [plaats 1] .
MK: Wat is er precies gebeurd?
M: Euh ik hoorde net geknal enne.. ja, de vriend van de buurvrouw, is geschoten net.
MK: Waar is hij precies geschoten?
M: In de rug, buik, euh.
MK: Luister. Hij is in zijn rug en in zijn buik geschoten zegt u?
M: Ja, ja, ja. Wel tien keer ofzo geschoten zegt hij.
MK: Waar is de schutter, weet je dat?
M: Ik hoorde net een motor, brommerfietser ofzo wegrijden dus euh.”
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen:4.
Op 27 februari 2014, omstreeks 21:25 uur kreeg ik, verbalisant, de melding dat er iemand beschoten was op de [plaats 1] te Eindhoven.
Terwijl ik de [plaats 1] opreed, zag ik ter hoogte van pandnummer 29, personen staan die mij wenkten. Nadat ik uit het dienstvoertuig stapte, begaf ik me naar het pand [plaats 1] 29.
Voor de voordeur van pandnummer 29 zag ik een persoon op de grond liggen met naast hem een blonde vrouw die later de vriendin van het slachtoffer bleek te zijn. Ik zag dat de persoon op de grond bebloed was rondom zijn heup en zijn armen en dat er een deken op hem lag rondom zijn middel. Ik zag het slachtoffer de mij ambtshalve bekende [slachtoffer] was.
Ik hoorde de blonde vrouw zeggen:
˗ "Ze hebben op hem geschoten toen hij uit zijn auto stapte".
˗ "Hij komt net van het sporten".
˗ "Hij zegt dat ze tien keer op hem geschoten hebben".
Links van het dienstvoertuig stonden diverse voertuigen geparkeerd. Later trof ik hulzen aan, aan de passagierszijde van het dienstvoertuig en bloedsporen vanaf het dienstvoertuig richting het pand waar het slachtoffer lag.
Ik heb de verbalisant van de Forensische Technische Dienst hierop gewezen.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisanten dan wel een van hen:5.
Op 27 februari 2014 werden wij naar het Catharina ziekenhuis in Eindhoven gestuurd. Aldaar stond een verbalisant een slachtoffer te bewaken die even daarvoor binnen was gebracht naar aanleiding van een schietincident.
Het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , lag op dat moment op de operatiekamer.
Op 28 februari 2014 vernamen wij van het medische personeel dat het slachtoffer was overleden.
Op 28 februari 2014 te 2.55 uur werd door ons, verbalisanten, het stoffelijk overschot in beslag genomen.
Een proces-verbaal van gerechtelijke sectie van verbalisant [verbalisant 5] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:6.
Op 1 maart 2014 heb ik, verbalisant werkzaam bij de Forensische Opsporing de forensische sectie bijgewoond van het slachtoffer [slachtoffer] .
De sectie werd verricht door [arts-patholoog NFI] , als arts-patholoog verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).
Er werden tijdens de sectie drie projectielen uit het lichaam verwijderd en aan mij overgedragen. Deze drie projectielen werden door mij in Eindhoven overgedragen aan forensisch coördinator [verbalisant 11] werkzaam bij de Forensische Opsporing van de politie Oost-Brabant.
Een deskundigenrapport met opschrift “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” opgesteld door [arts-patholoog NFI] , arts en patholoog verbonden aan het NFI voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van voornoemde deskundige:7.
Zaakgegevens
Datum sectie: 1 maart 2014
1. Overledene
Naam: [slachtoffer]
De overledene is overleden in het Catharina Ziekenhuis te Eindhoven op28 februari 2014 omstreeks 02.41 uur.
2. Verkregen informatie
Volgens verkregen informatie van de verbalisant en het voorhanden schouwverslag zou [slachtoffer] op straat zijn beschoten op 27 februari 2014. Hij zou naar het ziekenhuis zijn vervoerd, waarbij hij bij binnenkomst nog aanspreekbaar zou zijn. In het ziekenhuis zou middels onderzoek (echo van de buik) veel bloed in de buik zijn gezien. Omdat hij snel achteruit zou zijn gegaan, zou geen CT-scan meer zijn verricht, maar zou hij gelijk zijn geopereerd. Op diverse manieren zou zijn geprobeerd zijn bloeding te stelpen. Er zou nog geprobeerd zijn met een ballonpomp de bloeddruk op peil te houden, echter dit had geen baat. [slachtoffer] bleef veel bloed verliezen en overleed.
3. Vraagstelling
In opdracht van de rechter-commissaris in 's-Hertogenbosch werd nagegaan de oorzaak van de dood en hetgeen verder van belang mocht blijken.
5. Resultaten
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] is het navolgende gebleken.
A. Uitwendig
4. Er waren in totaal 11 huidperforaties (A t/m K). Alle huidperforaties gingen met bloeduitstorting gepaard. De perforaties waren als volgt:
Letsel | Plaats en omschrijving letsel |
A | Aan de buik links was een ronde huidperforatie met een diameter van circa 0,5 cm (mogelijk inschot). |
B | Aan de buik links-zijwaarts laag was een iets onregelmatige huidperforatie met een diameter van circa 0,6 cm (mogelijk uitschot). |
C | Links laag aan de rug was een ronde huidperforatie van circa 0,5 cm (mogelijk inschot). |
D | Hoog aan het linkerbovenbeen links zijwaarts, op de overgang naar de flank, was een ronde huidperforatie met een diameter van circa 0,5 cm (mogelijk inschot). |
E | Aan de linkerbil was een ronde huidperforatie van circa 0,5 cm (inschot). |
F | Aan de strekzijde van de linkerbovenarm was een ronde huidperforatie van circa 0,5 cm (inschot). |
G | Zijwaarts aan de linkeronderarm was een huidperforatie van circa 0,5 cm waarvan de vorm door de aanwezigheid van bloed niet goed beoordeeld kon worden. |
H | Aan de buigzijde van de linkeronderarm was een huidperforatie van circa 0,5 cm waarvan de vorm door de aanwezigheid van bloed niet goed beoordeeld kon worden. |
I | Hoog aan het rechterbovenbeen zijwaarts was een iets rafelige huidperforatie van circa 0,5 cm (mogelijk uitschot). |
J | Aan de binnenzijde van het rechterbovenbeen was een ronde huidperforatie van circa 0,5 cm (mogelijk inschot). |
K | Rechts zijwaarts op de overgang van de borstkas naar de buik was een iets langwerpige onregelmatige huidperforatie van circa 1 x 0,5 cm (mogelijk uitschot). |
5. Aan de borstkas rechts zijwaarts was een paarse huidverkleuring door onderhuidse bloeduitstorting waarbij over intacte huid een projectiel (genoemd kogel 2) voelbaar was.
B. Inwendig
1. Er waren in totaal zeven schotkanalen te herleiden (alle met bloeduitstortingen gepaard), waarvan de richting (het verloop) van enkele vermoedelijk was. De richting is bepaald aan het gestrekte lichaam.
A. In relatie met letsel A, letsel D, letsel K en projectiel, genoemd kogel 2, waren door de buikholte twee schotkanalen. Kogel 2 en letsel K waren dicht bij elkaar gelegen en er was overlap van de twee schotkanalen mogelijk. Hierdoor kon niet bepaald worden of het inschot in relatie stond met letsel A of letsel D. Tevens kon dan ook niet bepaald worden of het doorschot via letsel K, in relatie stond met letsel A of letsel D. In relatie met deze schotkanalen was uitgebreide bloeduitstorting in de weke delen van de buik. In de ader en slagader van de rechternier waren verscheuringen en er was een doorschot aan de lever. In relatie met letsel D was het linkerheupbeen geraakt.
B. In relatie met letsel C en B was er een doorschot aan de linkerflank door de weke delen van buikwand. Alleen weke delen waren geraakt en de buikholte was niet geperforeerd.
C. In relatie met letsel E was er een inschot aan de linkerbil/linkerbovenbeen naar rechts, voetwaarts en voorwaarts, eindigend in het linker bovenbeensbot met hierin een projectiel, genoemd kogel 3. Het linker bovenbeensbot was gebroken.
D. In relatie met F was er een inschot aan de linkerbovenarm waarbij het schotkanaal naar rechts verliep eindigend binnenwaarts in de huid van de linkerbovenarm, al waar een projectiel, genoemd kogel 1. Het bovenarmsbot was gebroken.
E. In relatie met letsel G en H was er een doorschot door de linkeronderarm waarbij alleen weke delen waren geraakt. In relatie met letsel J en I was er een doorschot aan het rechterbovenbeen waarbij alleen weke delen waren geraakt.
2. Er waren bleke organen, waaronder de schildklier, de nieren en de hersenen. Er was 650 ml bloed in de rechterborstholte en 400 ml bloed in de linkerborstholte.
6. Interpretatie van resultaten
Er waren bij sectie aan het lichaam tekenen van doorgemaakt uitwendig mechanisch perforerend geweld passend bij drie inschoten en vier doorschoten (sub A4 en B1). De huidperforaties sub A4 waren, gezien de begeleidende bloeduitstortingen, alle bij leven ontstaan. Er was een toestand na operatie waardoor de beoordeling van de inwendige letsels van de buik beperkt was.
In relatie met letsel A, letsel D, letsel K en projectiel, genoemd kogel 2, waren door de buikholte twee schotkanalen. Het projectiel, genoemd kogel twee en letsel K waren dichtbij elkaar gelegen en er was overlap mogelijk van deze twee schotkanalen (sub B1a). Gezien deze mogelijk overlap en de operatieve veranderingen waardoor de beoordeling van de inwendige letsels van de buik beperkt was, kon niet meer bepaald worden of in relatie met letsel A of in relatie met letsel D een inschot of doorschot was opgeleverd. Wel was uitgebreide bloeduitstorting en bloeding ontstaan sub A1 en B2 waarmee het intreden van de dood wordt verklaard.
7. Conclusie
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] wordt het intreden van de dood verklaard door verbloeding veroorzaakt door inwerking van meervoudig uitwendig mechanisch perforerend geweld.
Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van verbalisant [verbalisant 6] afgelegde verklaring van getuige [getuige 1] :8.
Adres getuige: [plaats 1] 25 te Eindhoven
V: vraag verbalisant
A: antwoord getuige
V: Wat kunt u over die avond vertellen?
A: Volgens mij was het die avond 27 februari 2014, volgens mij om 21.20 uur. Ik hoorde op dat moment een aantal knallen.
V: Wat hoorde u precies?
A: Ik hoorde echt pang-pang en verder. Echt zoals op televisie. En dan meerdere keren. Dit klonk in mijn beleving achter elkaar. Direct daarna hoorde ik een scooter of een motor met een rotgang langs mijn huis rijden.
V: Uit welke richting kwam deze scooter/motor?
A: Uit de richting van de parkeerplaats aan de [plaats 1] .
Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van verbalisant [verbalisant 6] afgelegde verklaring van getuige [getuige 2] :9.
Adres getuige: [plaats 1] 41 te Eindhoven
V: vraag verbalisant
A: antwoord aangever
V: Wat kunt u vertellen over de avond van 27 februari 2014?
A: Die avond zat ik met mijn vrouw in de woonkamer. Rond 21.30 uur ongeveer, hoorde ik een knal. En meteen nog knallen. Tussen de eerste en de andere knallen was de tijd kort. Hooguit twee seconden.
A: Ik ben toen meteen opgestaan en naar de voorzijde gelopen. Ik ben aan de voorzijde naar buiten gegaan.
A: Ik heb toen gekeken in de richting van de parkeerplaats van de [plaats 1] , het hofje. Voor mij was het al duidelijk dat de knallen van voor kwamen. Ik zag een man lopen die van links kwam, vanaf de parkeerplaats en liep in de richting van de woning [plaats 1] 29. Ik hoorde dat die man zei: “Ik ben beschoten”. Ik zag dat die man anders liep, verzwakt of zoiets.
V: Wat dacht je?
A: Voor mij was het wel duidelijk, hij was beschoten. Vervolgens zag ik dat hij naar nummer 29 liep.
V: Je vertelde dat je een scooter weg hoorde rijden. Hoe ging dat?
A: Nog voor ik die man van 29 had zien lopen hoorde ik al een scooter rijden. Ik hoorde de scooter wegrijden. Niet dat hij gestart werd. Ik hoorde het wegrijdende geluid en in mijn beleving was dit, vanaf de parkeerplaats, de andere kant van waar mijn woning staat. De scooter reed de parkeerplaats af.
Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] afgelegde verklaring van getuige [getuige 3] :10.
Op 27 februari 2014 tussen 21.00 uur en 21.30 uur, zat ik op de eerste verdieping aan de achterzijde van de woning [plaats 2] in Eindhoven. Ik hoorde op een gegeven moment een kloppend geluid alsof iemand op de poort sloeg. Ik hoorde dat geluid meerdere keren kort achter elkaar. Ik keek vervolgens door de luxaflex naar de achterzijde van de woning. Ik zag ongeveer vijftien tot twintig seconden later twee personen op een scooter rijden over een gangetje aan de achterzijde van de woning.
Naar mijn idee reden ze snel en ik zag dat ze vanuit dat gangetje rechtsaf de
[plaats 3] opreden in de richting Geldrop. Ze reden zonder af te remmen de [plaats 3] op. Op de scooter zaten twee mensen met een helm op.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 9] , [verbalisant 10] en [verbalisant 11] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisanten dan wel een van hen:11.
Op 27 februari 2014 omstreeks 22.30 uur werd door ons, verbalisanten, als forensisch onderzoekers een forensisch onderzoek naar sporen verricht naar aanleiding van een doodslag/moord gepleegd aan de [plaats 1] te Eindhoven.
Toelichting
Daar waar in dit proces-verbaal wordt vermeld dat sporen/sporendragers zijn veiliggesteld, wordt tevens bedoeld dat deze in beslag zijn genomen. Op het moment van veiligstellen wordt aan deze sporen en sporendragers een S(poor) I(dentificatie) N(ummer) toegekend. In dit proces-verbaal kan bij het noemen van het spoor/sporendrager naar dit unieke SIN nummer worden verwezen. In dit proces-verbaal is een lijst met omschrijving van de sporen/sporendragers opgenomen.
Informatie voorafgaande aan het onderzoek
Het ter plaatse aanwezige politiepersoneel deelde ons het navolgende mede:
˗ op 27 februari 2014 kwam het slachtoffer [slachtoffer] aan op de [plaats 1] te Eindhoven;
˗ het slachtoffer was naar de sportschool geweest en parkeerde zijn auto voorzien van kenteken [kenteken auto slachtoffer] op het parkeerterrein aan de [plaats 1] ;
˗ bij het uitstappen uit het voertuig werd het slachtoffer direct beschoten.
Onderzoekslocatie
Aan de [plaats 1] te Eindhoven bevond zich een parkeerterrein waaraan rondom woningen waren gevestigd. De [plaats 1] was bereikbaar via een inrit komende vanaf de [plaats 2] te Eindhoven.
Kijkende vanaf de inrit naar het parkeerterrein bevonden zich rechtdoor acht naast elkaar gelegen parkeervakken die parallel aan de woningen voorzien van perceelnummer 27 tot en met 33 waren gesitueerd (genaamd parkeervak 1).
Daarvoor bevonden zich zes naast elkaar gelegen parkeervakken, die parallel aan de eerder genoemde parkeervakken waren gesitueerd (genaamd parkeervak 2).
Tussen parkeervak 1 en parkeervak 2 bevond zich een rijbaan. Deze rijbaan verliep vanaf de inrit langs parkeervak 2 af en tussen parkeervak 1 en 2 door. Het parkeerterrein was van de woningen afgescheiden middels een trottoir en enkele lage muurtjes. Vanaf dit trottoir waren meerdere doorgangen tussen de woningen die naar andere wegen leiden. De woning [plaats 1] 29 was bereikbaar vanaf de parkeerterrein via genoemd trottoir.
Onderzoek plaats delict
Op 27 februari 2014 startten wij, verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , met een onderzoek op de plaats delict.
Kijkende naar parkeervak 1 zagen wij dat in het rechtse parkeervak een voertuig geparkeerd stond van het merk Peugeot, type Partner voorzien van de Nederlandse kentekenplaten [kenteken auto slachtoffer] met daarnaast een voertuig van het merk Toyota, type RAV4.
Wij vonden meerdere hulzen.
˗ Wij zagen één huls te midden van de rijbaan. Deze werd voorzien van het markeringsnummer 1. De huls werd verpakt in een hulzenkoker en een papieren zak, die werd verzegeld en voorzien van SIN AAGR5761NL. De huls was voorzien van een indruk op de hulsbodem zijnde "32 auto C.B.C.".
˗ Op het trottoir troffen wij een tweede huls. Deze huls bevond zich daar waar het politievoertuig zich had bevonden en werd voorzien van markeringsnummer 2. De huls werd door mij, verbalisant [verbalisant 9] , verpakt in een hulzenkoker en een papieren zak, die werd verzegeld en voorzien van SIN AAGR5764NL. Wij zagen dat de hulsbodem van deze huls voorzien was van rode verf en een indruk "S&B 7.65".
˗ Op de rijbaan nabij het voertuig voorzien van kentekenplaten [kenteken auto slachtoffer] zagen wij nog een huls die voorzien werd van markeringsnummer 3. De huls werd door mij, verbalisant [verbalisant 9] , verpakt in een hulzenkoker en een papieren zak, die werd verzegeld en voorzien van SIN AAGR5765NL. Wij zagen dat de hulsbodem van deze huls voorzien was van rode verf en een indruk "S&B 7.65".
˗ Op het trottoir, naast het parkeervak alwaar de Peugeot geparkeerd stond, zagen wij twee hulzen. De hulzen werden respectievelijk voorzien van de markeringsnummers 4 en 5. Door mij, verbalisant [verbalisant 9] , werden de hulzen afzonderlijk verpakt in een hulzenkoker en een papieren zak, die werd verzegeld en respectievelijk werden voorzien van SIN AAGR5766NL (4) en AAGR5767NL (5). Wij zagen dat de huisbodem van de huls met markeringsnummer 4 voorzien was van rode verf en een indruk "S&B 7.65". Wij zagen dat de hulsbodem van de huls met markeringsnummer 5 voorzien was van een indruk "9mm Luger LZ".
˗ Te midden van de rijbaan, nabij de huls voorzien van markeringsnummer 1, troffen wij nog een huls aan. Deze huls werd gemarkeerd met nummer 16. Door mij, verbalisant [verbalisant 9] , werd de huls verpakt in een huizenkoker en een papieren zak, die werd verzegeld en voorzien van SIN AAGR5774NL. Wij zagen dat de huisbodem van deze huls voorzien was van een indruk "32 auto C.B.C.".
Na navraag bleek mij dat de hulzen van het kaliber 32 auto en 7.65 met eenzelfde vuurwapen verschoten zouden kunnen worden.
Voor de Toyota zagen wij meerdere bloedconcentraties. Wij zagen bloedsporen vanaf dit voertuig tot aan de woning [plaats 1] 29. De bloedsporen verliepen vanaf de rijbaan over het trottoir naar de woning.
Nabij een van de bloedconcentraties zagen wij enkele manteldelen. Door mij, verbalisant [verbalisant 9] , werden de manteldelen verpakt in een papieren zak die werd verzegeld en voorzien van SIN AAGR5769NL.
In de deuropening van de [plaats 1] 29 te Eindhoven zagen wij enkele kledingstukken en goederen. Wij zagen een rood T-shirt. Bij het oppakken van het shirt viel een projectiel op de grond. Het projectiel werd door mij, verbalisant [verbalisant 9] , verpakt in een plastic koker en een papieren zak, die werd verzegeld en voorzien van SIN AAGR5971NL. Wij zagen dat het projectiel een volmantel had van messing.
Onderzoek speurhond
Op 27 februari 2014 (het hof begrijpt: 28 februari 2014) omstreeks 1.57 uur werd ter plaatse een onderzoek verricht door [verbalisant 12] , speurhondengeleider werkzaam bij de Landelijke Eenheid, en zijn speurhond explosieven. Tijdens het onderzoek werden twee hulzen aangetroffen ter hoogte van parkeervak 2, tegenover de eerder genoemde Toyota. De hulzen werden gemarkeerd met driehoekige nummerbordjes 1 en 2. Vervolgens werden de hulzen door mij, verbalisant [verbalisant 11] , afzonderlijk veiliggesteld in een plastic koker en een papieren zak, welke werden verzegeld en respectievelijk werden voorzien van SIN AAEY1575NL (1) en AAEY1574NL (2).
Samenvattende bevindingen
Gelet op de aangetroffen bloedsporen en het aantreffen van het slachtoffer kan gesteld worden dat het slachtoffer zijn eerste verwondingen opgelopen heeft ter hoogte van de Peugeot en de Toyota en zich vervolgens heeft begeven naar de woning aan de [plaats 1] 29 te Eindhoven.
Gelet op de verschillende kalibers van de aangetroffen hulzen kan gesteld worden dat ten tijde van het incident met ten minste twee vuurwapens projectielen verschoten zijn.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 10] ,
[verbalisant 11] en [verbalisant 9] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisanten dan wel een van hen:12.
Algemeen
Op 28 februari 2014, omstreeks 1.45 uur stelden wij, verbalisanten, medewerkers van de Forensisch Opsporing een forensisch technisch onderzoek in naar het aantreffen van een uitgebrande scooter. De scooter zou mogelijk door daders van een schietincident gebruikt zijn. Het schietincident vond plaats op de [plaats 1] te Eindhoven. De [plaats 1] is gelegen op een afstand, hemelsbreed, van 1.400 meter van de plaats waar de scooter is aangetroffen.
Omschrijving plaats aantreffen
Het betrof een zandpad genaamd [plaats 4] te Eindhoven. Het zandpad vormt een verbinding tussen de gemeente Eindhoven en de gemeente Geldrop en is gelegen aan de noordzijde van het Eindhovens Kanaal. Ter plaatse bevond zich over het zandpad een spoorbrug. Komende uit de richting van de [plaats 3] en gaande in de richting van Eindhoven was voor de spoorbrug een verbreding in het zandpand gelegen. Tevens lag er een zandpad parallel aan de spoorbaan. Bij de spoorbrug was een talud gelegen. De scooter werd door ons liggend nabij het talud aangetroffen.
Onderzoek scooter
Wij zagen dat de scooter op de linkerzijkant lag met de voorzijde in de richting van het zandpad. Wij zagen dat de scooter door de inwerking van brand totaal vernield was.
Nadat door ons de scooter is onderzocht, werd de scooter veiliggesteld en voorzien van SIN AAGZ4156NL. Vervolgens werd de scooter voor nader onderzoek, door een aangewezen takel- en bergingsbedrijf, overgebracht naar de conserveerruimte gelegen aan de [plaats 5] te Eindhoven.
Na het onderzoek van de scooter werd door ons het zandpad verder onderzocht. Onder de spoorbrug troffen wij drie hulzen aan. Door ons werden de aangetroffen hulzen voorzien van spoormarkeringsbordjes voorzien van de nummer 17, 18 en 19.
Hierna werden de aangetroffen hulzen door ons veiliggesteld, gewaarmerkt en afzonderlijk voorzien van SIN AAGR5780NL, AAGR5779NL en AAGR5778NL.
Bij het veiligstellen zagen wij dat alle hulzen voorzien waren van een bodemstempel met de tekst "9MM LUGER".
Speurhond
Op 28 februari 2014 omstreeks 3.15 uur werd door [verbalisant 12] , werkzaam bij de Landelijke Eenheid afdeling Speur en Specialistische dieren, de plaats van aantreffen van de scooter met een gecertificeerde speurhond onderzocht. Bij dit onderzoek werden tien hulzen onder de spoorbrug aangetroffen. De hulzen werden door mij, verbalisant [verbalisant 11] , voorzien van spoormarkeringsbordjes voorzien van nummers 3 tot en met 12.
De hulzen werden vervolgens veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van SIN. Tevens werd de hulsbodem bekeken ter bepaling van omschrijving (het hof: zie kaliber in onderstaande tabel).
Spoornummer | Omschrijving | Kaliber | SIN |
3 | Huls | 9 MM | AAEY1576NL |
4 | Huls | 9 MM | AAEY1577NL |
5 | Huls | 7,65 | AAEY1578NL |
6 | Huls | 7,65 | AAEY1579NL |
7 | Huls | 7,65 | AAEY1580NL |
8 | Huls | .32 auto | AAEY1581NL |
9 | Huls | 7,65 | AAEY1582NL |
10 | Huls | 7,65 | AAEY1583NL |
11 | Huls | 9 MM | AAEY1584NL |
12 | Huls | 9 MM | AAEY1585NL |
Een proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 13] ,
[verbalisant 14] en [verbalisant 15] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisanten dan wel een van hen:13.
Op 28 februari 2014 hebben wij, verbalisanten, op verzoek van [verbalisant 11] , werkzaam als Forensisch coördinator forensisch technische bijstand verleend aan het rechercheonderzoek genaamd ‘Kabelbaan’. Deze bijstand bestond onder andere uit het fotografisch vastleggen van de plaatsen van onderzoek en het eventueel forensisch veiligstellen van sporen(dragers).
Tijdens het fotograferen werd door mij op het trottoir van het voetgangersgebied tussen de [plaats 1] en [plaats 6] te Eindhoven een huls aangetroffen. Ik, verbalisant [verbalisant 15] , heb deze huls als sporendrager veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN-nummer AAGG4283NL.
Door verbalisant [verbalisant 14] werd tevens een projectiel aangetroffen. Dit projectiel bevond zich in het gras ter hoogte van de spoorbrug. Door mij, verbalisant [verbalisant 15] , werd dit projectiel als sporendrager veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN-nummer AAGG4282NL.
Een deskundigenrapport met opschrift “Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Eindhoven op 28 februari 2014 (het hof begrijpt: 27 februari 2014)” opgesteld door [medewerker NFI 1] , verbonden aan het NFI voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van voornoemde deskundige:14.
1. Te onderzoeken materiaal
Tabel 1, overzicht te onderzoeken materiaal ontvangen op 21 maart 2014.
SIN | Omschrijving |
AAEY1574NL tot en met AAEY1585NL, AAGG4283NL, AAGR5761NL, AAGR5764NL tot en met AAGR5767NL, AAGR5774NL, AAGR5778NL tot en met AAGR5780NL | Munitie (hulzen) |
AAGG4282NL | Munitie (patroon) |
Tabel 2, overzicht te onderzoeken materiaal ontvangen op 19 maart 2014.
SIN | Omschrijving |
AAEY1955NL tot en met AAEY1957NL, AAGR5769NL, AAGR5971NL | Munitie (kogelpunten) |
AAGG4103NL | Munitie (projectiel) |
2. Vraagstelling
Zijn de verschoten munitiedelen afkomstig uit één of meerdere vuurwapen(s)?
3. Onderzoek
Het onderzoek is verricht zoals omschreven in vakbijlage 'Vergelijkend kogel- en hulsonderzoek' versie 6, januari 2010.
4.3
Vergelijkend onderzoek hulzen [AAEY1576NL, -577NL, -584NL, -585NL,
AAGR5767NL, -778NL, -779NL en -780NL]
Hypothesestelling
Gezien de vraagstelling en de resultaten van een verricht vooronderzoek zijn voor de acht hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum (hof: SIN nummers hierboven genoemd) de volgende hypothesen beschouwd.
Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
Hypothese 2: De hulzen zijn verschoten met twee of meer vuurwapens van hetzelfde
kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
Resultaten
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen de afvuursporen in de hulzen is gebleken dat:
˗ de oneffenheden in de slagpinindrukken overeenkomen bij alle hulzen;
˗ de oneffenheden in de stootbodemsporen overeenkomen bij enkele hulzen;
˗ in de overige sporen geen kenmerkende overeenkomsten of verschillen werden
waargenomen.
Interpretatie van de resultaten
De waargenomen overeenkomsten tussen sporen in de hulzen passen goed bij de hypothese dat deze met hetzelfde vuurwapen zijn verschoten (hypothese 1). Op
basis van de structuur van de kraslijnen en oneffenheden zijn deze sporen als kenmerkend voor het gebruikte vuurwapen beoordeeld. Hierdoor is er een kleine kans om deze mate van overeenkomst waar te nemen als de hulzen zijn verschoten met twee of meer vuurwapens (hypothese 2).
4.4
Vergelijkend onderzoek hulzen [AAEY1574NL, -575NL, -578NL, -579NL, -580NL, -581NL, -582NL, -583NL, AAGG4283NL, AAGR5761NL, -764NL, -765NL, -766NL en -774NL]
Hypothesestelling
Gezien de vraagstelling en de resultaten van het vooronderzoek zijn voor de veertien hulzen van het kaliber 7,65 mm Browning (hof: SIN nummers hierboven genoemd) de volgende hypothesen beschouwd.
Hypothese 3: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
Hypothese 4: De hulzen zijn verschoten met twee of meer vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
Resultaten
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen de afvuursporen in de hulzen is gebleken dat:
˗ de op kraslijnen gelijkende indrukken in de hulsuitwerpsporen aansluiten bij alle hulzen;
˗ de oneffenheden in de patroontrekkerhaaksporen overeenkomen bij alle hulzen;
˗ in de overige sporen geen kenmerkende overeenkomsten of verschillen werden waargenomen.
Interpretatie van de resultaten
De waargenomen overeenkomsten tussen sporen in de hulzen passen goed bij de hypothese dat deze met hetzelfde vuurwapen zijn verschoten (hypothese 3). Op basis van de structuur van de kraslijnen en oneffenheden zijn deze sporen als zeer kenmerkend voor het gebruikte vuurwapen beoordeeld. Hierdoor is het vrijwel uitgesloten om deze mate van overeenkomst waar te nemen als de hulzen zijn verschoten met twee of meer vuurwapens (hypothese 4).
4.5
Vergelijkend onderzoek kogels en manteldeel [AAEY1955NL, -956NL, -957NL, AAGG4103NL en AAGR5769NL]
Hypothesestelling
Gezien de vraagstelling en de resultaten van het vooronderzoek zijn voor de vijf kogels en het manteldeel, passend bij het kaliber 7,65 mm Browning (hof: SIN nummers hierboven genoemd) de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 5: De kogels en het manteldeel zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop. Hypothese 6: De kogels en het manteldeel zijn afgevuurd uit twee of meer lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
Resultaten
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen de sporen in de kogels is gebleken dat de kraslijnen in de groeven voor een deel aansluitingen vormen.
Interpretatie van de resultaten
De waarneming dat de kraslijnen in de kogels deels aansluiten past goed bij de hypothese dat deze afgevuurd zijn uit dezelfde loop (hypothese 5). Op basis van de structuur van de kraslijnen zijn deze sporen als zeer kenmerkend voor de loop van het gebruikte vuurwapen beoordeeld. Hierdoor is er een kleine kans om deze mate van aansluiting waar te nemen als de kogels zijn afgevuurd uit twee of meer lopen (hypothese 6).
5. Conclusie
De hulzen konden worden onderverdeeld in clusters met twee verschillende kalibers, te weten een cluster van acht hulzen in het kaliber 9 mm Parabellum en een cluster van veertien hulzen van het kaliber 7,65 mm Browning. Gezien het verschil in kaliber en in sporen kunnen de hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum niet verschoten zijn uit hetzelfde wapen als de hulzen van het kaliber 7,65 mm Browning en vice versa. Na deze vaststelling is per cluster onderzocht of de hulzen afkomstig zijn uit één of uit meer vuurwapens.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3 juist is, dan wanneer hypothese 4 juist is.
De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn waarschijnlijker wanneer hypothese 5 juist is, dan wanneer hypothese 6 juist is.
Een proces-verbaal van technisch onderzoek van verbalisanten [verbalisant 16] en
[verbalisant 5] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisanten dan wel een van hen:15.
Op 28 februari 2014 hebben wij, verbalisanten, beiden forensisch technisch onderzoeker een onderzoek ingesteld naar de juiste identiteit van het hierna omschreven tweewielige voertuig.
Het onderzoek werd uitgevoerd op verzoek van de forensisch coördinator van Team Grootschalig Optreden (T.G.O.) ‘Kabelbaan’. Het voertuig was volledig uitgebrand en onbeheerd aangetroffen.
Voertuig omschrijving
Soort voertuig: tweewielige motor-, brom- of snorfiets
Merk : Piaggio
Ingeslagen framenummer (V.I.N.): vervalst en gedeeltelijk weggeslepen
Motornummer : CSM1M *7809* (vervalst)
Kentekenplaat : geen
Conclusie
Het model van het onderzochte voertuig betrof een Vespa LX. De modellen zijn verkrijgbaar in snor- of brom- of motorfiets uitvoering. Het voertuig was voorzien van een brandstofmotor met een cilinderinhoud van 125 cc.
Het origineel ingeslagen Voertuig Identificatie Nummer (V.I.N.) was verwijderd. Op die plaats was opnieuw een V.I.N. ingeslagen, hetgeen door slijpsporen ook niet meer leesbaar (te maken) was. De voorloop van het valselijk ingeslagen V.I.N. duidde op een snor- of bromfiets uitvoering.
Het origineel ingeslagen motornummer was verwijderd. Op die plaats was opnieuw een motornummer ingeslagen. Dit valselijk ingeslagen motornummer behoort bij een motorfiets uitvoering type Piaggio Skr 125. Het origineel ingeslagen motornummer kon door ons niet meer achterhaald worden.
Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 17] en [verbalisant 18] afgelegde verklaring van verdachte:16.
V = vraag
A = antwoord
A: [slachtoffer] (het hof: [slachtoffer] ) is 27 februari 2014 gaan sporten en heeft hij zijn moeder gebeld. Mam ik kom er zo aan tussen half 8 en 8 (20.00 uur). [slachtoffer] zei nog, ik ga sporten en kom ik daarna meteen naar huis. Ik bel jou als ik weer terug rij. Ik zei tegen hem dat is prima. Hij belde mij op enig moment. Ik heb dat voor de politie na moeten kijken. Dit was om 21.17 uur. Hij belde mij op en zei: “[verdachte] ik rij nu over de [plaats 7] , ik ben bijna thuis. Fijn schat, fijn. Ik ben bijna thuis. Ik zie jou zo, ik hou van jou schat, ik ook van jou.”
In één keer hoor ik ‘baf’, en hierna ‘toek, toek, toek, toek, toek, toek, toek’.
Die buurvrouw zegt: “[slachtoffer] , die buurman, die buurman ligt hier.” Ik trek het rolgordijn opzij en pakte mijn sleutels en deed de deur open en zag toen [slachtoffer] . Hij lag daar en zat helemaal onder het bloed.
V: Heb je dat briefje (het hof: een briefje met daarop een door [verdachte] genoteerd kenteken) mogelijk nog ergens liggen?
A: In de auto die ik total loss heb gereden. Ze hebben die auto vandaag opgehaald bij het schadebedrijf waar deze stond. Daar lag dat briefje in.
V: Waar stond die auto?
A: Bij [autoschadebedrijf] . Ik heb mijn auto total loss gereden en die auto staat bij dat bedrijf.
V: Wat was het voor een auto?
A: Het was een Fiat Idea.
V: Weet je waar [slachtoffer] vanavond is gaan sporten?
A: Hij is bij [sportschool] (het hof: In Geldrop) gaan sporten. Dat weet ik, omdat hij mij om 21.17 uur nog gebeld had en toen zei dat hij over de [plaats 7] kwam gereden. Dit inkomend gesprek staat nog in mijn telefoon opgeslagen en betrof een gesprek van tien seconden.
V: Met welk telefoonnummer heeft hij jou gebeld?
A: Dit betreft [telefoonnummer 1] .
V: Welk telefoonnummer gebruik je zelf?
A: Ik gebruik het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (het hof begrijpt mede gelet op bewijsmiddel 22: [telefoonnummer 2]).
Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 19] en [verbalisant 20] afgelegde verklaring van getuige [getuige 4] :17.
[slachtoffer] (het hof: [slachtoffer] ) belde tussen 6 of 7 uur en vertelde dat [verdachte] (het hof: [verdachte] ) de kinderen in bad ging doen. Hij zou nog een uurtje gaan sporten. Hij was 8 uur bij mij. Ik was het weer op RTL4 aan het kijken, daarom weet ik dat nog. Hij is toen even naar boven gegaan. Hij heeft een ander shirt aan gedaan. Hij ging weg en zei dat hij na het sporten meteen naar huis zou gaan. Ik heb hem na het sporten niet meer gesproken.
Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 21] afgelegde verklaring van getuige [getuige 4] :18.
Van te voren is [slachtoffer] wel langs geweest en heeft boven sportkleding gepakt. Hij zei nog tegen mij: “Mamma, ik ga ook niet douchen en doe maar even sporten en ga dan direct naar huis en daar ga ik douchen”. Ik schat dat hij een uurtje ging sporten. Hij is toen ook meteen naar huis gegaan.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 22] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisanten dan wel een van hen:19.
Doorzoeking personenauto, merk Fiat, kenteken [kenteken auto verdachte]
Op 28 februari 2014, werd het voertuig [kenteken auto verdachte] doorzocht. Door [verdachte] werd verklaard dat dit voertuig regelmatig door haar werd gebruikt en dat zij dit voertuig total loss had gereden.
Op het moment dat het voertuig werd doorzocht stond deze gestald bij het bedrijf [autoschadebedrijf] . In het voertuig werd, onder andere, een kaart aangetroffen met daarop het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Deze kaart werd in beslag genomen.
Van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] werden de historische verkeersgegevens gevorderd en verkregen. Hieruit bleek dat voornoemd nummer voor het eerst werd gebruikt op 23 januari 2014 te 13:25 uur en voor het laatst werd gebruikt op 27 februari 2014 te 21:18 uur. Gedurende deze periode heeft het telefoonnummer alleen gebruik gemaakt van het telefoontoestel dat voorzien is van het IMEI nummer [IMEI 1] .
Tevens blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gedurende voornoemde periode slechts contact had met de navolgende telefoonnummers:
1. [telefoonnummer 4]
2. [telefoonnummer 5]
3. [telefoonnummer 6]
4. [telefoonnummer 7]
5. [telefoonnummer 8]
Gebruikersgegevens en historische verkoopgegevens
In het onderzoek Kabelbaan werden diverse telefoonnummers bevraagd op hun gebruikersgegevens bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT). Bij de telefoonproviders van de betreffende telefoons werden de historische gegevens gevorderd en verkregen van onder meer de hieronder genoemde telefoonnummers.
Hieruit bleek het volgende:
Telefoonnummer | Provider simkaart | Verkoopgegevens |
[telefoonnummer 3] | Vodafone | Kijkshop B.V. |
[telefoonnummer 5] | Vodafone | Kijkshop B.V. |
[telefoonnummer 6] | Vodafone | Kijkshop B.V. |
[telefoonnummer 7] | Vodafone | Kijkshop B.V. |
[telefoonnummer 9] | Vodafone | Kijkshop B.V. |
Gebruikte IMEI nummers
In het onderzoek Kabelbaan werden van diverse telefoon- en IMEI nummers de historische verkeersgegevens gevorderd en verkregen. Middels analyse van deze gegevens werd gekeken van welke IMEI nummers, de telefoonnummers die verkocht waren door de Kijkshop, gebruik hadden gemaakt.
Hieruit bleek onder meer het volgende:
Telefoonnummer | IMEI nummer |
[telefoonnummer 3] | [IMEI 1] |
[telefoonnummer 5] | [IMEI 2] |
[telefoonnummer 6] | [IMEI 3] |
[IMEI 4] | |
[telefoonnummer 7] | [IMEI 5] |
[telefoonnummer 9] | [IMEI 6] |
Ook werden de telefoonnummers welke, gedurende dit onderzoek (tot en met 17 april 2014), door [verdachte] waren gebruikt, geanalyseerd. Er werd gekeken van welke IMEI nummers de telefoonnummers van [verdachte] gebruik hadden gemaakt.
Hieruit bleek (onder meer) het volgende:
Telefoonnummer | IMEI nummer |
[telefoonnummer 10] | [IMEI 7] |
[telefoonnummer 11] | [IMEI 8] |
[telefoonnummer 12] | |
[telefoonnummer 13] | [IMEI 9] |
Historische verkoopgegevens; IMEI nummer Kijkshop B.V.
Bij de Kijkshop B.V. werden de historische verkoopgegevens gevorderd en verkregen van onder meer de onderstaande IMEI-nummers:
Telefoonnummer | IMEI nummer | Verkoopgegevens IMEI nummer | |
Winkelfiliaal | Datum en tijd | ||
[telefoonnummer 3] | [IMEI 1] | Onbekend | onbekend |
[telefoonnummer 5] | [IMEI 2] | Woenselse markt 19 Eindhoven | 27 februari 2014 te 14.28 uur |
[telefoonnummer 6] | [IMEI 3] | Woenselse markt 19 Eindhoven | 27 februari 2014 te 14.25 uur |
[telefoonnummer 7] | [IMEI 5] | Onbekend | Onbekend |
[telefoonnummer 9] | [IMEI 6] | Woenselse markt 19 Eindhoven | 27 februari 2014 te 14.25 uur |
[telefoonnummer 10] | [IMEI 7] | Woenselse markt 19 Eindhoven | 28 februari 2014 te 16.15 uur |
[telefoonnummer 11] [telefoonnummer 12] | [IMEI 8] | Woenselse markt 19 Eindhoven | 10 maart 2014 te 13.24 uur |
[telefoonnummer 13] | [IMEI 9] | Woenselse markt 19 Eindhoven | 19 maart 2014 te 17.36 uur |
Door de Kijkshop werden kopieën van kassabonnen aangeleverd.
Uit de kassabonnen blijkt dat:
• De IMEI nummers [IMEI 3] en [IMEI 6] tezamen zijn gekocht;
• Het IMEI nummer [IMEI 2] slechts drie minuten later werd gekocht.
Camerabeelden Kijkshop
Bij de Kijkshop werden alle camerabeelden, van de hierboven genoemde transacties, gevorderd en verkregen. De camerabeelden werden bekeken door mij, verbalisant [verbalisant 22] , en hieruit bleek het navolgende.
Verkoop IMEI nummers [IMEI 3] en [IMEI 6]
Op 27 februari 2014 te 14:25 uur, werden de mobiele telefoons voorzien van de IMEI nummers [IMEI 3] en [IMEI 6] verkocht door de Kijkshop. Op de verkregen camerabeelden van de Kijkshop is te zien dat deze twee mobiele telefoons worden gekocht door een man.
Wij, verbalisanten, herkennen de man op drie foto’s van de verkoop van de twee telefoons als: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Verkoop IMEI nummer [IMEI 2]
Op 27 februari 2014 te 14:28 uur, werd de mobiele telefoon voorzien van het IMEI nummer [IMEI 2] verkocht door de Kijkshop. Op de verkregen camerabeelden van de Kijkshop is te zien dat deze mobiele telefoon wordt gekocht door een man.
Wij, verbalisanten, herkennen de man op de foto van de verkoop als: [medeverdachte 2]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Uit de verkregen camerabeelden blijkt dat de twee mannen bij elkaar horen. Op de camerabeelden is te zien dat de twee mannen contact met elkaar hebben.
Verkoop IMEI nummer [IMEI 7]
Op 28 februari 2014 te 16.15 uur, werd de mobiele telefoon voorzien van het IMEI nummer [IMEI 7] verkocht door de Kijkshop. Op de verkregen camerabeelden van de Kijkshop is te zien dat deze mobiele telefoon word gekocht door een vrouw met lang blond haar in een staart.
Wij verbalisanten herkennen de vrouw met het lange blonde haar op twee foto’s van de verkoop als [verdachte] .
Verkoop IMEI nummers [IMEI 10] en [IMEI 8]
Op 10 maart 2014 te 13.23 uur werd de mobiele telefoon voorzien van het IMEI nummer [IMEI 10] verkocht en op 10 maart 2014 te 13.24 uur werd de mobiele telefoon voorzien van IMEI nummer [IMEI 8] verkocht door de Kijkshop. Op de verkregen camerabeelden van de Kijkshop is te zien dat de mobiele telefoons worden gekocht door twee vrouwen. Eén daarvan betreft een vrouw met lang blond haar met daarin een zonnebril.
De vrouw met het lange blonde haar en de zonnebril is de reeds eerder herkende [verdachte] .
Verkoop IMEI nummers [IMEI 9] en [IMEI 11]
Op 19 maart 2014 te 17.36 uur, werden de mobiele telefoons voorzien van de IMEI nummers [IMEI 9] en [IMEI 11] verkocht door de Kijkshop. Op de verkregen camerabeelden van de Kijkshop is te zien dat deze twee mobiele telefoons worden gekocht door een vrouw met lang blond haar met daarin een zonnebril die een klein meisje vast houdt in haar armen. Deze vrouw is reeds herkend als [verdachte] .
Naar aanleiding van het vorenstaande ontstaat het volgende overzicht:
Transactie datum en tijd | IMEI-nummer(s) | Telefoonnummer(s) | Koper IMEI-nummer(s) |
27 februari 2014 te 14.25 uur | [IMEI 3] | [telefoonnummer 6] | [medeverdachte 1] |
[IMEI 6] | [telefoonnummer 9] | [medeverdachte 1] | |
27 februari 2014 te 14:28 uur | [IMEI 2] | [telefoonnummer 5] | [medeverdachte 2] |
28 februari 2014 te 16:15 uur | [IMEI 7] | [telefoonnummer 10] | [verdachte] |
10 maart 2014 te 13:23 uur | [IMEI 10] | [telefoonnummer 14] | [verdachte] |
10 maart 2014 te 13:24 uur | [IMEI 8] | [telefoonnummer 11] | [verdachte] |
[telefoonnummer 12] | |||
19 maart 2014 te 17:36 uur | [IMEI 9] | [telefoonnummer 13] | [verdachte] |
[IMEI 11] | [telefoonnummer 15] |
Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 23] en [verbalisant 24] afgelegde verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :20.
V = vraag
A = antwoord
A: Ik word verdacht van telefoonaankoop bij de Kijkshop.
V: We hebben het over februari 2014 (het hof: 27 februari 2014).
A: Ik ben die dag naar [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) toegegaan. Zijn moeder was thuis en we mochten haar auto lenen. Toen zijn wij naar de zonnebank gereden. Ik heb een zonnebankje genomen, volgens mij hij ook. Tegenover de zonnebank op de Kruisstraat is de Kijkshop (het hof begrijpt: de Kijkshop op de Woenselse Markt te Eindhoven). [medeverdachte 1] zei tegen mij dat hij een telefoontje nodig had. Toen heeft hij de aankoop gedaan van die telefoons. Maar bij de Kijkshop mag je maximaal twee telefoons kopen. Hij wist dat blijkbaar vooraf niet. Hij vroeg aan mij: “kan jij een telefoon aankopen?” Hij heeft mij geld gegeven. Dus toen heb ik die telefoon voor hem gekocht. Ik heb de telefoon aan hem gegeven, want die telefoon was niet voor mij. Ik heb die telefoon nooit meer gebruikt.
Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot telefoonnummers van [medeverdachte 3] van verbalisant [verbalisant 25] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:21.
Analyse [telefoonnummer 4] :
Uit de analyse van de gevorderde en verkregen historische verkeersgegevens blijkt Dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] op 14 januari 2014 te 21.40 uur voor het eerst in gebruik is genomen. Het eerste telefonische contact is met het telefoonnummer [telefoonnummer 16] , die in gebruik is bij [zus medeverdachte 3] . [zus medeverdachte 3] betreft de zus van [medeverdachte 3] .
Uit analyse van de gevorderde en verkregen historische verkeersgegevens blijkt dat tussen 25 januari 2014 en 19 februari 2014 te 20.00 uur, het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ) alleen maar contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . 19 februari 2014 om 20.00 uur is het laatste tijdstip dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] en het telefoonnummer [telefoonnummer 3] contact hebben.
Aan het telefoonnummer [telefoonnummer 4] is volgens de gevorderde en verkregen historische verkeersgegevens onder meer het volgende IMEI nummer gekoppeld: [IMEI 12] .
Onderzoek IMEI nummer [IMEI 12]
De historische verkeersgegevens laten zien dat aan hetzelfde IMEI nummer, [IMEI 12] de telefoonnummers [telefoonnummer 17] en het telefoonnummer [telefoonnummer 4] zijn gekoppeld.
Onderzoek [telefoonnummer 17]
Onderzoek heeft vastgesteld dat het telefoonnummer [telefoonnummer 17] op naam staat en in gebruik is bij [moeder medeverdachte 3] , [plaats 8] . De te naam gestelde betreft de moeder van [medeverdachte 3] .
Aankoop [telefoonnummer 4]
Uit onderzoek blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] op 14 januari 2014 bij het Esso pompstation aan de [plaats 16] is gekocht.
Onderzoek zendmast [plaats 16] Eindhoven
De gevorderde en verkregen historische verkeersgegevens binnen het onderzoek geven aan dat het telefoonnummer [telefoonnummer 17] (moeder van [medeverdachte 3] ) op 14 januari 2014 om 16.56 uur de zendmast [plaats 16] 4 in Eindhoven aanstraalt.
Analyse [telefoonnummer 17]
Van het telefoonnummer [telefoonnummer 17] zijn over de periode 22 april 2013 tot en met 22 april 2014 historische verkeersgegevens gevorderd en verkregen. De verkregen historische verkeersgegevens laten zien dat er aan het telefoonnummer [telefoonnummer 17] vier IMEI nummers gekoppeld zijn geweest, waaronder: [IMEI 13] en [IMEI 14] .
Onderzoek IMEI nummer [IMEI 13]
Aan het IMEI nummer [IMEI 13] zijn de telefoonnummers [telefoonnummer 18] en [telefoonnummer 17] gekoppeld geweest.
Onderzoek IMEI nummer [IMEI 14]
Uit de analyse van de historische verkeersgegevens valt op dat aan het IMEI nummer [IMEI 14] het telefoonnummer [telefoonnummer 4] en het telefoonnummer [telefoonnummer 19] gekoppeld zijn.
Uit afgeluisterde gesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer 19] blijkt dat de gebruiker van dit telefoonnummer [medeverdachte 3] is. Gezien vorenstaande is het zeer aannemelijk dat het nummer [telefoonnummer 4] ook die in gebruik is geweest bij [medeverdachte 3] .
Onderzoek Iphone 5S
In de contacten lijst van de Iphone 5S, die onder [verdachte] in beslag is genomen, is onder de naam [medeverdachte 3] het telefoonnummer [telefoonnummer 18] aangetroffen.
Gezien vorenstaande is het zeer aannemelijk dat het nummer [telefoonnummer 18] in gebruik is geweest bij [medeverdachte 3] .
Onderzoek [telefoonnummer 7]
Op 27 februari 2014, de dag van de moord, heeft het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ) veelvuldig sms- contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 7] .
Uit onderzoek blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 7] op 27 februari 2014 alleen contact heeft met de telefoonnummers [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ), [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 6] .
Analyse [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 18] samen
Uit analyse van beide telefoonnummers bleek dat de telefoonnummers veelvuldig de zendmast [plaats 4] 129 te Eindhoven aanstraalden. Ook bleek dat beide telefoonnummers regelmatig deze mast aanstraalden tijdens het laatste contact van de dag en bij het eerste contact van de dag, hetgeen hoogstwaarschijnlijk inhoudt dat de woning van de gebruiker in het dekkingsbereik van deze mast stond.
Relatie [verdachte] en [medeverdachte 3]
Er is vastgesteld dat [medeverdachte 3] en [verdachte] ten tijde van de moordaanslag op [slachtoffer] een geheime relatie hadden.
Resumé
Naar aanleiding van bovenstaande kan worden aangenomen dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van de telefoonnummers [telefoonnummer 4] , [telefoonnummer 18] en [telefoonnummer 7] .
Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot [medeverdachte 1] van verbalisant [verbalisant 25] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:22.
Onderzoek [telefoonnummer 6]
Uit onderzoek blijkt dat de telefoonnummers [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 6] aan twee IMEI nummers gekoppeld zijn die respectievelijk door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 27 februari 2014 bij de Kijkshop in Eindhoven zijn gekocht.
Analyse [telefoonnummer 6]
De gevorderde en verkregen historische verkeersgegevens laten zien dat het telefoonnummer [telefoonnummer 6] aan het IMEI nummer [IMEI 3] is gekoppeld. Op 27 februari 2014 om 17.00 uur wordt het telefoonnummer [telefoonnummer 6] in gebruik genomen. Het eerste telefoonnummer dat door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 6] wordt gebeld is het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Onderzoek heeft vastgesteld dat [verdachte] zeer waarschijnlijk de gebruikster van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is.
Contacten [telefoonnummer 6]
Uit de verkregen historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 6] op 27 februari 2014 alleen contact had met de hieronder weergegeven telefoonnummers:
˗ [telefoonnummer 3] ( [verdachte] );
˗ [telefoonnummer 5] ;
˗ [telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ).
Onderzoek tap " [medeverdachte 1] "
Uit de analyse van de opgenomen en afgeluisterde gesprekken bleek dat er een man die zichzelf " [medeverdachte 1] " noemde gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 20] . Na het CIOT te hebben bevraagd bleek dit telefoonnummer te zijn afgegeven aan [medeverdachte 1] , [plaats 9] .
Uit de gemeentelijke basis administratie blijkt dat [medeverdachte 1] staat ingeschreven op bovenstaand adres.
Resumé
Gezien de hier boven genoemde bevindingen is het zeer waarschijnlijk dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van de telefoonnummers [telefoonnummer 20] en [telefoonnummer 6] .
Een geschrift, zijnde een excelbestand met diverse samengevoegde digitale gegevens, tapgegevens, historische verkeersgegevens en andere gegevens uit het onderzoek ‘Kabelbaan’ van [verbalisant 25] , voor zover daaruit blijkt dat:23.
Op 27 februari 2014 om 16.36 uur wordt het nummer [telefoonnummer 5] (hierna: [telefoonnummer 5] ) in gebruik genomen.
Op 27 februari 2014 om 17.00 uur wordt het nummer [telefoonnummer 6] (hierna: [telefoonnummer 6] ; in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] ) in gebruik genomen.
Vanaf 16.36 uur tot 21.24 uur (eerste 112-melding) worden de hierna vermelde aantallen sms-berichten verzonden tussen de in de matrix genoemde telefoonnummers.
naar van | [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ) | [telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ) | [telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ) | [telefoonnummer 5] (gekocht voor [medeverdachte 1] ) |
[telefoonnummer 3] ( [verdachte] ) | X | 15 | 43 | 1 |
[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ) | 13 | x | 4 | 5 |
[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ) | 40 | 3 | X | 1 |
[telefoonnummer 5] (gekocht voor [medeverdachte 1] ) | 1 | 1 | 1 | X |
Het telefoonnummer [telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ) straalt op 27 februari 2014 tussen 20.10 en 20.20 uur een zendmast aan gelegen op de [plaats 10] in Geldrop. [slachtoffer] bevindt zich op dat moment in Geldrop.
Om 21.15 uur belt [slachtoffer] ( [telefoonnummer 1] ) vanuit Geldrop naar [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ). Volgens de verklaring van [verdachte] heeft [slachtoffer] toen gezegd: “dat hij op de [plaats 7] reed en zo thuis zou zijn”.
Na dit gesprek om 21.18 uur stuurt [verdachte] ( [telefoonnummer 3] ) een sms-bericht naar [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 7] ). Vrijwel direct daarna stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 7] ) een bericht naar [verdachte] ( [telefoonnummer 3] ), gevolgd door, nog steeds om 21.18 uur, een bericht van [medeverdachte 3] naar de gebruiker van de telefoon eindigend op [telefoonnummer 5] (gekocht voor [medeverdachte 1] ).
Omstreeks 21.24 uur vindt de eerste 112-melding plaats.
Vanaf 21.24 tot 22.04 uur worden de hierna vermelde aantallen sms-berichten verzonden tussen de in de matrix genoemde telefoonnummers.
naar van | [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ) | [telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ) | [telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ) | [telefoonnummer 5] (gekocht voor [medeverdachte 1] ) |
[telefoonnummer 3] ( [verdachte] ) | X | 0 | 0 | 0 |
[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ) | 0 | x | 2 | 0 |
[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ) | 2 | 1 | X | 22 |
[telefoonnummer 5] (gekocht voor [medeverdachte 1] ) | 0 | 0 | 18 | X |
Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 6] ) straalt voor de eerste 112-melding laatstelijk om 21.03 uur aan op de mast aan de [plaats 4] in Eindhoven en na de eerste 112-melding eerst om 21.32 uur op dezelfde zendmast.
De telefoon gekocht voor [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 5] ) straalt voor de 112-melding laatstelijk om 21.18 uur aan op de [plaats 11] aan in Eindhoven. Dit betreft dezelfde zendmast als de telefoons in gebruik bij [verdachte] vrijwel de gehele avond aanstralen. Na de 112-melding straalt de telefoon ( [telefoonnummer 5] ) eerst om 21.33 uur aan op de zendmast aan de [plaats 4] te Eindhoven.
Om 21.40 uur wordt de brandende bromfiets aangetroffen op de [plaats 4] te Eindhoven.
Vanaf 22.04 uur vindt geen telefoonverkeer meer plaats tussen de in matrix genoemde telefoonnummers.
Een proces-verbaal van stemvergelijking van verbalisant [verbalisant 26] voor zover dit
- zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:24.
Gedurende het onderzoek ‘Kabelbaan’, was ik belast met het uitluisteren van telefoongesprekken gevoerd op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Ik hoorde via de opgenomen telecommunicatie een persoon die zich [verdachte] of [verdachte] noemt of genoemd wordt.
In het politiesysteem BVH (Basisvoorziening Handhaving ) is gebleken dat [verdachte] , van genoemd telefoonnummer gebruik maakt. Zij doet op28 augustus 2012 een aangifte van verlaten plaats van ongeval met het motorvoertuig voorzien van het kenteken [kenteken auto verdachte] . Hierbij is haar telefoonnummer [telefoonnummer 2] opgenomen.
Op 28 februari 2014, was ik verbalisant, belast met het uitluisteren van telefoongesprekken gevoerd op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Op 28 februari 2014 om 20.29 uur werd een telefoongesprek opgenomen via genoemde telecommunicatie [telefoonnummer 2] (sessienummer 39). Getapte nummer [telefoonnummer 2] wordt dan gebeld door de familierechercheur. De familierechercheur vraagt aan getapte of hij met [verdachte] spreekt. Getapte bevestigt dit. Het gesprek gaat verder over maken van een afspraak voor een gesprek.
Op vrijdag 28 februari 2014 werd door mij gespreksnummer 282843400 sessienummer 5 beluisterd tussen de gebruiker van het getapte nummer [telefoonnummer 2] en de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 21] .Het gesprek gaat tussen getapte en [NN vrouw] . [NN vrouw] noemt getapte [verdachte] .
De stem van de getapte vrouw in beide hiervoor genoemde gesprekken herken ik als dezelfde de stem.
Gezien bovenstaande bevindingen kan worden aangenomen dat het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik is bij [verdachte] .
Een proces-verbaal van identiteitsvaststelling/stemherkenning van verbalisant [verbalisant 27] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:25.
Onderzoek telecommunicatie RC-nummer 14/386.14
Op 27 maart 2014 werd een aanvang gemaakt met het opnemen en afluisteren van de gevoerde gesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer 12] .
Uit de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken is het onderzoeksteam gebleken dat door de gebruik(st)er van het telefoonnummer [telefoonnummer 12] hoofdzakelijk sms-berichten werden verzonden en/of ontvangen. Het telefoonnummer bleek alleen contact te hebben met een beperkt aantal telefoonnummers.
Op 27 maart 2014 tussen 19.50 en 19.54 uur worden drie sms-berichten verzonden, waarbij door en met de gebruik(st)er van het telefoonnummer [telefoonnummer 12] wordt gesproken over een opgehaalde auto. Het is het onderzoeksteam bekend dat [verdachte] op 27 maart 2014 een auto heeft opgehaald die haar vader voor haar geregeld heeft.
Uit veertien sms-berichten gestuurd tussen 27 maart 2014 om 20.16 uur en 7 april 2015 blijkt dat de gebruik(st)er van het telefoonnummer [telefoonnummer 12] vermoedelijk twee kinderen (vaak aangeduid als ‘ [zoon verdachte] ’ en ‘ [dochter verdachte] ’) heeft. Uit het verhoor van [verdachte] en uit gegevens uit de GBA blijkt dat [verdachte] twee kinderen heeft: [zoon verdachte] geboren op [geboortedatum] en [dochter verdachte] geboren op [geboortedatum] .
In zes sms-berichten verzonden tussen 28 maart 2014 om 12.34 uur en 7 april 2014 om 10.07 uur wordt met en door de gebruik(st)er van het telefoonnummer[telefoonnummer 12] gesproken over verhuizen en (het opknappen van) een nieuwe woning. Het is het onderzoeksteam bekend dat [verdachte] op zoek was naar een andere woning en een woning toegewezen heeft gekregen op de [plaats 12] .
In acht sms-berichten verzonden tussen 29 maart 2014 om 10.07 uur en 6 april 2014 om 20.29 uur spreekt de gebruik(st)er van het telefoonnummer [telefoonnummer 12] over verblijf bij haar vader. In het laatst verzonden sms-bericht stuurt de gebruik(st)er (onder meer): “Maar weet je, ik ben altijd heel bang geweest voor mijn vader. Daarom ben ik ook uit huis gegaan toen ik zo jong was. Weet niet, hij s een bulle bak”.
Het is het onderzoeksteam bekend dat [verdachte] vanaf omstreeks
20 maart 2014 heeft verbleven bij haar vader. In het verhoor van [verdachte] heeft zij verklaard dat toen zij 15 jaar oud was, zij door jeugdzorg uit huis is geplaatst en nooit meer terug naar huis naar haar vader is gegaan.
Op 2 april 2014, omstreeks 11:57 uur, werd door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 12] gebeld naar [zus medeverdachte 3] , de gebruikster van het telefoonnummer [telefoonnummer 22] . Op dinsdag, 4 maart 2014 werd [verdachte] door mij, verbalisant, langdurig als getuige gehoord. Door mij werd vorenstaand telefoongesprek beluisterd waarbij ik de stem van de gebruikster van het telefoonnummer [telefoonnummer 12] herkende als die van [verdachte] .
Gelet op de hiervoor genoemde bevindingen kan worden aangenomen dat de hierboven genoemde mobiele telefoonaansluiting [telefoonnummer 12] in gebruik is bij de [verdachte] .
Een proces-verbaal van identiteitsvaststelling/stemherkenning van verbalisant [verbalisant 27] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:26.
Op 2 maart 2014 werd een aanvang gemaakt met het opnemen en afluisteren van de gevoerde gesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer 10] .
Het hierboven genoemde telefoonnummer [telefoonnummer 10] wordt gebruikt in een GSM toestel met het IMEI nummer [IMEI 7] (0) en is actief geweest van
1 maart tot en met 11 maart 2014.
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] op 28 februari 2014 een GSM voorzien van het IMEI nummer [IMEI 7] (0) koopt bij de Kijkshop aan de Woenselse Markt te Eindhoven.
Uit de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken is het onderzoeksteam gebleken dat door de gebruik(st)er van het telefoonnummer [telefoonnummer 10] hoofdzakelijk sms-berichten werden verzonden en/of ontvangen met vragen en instructies, die in bedekte termen gesteld zijn.
Tevens bleek dat er middels dit telefoonnummer afspraken werden gemaakt om elkaar op een bepaalde locatie te treffen. Het telefoonnummer bleek alleen contact te hebben met een beperkt aantal telefoonnummers.
In acht berichten verstuurd/ontvangen door de gebruik(st)er van het telefoonnummer [telefoonnummer 10] tussen 2 maart 2014 om 16.47 uur en 4 maart 2014 om 13.18 wordt onder meer gesproken over het afgegeven van een telefoon. Op3 maart 2014 stond de afspraak gepland met [verdachte] dat zij zou worden verhoord als getuige en dan tevens haar telefoon zou worden uitgelezen. Deze afspraak werd op de dag zelf verzet naar 4 maart 2014. Op 4 maart 2014 werd [verdachte] verhoord. Bij aanvang van dit verhoor heeft [verdachte] haar telefoon, een iPhone 5S, afgegeven zodat deze kon worden uitgelezen.
Op 10 maart 2014 om 15.15 uur werd door de gebruik(st)er van het telefoonnummer [telefoonnummer 10] gebeld naar het Paleis van Justitie te ’s-Hertogenbosch (gespreksnummer 282885484). De gebruik(st)er maakte zich bekend als [verdachte] en deelde mede dat zij een brief heeft ontvangen voor haar overleden partner. Hij zou moet voorkomen. Haar partner is twee weken geleden overleden. Zij geeft op als kenmerk: 901494 NU op naam van [slachtoffer] .
Op 11 maart 2014 om 15.31 uur werd door de gebruik(st)er van het telefoonnummer [telefoonnummer 10] gebeld naar Meld Misdaad Anoniem (gespreksnummer 282889400). Zij maakte een melding dat [persoon 1] te maken heeft met de moord op [slachtoffer] .
Op 4 maart 2014 werd [verdachte] door mij langdurig als getuige gehoord. Door mij werd gesprek 282885484 beluisterd en gesprek 282889400 werd door mij,
verbalisant, uitgewerkt waarbij ik de stem van de gebruik(st)er van het telefoonnummer [telefoonnummer 10] herkende als die van [verdachte] .
Gelet op de hiervoor genoemde bevindingen kan worden aangenomen dat telefoonnummer [telefoonnummer 10] in gebruik is geweest bij [verdachte] .
Een proces-verbaal van identiteitsvaststelling van verbalisant [verbalisant 28] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:27.
Op 2 maart 2014 is een aanvang gemaakt met het opnemen en afluisteren van de gevoerde gesprekken met dat telefoonnummer [telefoonnummer 10] , Dit telefoonnummer is in gebruik bij de verdachte [verdachte] .
Op 2 maart 2014 is tevens een aanvang gemaakt met het opnemen en afluisteren van de gevoerde gesprekken met dat telefoonnummer [telefoonnummer 23] . Dit telefoonnummer is in gebruik bij NN man, gebruiker van de telefoonnummers
[telefoonnummer 9] / [telefoonnummer 23]
Door [verdachte] wordt steeds telefonisch contact onderhouden met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 23] . Op 7 maart 2014, omstreeks 17.47 uur vraagt zij middels sms-berichten aan die gebruiker wanneer ze hem ziet. Door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 23] werd niet gereageerd. Ook niet op een sms-bericht enige tijd later met daarin alleen een vraagteken.
Op 7 maart 2014 omstreeks 22.59 uur, stuurt [verdachte] een sms-bericht naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 22] waarin zij vraagt of ze iets fout heeft gedaan bij [beginletter voornaam medeverdachte 3] . De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 22] is vermoedelijk [zus medeverdachte 3] . Zij heeft een broer, [medeverdachte 3] , wiens voornaam met een [beginletter voornaam medeverdachte 3] begint en die op de [plaats 13] 10 in Eindhoven woont.
In communicatie tussen [verdachte] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 23] wordt gesproken over het feit dat laatstgenoemde in het weekend “het kleintje” heeft. [medeverdachte 3] heeft een minderjarig kind.
Nadat [verdachte] met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 23] een afspraak heeft gemaakt waarbij wordt aangegeven dat zij achterom komt, wordt door het observatieteam waargenomen dat zij aan de achterzijde van de woningen aan [plaats 13] met een niet ter herkennen persoon/man via de achterzijde van de [plaats 13] waartoe ook perceel 10 behoort, een woning binnengaan.
Door het observatieteam werd waargenomen dat het display van de GSM telefoon van [verdachte] oplichtte waarschijnlijk op het moment dat zij op 10 maart 2014 een sms-bericht met de tekst “Ben er” heeft verzonden naar het telefoonnummer [telefoonnummer 23] .
Gezien bovenstaande is het waarschijnlijk dat de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 23] [medeverdachte 3] is geweest.
Een proces-verbaal van identiteitsvaststelling van verbalisant [verbalisant 27] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:28.
Op 27 maart 2014 is een aanvang gemaakt met het opnemen en afluisteren van de gevoerde gesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer 12] , die op dat moment in gebruik was bij [verdachte] .
Op 27 maart 2014 om 19.35 uur werd door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 24] een sms-bericht gestuurd naar [verdachte] , inhoudende: “Ok ik moes alleen nog boven kastjes in de keuken schilderen maar kreeg last van mn voet maar dat is enige wat nog moet plus de gang boven”. Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 3] op 12 maart 2014 in het ziekenhuis is geweest om pinnen uit zijn voet te laten halen.
Op 28 maart 2014 is een aanvang gemaakt met het opnemen en afluisteren van de gevoerde gesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer 24] .
Uit de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken is het onderzoeksteam gebleken dat door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 24] vrijwel alleen sms-berichten werden verzonden naar en/of ontvangen van [verdachte] , de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 12] .
In berichten verstuurd in de periode 28 maart 2014 om 17.00 uur en 6 april 2014 om 17.15 uur tussen [verdachte] en de gebruiker van de telefoon met nummer [telefoonnummer 24] worden de namen “ [zus medeverdachte 3] , [ex-partner medeverdachte 3] , [ex-partner medeverdachte 3] en [dochter medeverdachte 3] ” genoemd. Uit GBA-gegevens blijkt dat [medeverdachte 3] en [zus medeverdachte 3] broer en zus zijn. [medeverdachte 3] heeft met [ex-partner medeverdachte 3] een dochtertje genaamd [dochter medeverdachte 3] .
Gelet op deze bevindingen kan worden aangenomen dat de hierboven genoemde mobiele telefoonaansluiting [telefoonnummer 24] in gebruik is geweest bij [medeverdachte 3] .
Een proces-verbaal van identiteitsvaststelling van verbalisant [verbalisant 27] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:29.
Op 27 maart 2014 is een aanvang gemaakt met het opnemen en afluisteren van de gevoerde gesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer 19] .
De gebruiker van nummer [telefoonnummer 19] heeft op 2 april 2014 om 21.58 uur en op3 april 2014 om 17.43 uur telefoongesprekken met de gebruikster van het telefoonnummer [telefoonnummer 17] , die hij mam noemt. Uit bevraging van het CIOT blijkt dat het GSM-telefoonnummer [telefoonnummer 17] is afgegeven aan [moeder medeverdachte 3] , [plaats 8] . Uit GBA-gegevens blijkt dat deze vrouw de moeder van [medeverdachte 3] betreft.
In het laatstgenoemde telefoongesprek vraagt de gebruiker van nummer [telefoonnummer 19] : “Hey mam, welke maat schoenen heeft [dochter medeverdachte 3] ?”. Uit GBA-gegevens blijkt dat [medeverdachte 3] een dochter heeft genaamd [dochter medeverdachte 3] .
Op 20 april 2014, om 22.44 uur, werd door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 19] , een sms gestuurd naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 25] , inhoudende: “Kom maar naar mijn zusje. [plaats 14]”. Uit GBA-gegevens blijkt dat [zus medeverdachte 3] , de zus van [medeverdachte 3] staat ingeschreven op bovenstaand adres.
Gelet op deze bevindingen en gelet op:
˗ de omstandigheid dat de stem van de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 19] constant dezelfde persoon blijkt te betreffen;
˗ het feit dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 19] zichzelf [medeverdachte 3] noemt en ook zodanig wordt aangesproken;
˗ dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 19] praat over "thuis" en hierbij dan het adres [plaats 13] doorgeeft;
˗ de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 19] in gesprekken die plaatsvinden op [datum] praat over dat hij morgen jarig is en het feit dat [medeverdachte 3] verjaart op [datum] ,
kan worden aangenomen dat [medeverdachte 3] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 19] .
Een geschrift, zijnde een excelbestand met diverse samengevoegde digitale gegevens, tapgegevens, historische verkeersgegevens en andere gegevens uit het onderzoek ‘Kabelbaan’ van [verbalisant 25] , voor zover daaruit blijkt dat:30.
Op 28 februari 2014 om 16.15 uur koopt [verdachte] het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 10] bij de Kijkshop te Eindhoven. Om 16.51 uur neemt [verdachte] dat telefoonnummer in gebruik. [medeverdachte 3] neemt om 19.34 uur het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 9] in gebruik (het hof: dat nummer is op 27 februari 2014 omstreeks 14.25 uur bij de Kijkshop te Eindhoven gekocht door [medeverdachte 1] ).
Vanaf 2 maart 2014 konden de sms-berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] op voornoemde nummers worden uitgelezen.
Op 2 maart 2014 tussen 16.47 uur en 17.37 uur vindt de volgende sms-conversatie plaats tussen [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 9] ).
[verdachte] : “Morgen moet ik uitvaart regelen en mijn tel word morgen uitgelezen en word verhoord”.
[medeverdachte 3] : “Ok als over vakantie gaat is dat wij samen op vakantie wilde gaan en hem op vakantie sturen was dat als hij los was weer aangeven als hij weer iets gedaan had”.
Om 17.23 uur en 17.28 uur stuurt [medeverdachte 3] : “Jawel en we hebben 2weken gescharrelt maar werkte niet echt hebben wel een beetje geappt want kennen wel gewoon goed met elkaar overweg” en “En hem op vakantie sturen bedoelden we mee als hij los kwam hem meteen weer op laten sluiten maar dat zeiden we in verliefde toestand”. [verdachte] : “Oke maar als tel word uitgelezeb dan langer dab twee weken”.
[medeverdachte 3] : “Hebben gewoon tijdje gescharreltt niks serieus”.
Op 3 maart 2014 om 9.33 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 9] ) een sms-bericht naar [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ), inhoudende: “Vanavond nieuwe tel”.
Vervolgens worden tien sms-berichten verzonden tussen [medeverdachte 1] en ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ).
Tussen 12.07 uur en 12.45 uur vindt de volgende sms-conversatie plaats tussen [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 9] ):
[medeverdachte 3] : “Hoe is het verhoor gegaan”.
[verdachte] : “moet nu andere tel afgeveb”.
[medeverdachte 3] : “Deze tel toch niet”.
[verdachte] : “Nee deze niet”.
[medeverdachte 3] : “Ok gelukkig hoelaat ga jij vanavond afgooien”.
[verdachte] : “Moet ik ff kijken. Ze vindsn me raar. Komt gosd”.
Tussen 13.36 uur en 13.39 uur worden vier sms-berichten verzonden tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ).
Tussen 13.44 uur en 14.00 uur vindt de volgende sms-conversatie plaats tussen [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 9] ):
[medeverdachte 3] : “Laat ff weten als je n tijd weet hun blijven vragen ik heb deze tel niet heel de dag bij voor geval ze me aanhouden”.
[verdachte] : “Mensen hier da ik weg ga. Oke slim mop”.
[medeverdachte 3] : “Zeg dat je dan n tijd voor je eigen nodig hebt ofzo”.
Op 3 maart 2014 om 14.53 uur neemt [medeverdachte 3] het nummer eindigend op [telefoonnummer 23] in gebruik. Tussen 15.53 en 15.57 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) de volgende vier sms-berichten naar [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ):“Mijn nr”, “Even bevestigen als je gelezen hebt dan kan andere tel weg”, “Gelezen x” en “Ok regel jij ook nieuwe”.
Op 3 maart 2014 om 19.15 uur is er een sms-bericht verzonden van [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ).
Om 23.06 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) de volgende drie sms-berichten naar [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ): “Laat effe zo snel mogelijk n tijd weten x x”, “Weet je al iets meer over een tijd ongeveer” en “Hoe is t verhoor gegaan”.
Om 23.08 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) nog een sms-bericht naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ).
Om 23.09 uur beantwoordt [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) de berichten van [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ): “Heb je wel bericht grdtuurd na m? Verhoor morgrn weer. Hou je op de hoogte. Kom moren na verhoor.ik regel morgen meteeb nieuwe. Ze volgen me in auto”.
Op 4 maart 2014 om 1.59 uur, 3.10 uur en 5.04 uur zijn er sms-contacten tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ).
Tussen 8.42 uur en 8.46 uur vindt de volgende sms-conversatie plaats tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) en [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ):
[medeverdachte 3] : “Ok regel wel alsjeblieft hun worden er echt niet vrolijk van zo”.
[verdachte] : “Nee snap ik. Maar word beschermd omdat bedreiging. Non stop bewaking. Komt goed mop”.
[medeverdachte 3] : “Ik ben tot 3uur werken regel t vandaag effe ik heb deze tel niet bij me op werk”.
Tussen 9.09 uur en 9.26 uur zijn negen sms-berichten verzonden tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ).
Tussen 9.55 uur en 13.18 uur vindt de volgende sms-conversatie plaats tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) en [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ):
[medeverdachte 3] : “Ik ben vrij kan jij proberen vandaag wat meer te geven dan zijn hun ook blij want ze worden ongeduldigheb” en “Ik ben toch vrij vandaag”.
[verdachte] : “Ja snap ik. Ons pap zit er bovenop maar komt goed. Ga nu verhoor bijna in. Wish me luck”.
Tussen 16.14 uur en 16.57 uur zijn dertien sms-berichten verzonden tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ).
Om 17.11 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) aan [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) een sms-bericht, inhoudende: “Alsjeblieft Laat me niet zitten hun zijn zwaar over de zeik tegen mij”. Tussen 17.14 uur en 18.01 uur zijn 33 sms-berichten verzonden tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ).
Om 18.24 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) aan [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) een sms-bericht, inhoudende: “Laat me snel iets weten dit Gaat niet goed”.
Tussen 18.47 en 18.48 worden weer drie sms-berichten verzonden tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ).
Om 19.34 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) aan [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) een sms-bericht, inhoudende: “Wanneer kom je brengen die mense worden gek Laat aub wat weten”.
Tussen 19.48 uur en 20.38 uur zijn er tien sms-contacten tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ).
Om 20.54 en 22.10 stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) aan [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) sms-berichten, inhoudende: “Kun je wat laten weten aub Ik heb ellende nu”, gevolgd door een vraagteken.
Nadat [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) nog twee sms-berichten heeft verzonden naar [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ), vraagt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) middels een sms-bericht aan [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ): “Hallo wil je aub antwoorden”.
Tussen 4 maart 2014 om 22.44 uur en 5 maart 2014 om 9.00 uur hebben er 24 sms-contacten tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) plaatsgevonden.
Op 5 maart 2014 om 9.07 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) aan [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) een sms-bericht, inhoudende: “Wat zijn dit nou voor streken”.
Vervolgens verstuurt [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) nog twee sms-berichten naar [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ).
[medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) stuurt om 9.20 uur het volgende sms-bericht naar [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ): “Ik heb geprobeerd hun rustig te houden maar hier heb je het zelf naar gemaakt Ik heb men best gedaan wat er nu Gaat gebeuren heb jij zelf veroorzaakt”.
Tussen 9.22 uur en 19.56 uur hebben er 56 sms-contacten tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) plaatsgevonden.
Tussen 20.34 uur en 20.47 heeft [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) vijftien sms-berichten naar [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) verzonden met de volgende inhoud: “Reageer gvd ff alsjeblieft ik heb zwaar probleem Reageer ff”, “Dit word Mijn dood en niet alleen die van mij”, “Alsjeblieft Laat me niet zitten hun zijn zwaar over de zeik tegen mi”, “Laat me snel iets weten dit Gaat niet goed”, “Wanneer kom je brengen die mense worden gek Laat aub wat weten”, “?”, “?”, “Kun je wat laten weten Ik heb ellende nu”, “?”, “Hallo wil je antwoorden”, “Je kunt toch wel ff laten weten”, “Wat zijn dit nou voor streken”, “Ik heb geprobeerd hun rustig te houden maar hier heb je het zelf naar gemaakt Ik heb men best gedaan wat er nu Gaat gebeuren heb jij zelf veroorzaakt”, “Reageer gvd ff alsjeblieft ik heb zwaar probleem Reageer ff” en “Dit word Mijn dood en niet alleen die van mij”.
Om 20.48 en 20.49 reageert [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) met twee sms-berichten aan [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ): “Heb mu pas weer mijn tel moest weg want haddrn te pakkeb. Heb alles” en “Zeg tegrb hun da ik alles heb. Kom na mis afgooiwb. Kan geen kant op. P bewaking continu”.
Tussen 20.54 uur 22.40 uur vindt (onder meer) de volgens sms-conversatie plaats tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) en [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ):
[medeverdachte 3] : “Ja afspraak was drie dagen later nu is zes dagen later die ene jongen is van kwaadheid terug uit Turkije gekomen”.
[verdachte] : “Ja klopt maar hun begrijpen tich wel da ik vast sta. Waarom gelovej hun mij niet”.
[medeverdachte 3] : “Ben zo bij die ene jongen hun zeggen dit was de afspraak niet”.
[verdachte] : “Ja snap ik maar hun moeten mij snappen dat ik p heb axhter mij. Al twee dagen vijf uur lang daar gezeten” en “Zeg da hun vrijdaf alles hebben”.
[medeverdachte 3] : “Hun geloven jot wel maar hun moeten hun geld hebben want toen dat ene moest gebeuren toen was het ook snel snel”.
[verdachte] : “Ja sbap ik. Ga aub zsm na hem toe. Zeg hun vrij alles hebben”.
[medeverdachte 3] : “Die ene uit Turkije wil terug komen ja hij wil centen zien”.
[verdachte] : “Ja. Ga daar morgeb heen. Geef morgen in de middag af. Zeg trgen hun oke. Laat ze aub vandaag niks doen”.
[medeverdachte 3] : “Nee klopt ze wilden langs komen maar Ik krijg hun rustig als je alles naar die ene brengt net als vorige x weet je wat ik bedoel niet jou neef”.
[verdachte] : “Probeer die wie gek word uit te leggen da ik ook voor hun veiligheid niet eerder bem gekomen”.
[medeverdachte 3] : “Hun doen niks als jij morgen komt Laat me niet vallen Oke niks aan je neef geven maar alles aan die ene net als de eerste x hoe Laat word dat ongeveer weet”.
[verdachte] : “Etenstijd. Dan kan ik weg komt goed beloofd”.
[medeverdachte 3] : “Je moet naar die adres waar je die eerste 5 het afgegooid niet jou neef maar die andere weet je wie ik bedoel”.
Na deze sms-berichten hebben er op 5 maart 2014 tussen 23.15 uur en 23.30 uur vijftien sms-contacten plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ).
Op 6 maart 2014 tussen 14.02 uur en 15.17 uur hebben 24 sms-contacten plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ).
Tussen 15.18 uur en 15.20 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ) drie sms-berichten naar [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ), inhoudende: “Plannen zijn gewijzigd kom naar waar wij altijd afspraken weet je dan waar ik bedoel”, “Ik zeg nu vast dan kende als de dit leest daarheen komfn laat ff weten als je het snap” en “Dus als je dit lest reageer ff waar je nu naar toe moet komen is makkelijker”.
[verdachte] antwoordt om 15.21 uur: “Heb t gelezeb”, “Sorry heb niet hele tijd tel bij” en “Vijf uur”.
[medeverdachte 3] antwoordt direct: “Oke je weet nu waar je moet komen dus”, “Nee weet ik hou ik rekening mee” en “Ja 5 uur”.
Vervolgens vinden er nog 23 sms-contacten plaats tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ).
Tussen 17.58 uur en 18.08 uur stuurt [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) achtereenvolgens de volgende sms-berichten naar [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ): “onderweg”, “deur”, “Gwregelf”, Schat het is geregeld”.
[medeverdachte 3] stuurt om 18.08 terug naar [verdachte] : “Alles?”.
Tussen 18.08 uur en 22.47 uur vinden er nog 30 sms-contacten plaats tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ).
Op 10 maart 2014 om 0.01 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) het volgende sms-bericht naar [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ): “Kan je morgen 2telefoons regelen en 2 nrs voor jou en mij een”.
[verdachte] antwoordt: “Ja regel ik”.
Op 4 april 2014 om 19.19 uur stuurt [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) een sms-bericht naar [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ), inhoudende: “Voortaan ff zeggen als je te weinig geeft en mij straks bellen als de da ene voor me hebt eerder kom ik niet snapte zo werkt dat niet”.
Op 6 april 2014 tussen 20.21 en 20.40 uur vindt de volgende sms-conversatie plaats tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 24] ) en [verdachte] ( [telefoonnummer 12] ):
[medeverdachte 3] : “Had jij toevallig n datum ongeveer wat ik door kan geven aan tu.”
[verdachte] : “? Waarom beginnen ze nu dan alweer?”.
[medeverdachte 3] : “Nee ik heb ook niemanD meer nodig. Zelfs mijn familie niet. Word er kei gek van om zo behandeld te worden iedere keer. Je hebt toch een maand gezegd vege hun” en “Eh die tu smst mij of je al meer weet wat ik kan zeggen”.
[verdachte] : “Ja okC). Maar als ik zeg een maand. En dat is nog niet om. Dan waarom wringen hun zo. Heb vandaag gehoord da brief binnen is da ze het gaan uitkeren. Binnen”, “nu en twee weken. Ik heb dan nog twee weken. Want alles is nu pas een maand geleden gebeurd. En da we maand zeiden heb ik net opgezocht en is twee weken gele” en “den”.
Op 12 april 2014 wordt [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ) gebeld door nummer [telefoonnummer 26] naam gesteld van [persoon 2] . De gebruikster van dat nummer is een vrouw met de voornaam [persoon 3] . [persoon 3] zegt tegen [verdachte] dat er net een briefje van de Dela is gekomen. [verdachte] zegt daarna dan dat ze het briefje zo wel komt ophalen.
Op 15 april 2014 tussen 13.52 uur en 13.57 uur vindt de volgende Whatsapp-conversatie plaats tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ):
[medeverdachte 1] : “Hoelaar morgen”.
[medeverdachte 3] : “N uur of 4 komt jou uit”.
[medeverdachte 3] : “Jij kom toch voor die 100euro of wat”.
[medeverdachte 1] : “Nee niet voor da je weet voor wa” en “Deze week moet”.
[medeverdachte 3] : “Ja ik zeg wel als get er opstaat deze week als goed is staat erop als erop stond hs d ik al bij jou geweest”.
[medeverdachte 1] : “Andersnkom maar ergens praten dan”, “Want zo werkt da biet”, “Ik kom wel ff langs” en “Bij jou of jullie mam”.
[medeverdachte 3] : “Mam”.
Om 13.59 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) een Whatsapp-bericht naar [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ), inhoudende: “Heb jij brief al opgehaald die maat van mij is weer aan t zeuren”.
[verdachte] antwoordt om 14.00 uur en 14.02 uur met twee sms-berichten: “Oh rijd meteen langs na school” en “Brief ophalen”.
Om 17.14 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ) en de gebruikster van nummer [telefoonnummer 26] , met de voornaam [persoon 3] . In dat gesprek zegt [verdachte] dat ze langs wil komen om die brief even snel op te halen. [persoon 3] zegt dat de brief nog bij haar ligt en ze vindt het goed als [verdachte] deze komt ophalen. Beiden zeggen elkaar zo te zien.
Op 22 mei 2014 tussen 14.26 uur en 14.37 uur vindt de volgende Whatsapp-conversatie plaats tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ):
[medeverdachte 1] : “Ja da snap ik maat moet gebeuren maar wij moeten ook onze ding pik je hebt dat huis van je vrouwtje ook al helemAl klaar genaakt snapte pik”, “En fa’s alleen maar goed maar die andere jongen hoort die dibgen ook”, “dus die wil gewoon he weet wel” en “ik ga f die andere op de hoogte stellen want heb gevoel da je ons wik naaien met die lening en da kende beter niet doe da zweer ik jou”.
[medeverdachte 3] : “Kan dreigen maat ik kan niet meer doen als mn best jij weet zelf als ik t heb dat ik meteen geef zit niet voor niks zonder spotjes en aan n plastic tafel te eten dat is niet omdat ik te veel geld heb”.
[medeverdachte 1] : “Komt goed jongen”, “Wij zijn te goed geweest voor jou nu gaan we het anders doen”, “De groeten”, “Je merkt elf hoe of wa”, Ik heb jou de hele tijd verdedigd maar nu doe ik fa jiet meer” en “ik laat het gewoon losgaan nu”.
[medeverdachte 3] : “ik laat jou straks n brief zien hoe de zaken ervoor staan maar ik naai jou evht niet en ja kan mij afslaan je kan mn huis in brand steken ik kan niwt meer doen als wachren tot de belasting uitbetaald heeft”.
Op 27 mei 2014 om 18.02 uur stuurt [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 20] ) drie Whatsapp-berichten naar [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ), inhoudende: “Luister dit klinkt mij als bullshit mij nooooooit meer appen alleen Voor mijn geld wat je geleend het verder nooit meer en als je denkt da ik een grap maak geef ik je vnvnd vast een waarschuwing jij mag het zeggen”, “Anders rij ik wel zelf naar die ene toe” en “Want je vent gewoon aan het zeveren”. [medeverdachte 3] antwoordt om 18.03 uur: “hint was gister al duidelijk doe mn best om wat te regelen voor dinsdag”.
Op 3 juni 2014 tussen 13.18 uur en 14.50 vindt de volgende Whatsapp-conversatie plaats tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) en [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ):
[medeverdachte 3] : “Kutzooi belasting gebeld staat er volgende week pas op”.
[verdachte] : “Nee serieus kutzoii” en “Wanneer volgende week”.
[medeverdachte 3] : “Moet 4weken vanaf dag tekening en dagtekening was 16mei”. en “Zoek ff die brief van de belasting schat ik wil daarmee naar oma gaan”.
Tussen 18.27 uur en 18.38 uur vindt de volgende Whatsapp-conversatie plaats tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 27] ):
[medeverdachte 3] : “T stond er nog niet op ben met brief naar oma gegaan ik krijg morgen alles van oma krijg je alles in een keer”.
[medeverdachte 1] : “Is weer uitstel he”.
[medeverdachte 3] : “Ja maar niet te lang uit te stellen heb ik t zo kunnen regelen” en ““Krijg t morgen 100%van oma”, “Morgen is het er” en “Voor jou avondeten”.
[medeverdachte 1] : “Gewoon drie uur oke?”.
[medeverdachte 3] : “Ja dat komt goed”.
Om 19.02 wordt [medeverdachte 3] gebeld door de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 28] . Tijdens dat telefoongesprek vraagt [medeverdachte 3] : “Of hij het gehoord heeft van [medeverdachte 1] , want daar had hij een berichtje naar gestuurd. Het stond er niet op en daar ben ik mee naar mijn oma gegaan en morgen krijg ik alles”.
Op 4 juni 2014 tussen 12.47 uur en 12.48 uur vindt de volgende Whatsapp-conversatie plaats tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 27] ):
[medeverdachte 3] : “Komde ff bak koffie drinken heb geen auto”.
[medeverdachte 1] : “Heb je da ene?”.
[medeverdachte 3] : “Ja”.
[medeverdachte 1] : “Oke kwartiertje maat”.
Om 12.52 uur stuurt [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) twee Whatsapp-berichten naar [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ), inhoudende: “[medeverdachte 1] komt hierheen” en “Zal ik appen als hij weg is”.
[verdachte] antwoordt: “Oké”.
Om 13.08 uur stuurt [medeverdachte 3] naar [verdachte] : “Hij is weg schat”.
Op 5 juni 2014 tussen 12.47 uur en 12.48 uur vindt de volgende Whatsapp-conversatie plaats tussen [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 27] ):
[medeverdachte 1] : “Wij staan quitte he maatje op die 500 na maar da weet je he pikkie”.
[medeverdachte 3] antwoordt: “weet ik maat”.
[medeverdachte 1] : “oke komt goed” en “hoest verder”.
[medeverdachte 3] : Rustig nou ben blij dat ik er vanaf ben”.
Op 16 juni 2014 worden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden.
Een proces-verbaal van doorzoeking van verbalisant [verbalisant 29] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:31.
Op 16 juni 2014 werd binnengetreden ter bevriezing in het pand [plaats 9] .
Kort voor binnentreding werd door personeel van het arrestatieteam de bewoner [medeverdachte 1] , [geboortedatum] , aangehouden.
Inbeslagneming
In genoemd pand werden het bescheid in beslag genomen zoals vermeld op bijgevoegde lijst.
Lijst van inbeslaggenomen goederen
IBN-code | Omschrijving goed | Aangetroffen door |
5642KT29.04.03.014 | Brief Dela [slachtoffer] | Bz081868 |
Een geschrift, zijnde de in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen brief van coöperatie Dela, voor zover inhoudende:32.
Aan:
De erven van de heer [slachtoffer]
[plaats 15]
Datum: 11 april 2014
Onderwerp: Overlijden van de heer [slachtoffer]
Geachte mevrouw, mijnheer,
Naar aanleiding van de door u ingevulde vragenlijst kunnen wij u vertellen dat deze vragenlijst beoordeeld is door onze afdeling Medische Acceptatie en medisch gezien akkoord bevonden is.
Gezien het niet-natuurlijke overlijden van de heer [slachtoffer] , kort na het aanvragen van de verzekering, zullen wij nog verder onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de aanvraag van de verzekering.
Wij kunnen u niet zeggen hoeveel tijd dit onderzoek in beslag gaat nemen.
Wij zullen schriftelijk contact met u opnemen indien de resultaten van het vervolgonderzoek daartoe aanleiding geven.
Een proces-verbaal van bankgegevens [grootmoeder medeverdachte 3] van verbalisant [verbalisant 24] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:33.
Er zijn meerdere Whatsapp-berichten aangetroffen in een telefoon van [medeverdachte 3] . In deze berichten, die mogelijk over een betaling gaan aan [medeverdachte 1] , schreef [medeverdachte 3] dat hij naar zijn oma ging om geld te lenen. Op 4 juni 2014 leek het alsof er een betaling had plaatsgevonden van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] .
Naar aanleiding van de aangetroffen Whatsapp-berichten in de telefoon van [medeverdachte 3] werden de belastinggegevens van [grootmoeder medeverdachte 3] opgevraagd.is de grootmoeder van verdachte [medeverdachte 3] . De gegevens werden opgevraagd om de bekende bankrekeningnummers van [grootmoeder medeverdachte 3] te achterhalen. De belastingdienst leverde twee Rabobank-rekeningnummers aan op naam van [grootmoeder medeverdachte 3] .
De twee rekeningnummers werden bij de Rabobank opgevraagd. De gegevens werden opgevraagd met als doel om de afschriften van [grootmoeder medeverdachte 3] te verkrijgen. Dit om na te gaan of zij op of rond 3 juni 2014 een bedrag van één van haar rekeningen had gehaald. Uit deze gegevens bleek dat [grootmoeder medeverdachte 3] op 3 juni 2014 € 6.500,- van haar spaarrekening had afgehaald en naar haar lopende rekening had overgeboekt. Dit was dezelfde dag dat [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1] schreef dat hij morgen naar zijn oma zou gaan en dan alles in één keer zou krijgen en dat zijn oma morgen naar de bank zou gaan.
Op 4 juni 2014 nam [grootmoeder medeverdachte 3] om 10.59 uur € 5.000,- op en om 11.00 uur € 1.250,- . Rond 12.47 uur werden er berichten verzonden tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] vroeg [medeverdachte 1] om te komen. Nadat [medeverdachte 1] vroeg of hij dat ene had en [medeverdachte 3] dat bevestigde maakten zij een afspraak. Op 5 juni liet [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] weten dat ze quitte stonden op die 500 na, maar dat wist [medeverdachte 3] wel. [medeverdachte 3] schreef dat hij het inderdaad wist. [medeverdachte 3] liet weten dat hij blij was dat hij er nu van af was.
Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van verbalisant [verbalisant 1] afgelegde verklaring van [grootmoeder medeverdachte 3] :34.
Verbalisant: Hoe vaak leent u geld uit aan anderen?
Getuige: Eigenlijk nooit. Ik heb één keer [medeverdachte 3] (het hof: [medeverdachte 3] ) geholpen.
Verbalisant: Hoe vaak leende u geld uit aan [medeverdachte 3] ?
Getuige: Dat is maar één of twee keer geweest.
Verbalisant: Wanneer heeft u, [medeverdachte 3] voor de laatste keer geld geleend?
Getuige: Dit is in de eerste week van juni geweest. Dit was ongeveer 6.000 euro.
Verbalisant: Wanneer heeft hij dit geld terugbetaald?
Getuige: Vrij kort erna want toen had hij geld terug gekregen van de belasting. Ik denk ongeveer 2 weken.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 30] en [verbalisant 31] en [verbalisant 32] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisanten dan wel een van hen:35.
Middels plaatsing van een technisch hulpmiddel werd de vertrouwelijke communicatie, die plaatsvond op het adres [plaats 13] , die wordt gebruikt door [medeverdachte 3] , opgenomen, uitgeluisterd en administratief verwerkt.
Door ons, verbalisanten, werd de opgenomen communicatie van 16 juni 2014, uitgeluisterd, ten minste de ter beschikking zijnde geluidsfragmenten van deze dag. De opnameapparatuur neemt uitsluitend op indien er geluid word waargenomen, met een eventuele uitlooptijd. Hieronder zijn de beluisterde geluidsbestanden uitgewerkt.
160614-193108.WAV
NN-man komt binnen. Hij maakt bij binnenkomst meteen de opmerking dat de telefoons effe weg moeten.
V= NN man vader (van [medeverdachte 3] )
[verdachte] = [verdachte]
[medeverdachte 3] = [medeverdachte 3]
V: Luister goed, jullie moet het verhaal samen aan gaan passen helder.
[medeverdachte 3] : Hmm.
V: Dus [medeverdachte 1] doet dat.
[medeverdachte 3]: Die praat niet.
V: Nee, dat geloof ik ook niet, want als hij praat, dan praat hij zijn eigen TBS en dan komt hij nooit meer los.
[medeverdachte 3]: Die praat niet.
V: Dat denk ik ook niet, [medeverdachte 2] ook niet, die praten zijn eigen gewoon hoe da da die praat als ze praten dan gaat het fout. Jullie moeten wel zorgen dat je samen een verhaal hebt.
[medeverdachte 3]: Hebben wij.
V: Ik wil het verhaal ook niet weten, zorg dat het verhaal goed is, denkt er over na en hou dat vast.
[medeverdachte 3]: Dan moet jij één ding dat we nou gewoon hebben afgesproken verder niks niet meer en niet minder.
V: Ik schat in dat er niet gepraat wordt.
[medeverdachte 3]: Nee, dat weet ik wel zeker.
V: Begrijp je wat ik bedoel, dus dat je verder niks.
[verdachte] : Klopt ja we kennen nou nog niet opgepakt hè.
V: Nee, denk ik niet.
[medeverdachte 3]: Allang gebeurd.
V: Nee, dan waren ze vannacht geweest.
[verdachte] : Ja maar misschien wou ik zeggen ze moeten de telefoon niet oppakken.
V: Daar moeten een verhaal aanhangen.
[medeverdachte 3]: Dat heb ik gezegd hè da dat is ons minpunt voor de bevalling.
[verdachte] : Maar dat betekent dus wel dat daar een dealer is en en dat die.
[medeverdachte 3]: Ja.
V: Nee, maar daar moet je een verhaal van maken.
160614-193108.WAV (voorgaande gesprek loopt door)
[verdachte] : En gooi straks deze telefoon weg krijgen ze die niet te pakken.
V: Maar, ik denk dat er niets gebeurt.
[medeverdachte 3] : Ik denk het ook niet.
V: Want dan waren ze er vanmorgen al geweest.
[medeverdachte 3] : En als we maar goed bij het verhaal blijven dan is er niks aan de hand. Ze kennen niks.
[verdachte] : Luister de telefoon hadden ze die ook uh toen uh...
160614-194115.WAV (voorgaande gesprek loopt door)
V: Ze laten jullie toch niet fucking los als jullie twee er iets mee te maken hebt.
[verdachte] : Ja of.
V: Dat doen ze niet.
[verdachte] : Nee.
V: En ik denk luister goed hè.
160614-195704. WAV (voorgaande gesprek gaat verder)
V: Wacht ik toch gewoon maar als hij gewoon zijn verhaaltje gaat doen.
V: Nee man, nee man, zoiets niet, als dat gebeurd zou zijn dan was het vannacht gebeurd.
[verdachte] : Ja, maar dan zou het.
V: Als ze vannacht alles rond hadden gehad zeg maar als ze hadden geweten dat gij er bij had gehoord dan was vannacht hier de voordeur er ook uitgegaan.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 22] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant:36.
Binnen het onderzoek “Kabelbaan” heb ik, verbalisant, onderzoek gedaan op de Facebookpagina van verdachte [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] .
Op de tijdlijn van verdachte [medeverdachte 1] op 21 februari 2014 is een foto zichtbaar waarop [medeverdachte 1] staan en de mij ambtshalve bekende [medeverdachte 3] . Hierbij staat de tekst: “Met mijn maatje [medeverdachte 3] hoppaaaaaaa”.
Feit 2
Een proces-verbaal van aangifte voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van verbalisant [verbalisant 21] afgelegde verklaring van [aangever] :37.
Ik ben werkzaam bij de coöperatie Dela in de functie van coördinator fraudebeheersing en als zodanig ben ik gemachtigd om namens de naamloze vennootschap Dela Natura- en levensverzekeringen aangifte te doen.
Op 3 oktober 2013 kwam bij de Dela een digitale aanvraag binnen via de e-mail [e-mailadres verdachte] met de aanvraag voor een levensverzekering van
€ 250.000,- . Gezien de toegezonden e-mail was deze aanvraag gedaan door [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] en als adres was opgegeven [plaats 15] .
De Dela heeft hierop op 7 oktober 2013 een medische verklaring toegezonden aan de aanvrager [slachtoffer] . Deze medische verklaring had het aanvraagnummer 6553199. Deze medische verklaring is ingevuld en ondertekend en terug gestuurd.
Daarna heeft de Dela nog per post een aanvraagformulier toegezonden die is ingevuld en op 9 november 2013 ondertekend, althans die datum staat op het formulier boven de handtekening. Dit laatste formulier heeft de Dela op 3 november 2013 terug ontvangen, hetgeen te zien is aan de stempel die bij binnenkomst rechtsboven op het formulier is geplaatst.
Hierop is de uiteindelijke polis onder polisnummer 823121 in werking getreden.
Op 27 februari 2014 is de heer [slachtoffer] overleden en we hebben de nabestaanden onder andere een vragenlijst d.d. 25 maart 2014 toegezonden. Deze vragenlijst betreft de vragenlijst in verband met overlijden binnen 24 maanden na ingangsdatum van het Dela Leefdoorplan. Deze lijst is op 28 maart 2014 door de partner van [slachtoffer] , zijnde [verdachte] , ingevuld en per post aan ons toegezonden.
Wij zijn de mening toegedaan dat de formulieren die wij ingevuld hebben teruggekregen en die betrekking hebben op zowel de aanvraag als de dood van [slachtoffer] , qua schift wel erg op elkaar lijken zodat wij twijfel hebben of de heer [slachtoffer] wel zelf de aanvraag had gedaan.
De Dela heeft een forensisch bedrijf, Forensicon, ingehuurd om dit middels schriftvergelijking te laten onderzoeken.
Een geschrift, zijnde een aanvraag DELA doorleefplan op naam van [slachtoffer] , inhoudende:38.
[afbeelding 1]
Een geschrift, zijnde een vragenlijst naar aanleiding van overlijden van [slachtoffer] , voor zover inhoudende:39.
[afbeelding 2]
Een deskundigenrapport “schriftvergelijking levensverzekering” opgesteld door [medewerker Forensicon 1] en [medewerker Forensicon 2] , handschriftdeskundigen verbonden aan Forensicon voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van voornoemde deskundigen:40.
1.2
Vraagstelling
Na ontvangst van de betreffende onderzoeksdocumenten is de vraagstelling aangepast naar: “Is het schrift, aanwezig op het aanvraagformulier levensverzekering, geschreven door dezelfde auteur als het schrift op de vragenlijst bij overlijden?”
1.3
Onderzochte materialen
Ten behoeve van het onderzoek heeft opdrachtgever onder meer ter beschikking gesteld.
1. Aanvraag DELA LeefdoorPlan; gedateerd 29 oktober 2013, ondertekent 09 november 2013 (verder: aanvraagformulier levensverzekering).
3. Vragenlijst i.v.m. overlijden binnen 24 maanden na ingangsdatum van het DELA LeefdoorPlan; gedateerd 25 maart 2014, ondertekent 28 maart 2014 (verder: vragenlijst bij overlijden).
1.4
Samenvatting resultaten
Het schrift op de aanvraag levensverzekering is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geschreven door de schrijver van het schrift op de vragenlijst bij overlijden.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 24 oktober 2016 voor zover inhoudende:
Ik heb de aanvraag Dela LeefdoorPlan op naam van [slachtoffer] , gedateerd29 oktober 2013 ingevuld.
Een deskundigenrapport “onderzoek authenticiteit handtekening aanvraag levensverzekering Dela” opgesteld door drs. [medewerker NFI 2] , verbonden aan het NFI voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van voornoemde deskundige:41.
1. Te onderzoeken materiaal
SIN | Omschrijving |
AAIJ7261NL | Een fotokopie van een uit één pagina bestaand aanvraagformulier voor een nabestaanden-verzekering van Dela op naam van “Dhr. [slachtoffer] te Geldrop”, bij de ondertekening gedateerd 9 november 2013. |
AAIJ7268NL | ˗ Een fotokopie van een door [slachtoffer] ondertekende afstandsverklaring, registratienummer PL2211 2012105483-2, gedateerd 31 oktober 2012. ˗ Een fotokopie van blad 4 van een door [slachtoffer] ondertekent proces-verbaal gedateerd 21 januari 2013, proces-verbaalnummer PL2210 2013010508-1. ˗ Het origineel van het hiervoor genoemde blad 4 van het proces-verbaal. |
AAHB2179NL | Een akte van uitreiking van een gerechtelijke brief aan [slachtoffer] op 29 februari 2012. |
AAIJ9657NL | Fotokopieën van een uit twee pagina's bestaande “Vragenlijst i.v.m. overlijden binnen 24 maanden na ingangsdatum van het DELA LeefdoorPlan” naar aanleiding van het overlijden van [slachtoffer] , ingevuld op naam van [verdachte] en bij de ondertekening gedateerd 28 maart 2014. |
AAHB2180NL | Diverse gerechtelijke stukken met handtekening [slachtoffer] ˗ Een uit drie bladen bestaand proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] door de rechter-commissaris op 28 januari 2013. ˗ Een akte van uitreiking van een gerechtelijke brief (afwijzing verzoek schorsing) aan [slachtoffer] op 28 februari 2013. ˗ Een akte van uitreiking van een gerechtelijke brief (bevel gevangenhouding) aan [slachtoffer] op 28 februari 2013. ˗ Een akte van uitreiking van een gerechtelijke brief aan [slachtoffer] op 22 maart 2013. ˗ Een akte van uitreiking van een gerechtelijke brief aan [slachtoffer] op 16 mei 2013. ˗ Een akte van uitreiking van een gerechtelijke brief aan [slachtoffer] op 30 januari 2014. ˗ Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] door de rechter-commissaris op 8 november 2013. ˗ Een akte van uitreiking van een gerechtelijke brief aan [slachtoffer] op 21 november 2013. ˗ Een akte van uitreiking van een gerechtelijke brief aan [slachtoffer] op 17 februari 2014. ˗ Een akte van uitreiking van een gerechtelijke brief aan [slachtoffer] op 30 januari 2014. |
Vraagstelling
Is de betwiste handtekening op het document Aanvraag Dela Leefdoorplan 6553199 door dezelfde persoon geplaatst als de geplaatste handtekening op document Afstandsverklaring?
Omdat de in eerste instantie beschikbaar gestelde handtekeningen van [slachtoffer] (de drie handtekeningen op de stukken [AAI37268NL en AAHB2179NL]) ontoereikend waren voor het onderzoek ter beantwoording van de eerste vraag, heb ik verzocht om aanvullend materiaal met handtekeningen van [slachtoffer] . Naar aanleiding hiervan zijn de overige hiervoor genoemde stukken geleverd.
Het hier gerapporteerde onderzoek heeft derhalve betrekking op de beantwoording van dezelfde vraag, echter met een groter aantal referentiehandtekeningen van [slachtoffer] dan in deze vraag genoemd.
Interpretatie resultaten
Tussen de betwiste handtekening en de referentiehandtekeningen zijn zowel verschillen geconstateerd qua algehele vormgeving als op microniveau in de vergelijkbare grafische elementen. Deze bevindingen liggen in de lijn der verwachting wanneer de betwiste handtekening niet door [slachtoffer] zelf is geplaatst.
Indien de betwiste handtekening door een andere persoon is geproduceerd, doet zich de vraag voor op welk model de betwiste handtekening is gebaseerd. In alle beschikbare handtekeningen van [slachtoffer] (vijftien handtekeningen geplaatst binnen een periode van twee jaar) ontbreekt namelijk het deel [deel achternaam slachtoffer] .
Bovendien is het eindpatroon van de referentiehandtekeningen duidelijk complexer.
Een alternatieve verklaring is dat de betwiste handtekening een gefingeerde handtekening voor [slachtoffer] betreft. De kans dat de gelijkenis in het deel [initialen slachtoffer] op toeval berust acht ik in zo'n geval echter zeer klein.
Een andere mogelijkheid is dat de betwiste handtekening niet is gebaseerd op een handtekening, maar op een naamschrijving van [slachtoffer] , waaraan een eindhaal is toegevoegd. De resultaten van het vergelijkend onderzoek zijn tevens beschouwd in het licht van de mogelijkheid (hypothese) dat het betwiste aanvraagformulier- om welke reden dan ook - door [slachtoffer] zelf is ondertekend met een andere dan voor hem gebruikelijke handtekening. De kans op afwijkingen zoals die nu zijn waargenomen in de hellingshoek van de letters [initialen slachtoffer] en het bewegingsverloop van de letter [beginletter achternaam slachtoffer] acht ik in dat geval echter klein.
Conclusie
Voorafgaande aan het onderzoek waren de volgende hypothesen geformuleerd voor de betwiste handtekening:
Hypothese 1: De betwiste handtekening is een authentieke handtekening van[slachtoffer]
Hypothese 2: De betwiste handtekening is een vervalsing van de handtekening van [slachtoffer] .
De resultaten van het onderzoek zijn waarschijnlijker wanneer hypothese 2 juist is (de betwiste handtekening is een vervalsing) dan wanneer hypothese 1 juist is.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Overwegingen ten aanzien van feit 1
Bewijsverweren
De raadsman heeft ten verweer betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Hiertoe is in de kern aangevoerd dat:
geen rechtstreeks (objectief feitelijk) bewijsmiddel voor daderschap voorhanden is;
de indirecte bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank heeft geconcludeerd dat verdachte de opdrachtgever is geweest van de moord op [slachtoffer] , voor meerdere uitleg vatbaar zijn en verkeerd zijn geïnterpreteerd;
concrete contra-indicaties voor daderschap van verdachte (alternatieve scenario’s) zijn te destilleren uit de verklaringen van verdachte, die worden ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
Voor hetgeen ter zake in het bijzonder door de verdediging is aangevoerd, verwijst het hof naar de inhoud van de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota.
Ad a) Geen rechtstreeks (objectief feitelijk) bewijs
Het hof heeft met de verdediging vastgesteld dat op of nabij de twee plaatsen delict geen sporen zijn aangetroffen en veiliggesteld die (een van de) verdachte(n) direct linken aan de aanslag op [slachtoffer] . Evenmin hebben (oog)getuigen verklaard over de aanwezigheid van verdachte(n) aldaar of het geven van opdracht tot de aanslag. De verdachten ontkennen betrokken te zijn bij de moord op [slachtoffer] dan wel heb zich consequent op hun zwijgrecht beroepen. Juist vanwege de afwezigheid van dergelijke bewijsmiddelen heeft het hof de voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen zeer behoedzaam beoordeeld en gewaardeerd.
Naar het oordeel van het hof vindt dit onderdeel van het verweer zijn weerlegging in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen en hierna volgende overwegingen en behoeft het hier geen verdere bespreking.
Ad b) Beoordeling bewijsmiddelen
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien, stelt het hof de navolgende feiten en omstandigheden vast en verbindt het hof daaraan de hierna weergegeven conclusies.
Dood van [slachtoffer]
Op 27 februari 2014 tussen 21.20 tot 21.24 uur is [slachtoffer] op de parkeerplaats van de [plaats 1] te Eindhoven (hierna: plaats delict 1), direct nadat hij uit zijn auto was gestapt, door een of meerdere personen beschoten. Deze personen of één van hen, maakten daarbij gebruik van ten minste twee vuurwapens. [slachtoffer] is zeven keer geraakt. Nadat [slachtoffer] onder vuur is genomen, zijn twee personen met een motorscooter weggereden. Deze motorscooter is korte tijd later op circa 1.400 meter afstand van plaats delict 1 brandend achtergelaten op de [plaats 4] te Eindhoven (hierna: plaats delict 2). De identiteit van de motorscooter was door de vervalste identificerende gegevens en de brand niet meer vast te stellen.
Op 28 februari 2014 om 2.41 uur is [slachtoffer] overleden aan zijn verwondingen in het Catharina Ziekenhuis te Eindhoven. Meer in het bijzonder is hij overleden aan een bloeding in buik en borstholte veroorzaakt door perforerend geweld van meerdere kogels.
Vooropgezet plan
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van de schutter(s) - zoals die blijkt uit de bewijsmiddelen - namelijk het gebruik van telefoons die klaarblijkelijk alleen voor gebruik ten behoeve van deze aanslag zijn aangeschaft om de bewegingen van [slachtoffer] door te geven (zie hierna), het opwachten van [slachtoffer] op plaats delict 1, het gebruik van meegenomen vuurwapens en het gebruik van een scooter met vervalste identificerende gegevens, leidt het hof af dat sprake was van een vooropgezet plan (in de tenlastelegging aangeduid met de woorden: “voorbedachten rade”) om [slachtoffer] te doden.
Gebruik vier telefoonnummers op de dag van de aanslag op [slachtoffer]
Op 28 februari 2014 is de auto die in gebruik was bij verdachte doorzocht. Daarin is een kaart (naar het hof begrijpt: het omhulsel van een SIM-kaart) aangetroffen met daarop een telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] . Uit de historische gegevens van dit nummer bleek dat dit telefoonnummer gedurende de periode dat deze actief is geweest (met name) contact heeft gehad met telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 6] , [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 5] .
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat:
- -
Verdachte de gebruikster van het nummer eindigend op [telefoonnummer 3] was.
- -
Medeverdachte [medeverdachte 3] de gebruiker van het nummer eindigend op [telefoonnummer 7] was.
- -
Het nummer eindigend op [telefoonnummer 6] en het bijbehorende toestel op 27 februari 2014 omstreeks 14.25 uur bij de Kijkshop te Eindhoven zijn gekocht door [medeverdachte 1] .
- -
Het nummer eindigend op [telefoonnummer 5] op 27 februari 2014 omstreeks 14.28 uur bij dezelfde Kijkshop is gekocht door [medeverdachte 2] .
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en het dossier acht het hof de verklaring van [medeverdachte 2] , voor zover inhoudende dat hij dit telefoonnummer en die telefoon heeft gekocht voor [medeverdachte 1] en zelf niet heeft gebruikt, ook op grond van de camerabeelden van de Kijkshop, aannemelijk.
Op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, stelt het hof ten aanzien van het gebruik van de genoemde vier telefoonnummers op de dag van de aanslag op [slachtoffer] (27 februari 2014) het volgende vast.
- -
De vier telefoonnummers hadden op 27 februari 2014 voorafgaand aan en korte tijd na de aanslag op [slachtoffer] frequent en alleen met elkaar contact.
- -
Er werd alleen gecommuniceerd door middel van sms-berichten. Andere telefonische contacten van de verdachten [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 3] vonden plaats met andere, bij de verdachten in bezit en gebruik zijnde, telefoonnummers.
- -
De telefoonnummers ( [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 5] ) zijn pas op de dag van de aanslag op [slachtoffer] door en voor [medeverdachte 1] gekocht (respectievelijk om 14.25 uur en 14.28 uur) en enkele uren voor de aanslag (respectievelijk om 17.00 uur en 16.36 uur) in gebruik genomen.
- -
Het telefoonnummer gekocht door [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 6] ) straalt tussen 20.10 uur en 20.20 uur samen met een ander telefoonnummer aan op een zendmast aan de [plaats 10] in Geldrop. [slachtoffer] bevond zich op dat moment ook in Geldrop.
- -
Vrijwel direct nadat [slachtoffer] heeft gebeld met verdachte op haar bekende telefoonnummer, met de mededeling dat hij wegreed uit Geldrop en zo thuis zou zijn (21.17 uur), heeft [verdachte] een sms-bericht verzonden naar [medeverdachte 3] (21.18 uur) met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] . [medeverdachte 3] heeft direct daarna (ook om 21.18 uur) een sms-bericht verzonden naar het voor [medeverdachte 1] gekochte telefoonnummer ( [telefoonnummer 5] ).
- -
Het telefoonnummer dat voor [medeverdachte 1] is gekocht ( [telefoonnummer 5] ) straalt om 21.18 uur laatstelijk voor de eerste 112-melding (21.24 uur) aan op de zendmast gelegen aan de [plaats 11] te Eindhoven. Deze zendmast wordt de hele avond aangestraald door de telefoon in gebruik bij verdachte ( [telefoonnummer 3] ). Verdachte bevond zich toen in haar woning aan de [plaats 1] te Eindhoven, in de directe nabijheid van plaats delict 1.
- -
Na de 112-melding straalt dit nummer dat voor [medeverdachte 1] is gekocht ( [telefoonnummer 5] ) voor het eerst om 21.33 uur aan op de [plaats 4] te Eindhoven, zijnde in de directe nabijheid van plaats delict 2.
- -
De telefoon gekocht door [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 6] ) straalt voor de eerste 112-melding (21.24 uur) laatstelijk om 21.03 uur aan op [plaats 4] in Eindhoven en na de eerste 112 melding eerst om 21.32 uur op dezelfde zendmast, zijnde in de directe nabijheid van plaats delict 2.
- -
Plaats delict 1 ligt op 1.400 meter afstand van plaats delict 2.
- -
Alle vier de telefoonnummers zijn na 22.04 uur niet meer gebruikt.
Resumerend overweegt het hof dat verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon op de dag van de aanslag op [slachtoffer] via vier speciaal daarvoor gebruikte telefoonnummers met elkaar in contact stonden via sms-berichten. Via deze telefoons werden de gebruikers op de hoogte gehouden van de bewegingen van [slachtoffer] kort voor de aanslag. Dat wordt ook bevestigd door de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] haar na het sporten heeft gebeld met de boodschap dat hij bijna thuis was. Het hof concludeert dat deze telefoonnummers zijn aangeschaft (of in ieder geval zijn gebruikt) met als enig doel om contacten te onderhouden ten behoeve van de aanslag op [slachtoffer] . Aanwijzingen dat de telefoons slechts in de uren rondom de aanslag zijn gebruikt voor/met een ander doel zijn uit het dossier en het verhandelde ter zitting in het geheel niet af te leiden.
Voorts overweegt het hof dat de zendmastgegevens de conclusie ondersteunen dat [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon of personen ten tijde van de aanslag op de plaats delict 1 en kort na de aanslag (acht à negen minuten later) op plaats delict 2 zijn geweest. Plaatsen die op en relatief korte afstand van elkaar zijn gelegen (1.400 meter).
Voor zover de raadsman, onder verwijzing naar hetgeen de raadslieden van medeverdachte [medeverdachte 1] hebben betoogd, heeft gesteld dat [medeverdachte 1] niet de gebruiker kan zijn geweest van het nummer [telefoonnummer 6] (omdat een andere telefoonnummer dat wel aan [medeverdachte 1] kan worden gekoppeld ( [telefoonnummer 20] ) zes minuten voor de eerste 112-melding aanstraalt op een mast die niet onder het bereik van plaats delict 1 valt, maar onder het bereik van [medeverdachte 1] ’s woning), verwerpt het hof dit verweer.
Immers, niet is uit te sluiten dat [medeverdachte 1] de telefoon die hij gebruikte voor telefonische contacten met anderen dan met de verdachten ( [telefoonnummer 20] ) niet heeft meegenomen naar de plaats van de aanslag, maar dat hij die bewust thuis heeft achtergelaten. Dat laatste ligt naar het oordeel van het hof ook in de rede, te meer nu [medeverdachte 1] vlak voor de aanslag op [slachtoffer] geen sms-bericht heeft verzonden met die telefoon, maar alleen een bericht heeft ontvangen. Bovendien straalt die telefoon dan een zendmast aan die valt onder het bereik van zijn woning.
Aldus is het betoog van de verdediging naar het oordeel van het hof niet redengevend voor beantwoording van de vraag of [medeverdachte 1] al dan niet op plaats delict 1 is geweest.
Betalingen
Op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, stelt het hof ten aanzien van betalingen na de moord op [slachtoffer] de volgende feiten en omstandigheden vast.
- -
[medeverdachte 3] en verdachte hebben in de periode na de aanslag op [slachtoffer] veel contact met elkaar via sms en Whatsapp. Dit via telefoonnummers die hoofdzakelijk zijn gebruikt voor contacten met elkaar. De berichten konden vanaf 2 maart 2014 worden uitgelezen. Tevens hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] frequent met elkaar contact, met name via sms-berichten.
- -
Uit het patroon van sms-berichten verzonden tussen 3 maart 2014 en 6 maart 2014 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] enerzijds en het patroon en de inhoud van de sms-berichten tussen [medeverdachte 3] en verdachte anderzijds, blijkt naar het oordeel van het hof dat [medeverdachte 1] , via [medeverdachte 3] , druk heeft uitgeoefend op verdachte. Telkens als [medeverdachte 3] via sms-berichten contact heeft gehad met [medeverdachte 1] , zoekt [medeverdachte 3] contact met verdachte. Uit de inhoud van de sms-berichten tussen verdachte en [medeverdachte 3] blijkt naar het oordeel van het hof dat verdachte aan [medeverdachte 1] en een andere persoon geld moest betalen. Tevens blijkt hieruit dat ze voor 3 maart 2014 en op 6 maart 2014 rond 18.00 uur een geldbedrag heeft betaald.
- -
Uit de inhoud van sms-berichten verzonden door [medeverdachte 3] naar verdachte op 5 maart 2014 blijkt het verband tussen de moord op [slachtoffer] en de betalingen. [medeverdachte 3] stuurt dan (onder meer) naar verdachte: “Ja afspraak was drie dagen later nu is zes dagen later (…)” en “Hun geloven jot wel maar hun moeten hun geld hebben want toen dat ene moest gebeuren toen was het ook snel snel”. Uit de inhoud van deze berichten, tegen de inhoud van de overige in de bewijsmiddelen weergegeven berichten, leidt het hof af dat drie dagen na de aanslag op [slachtoffer] betaald had moeten worden aan [medeverdachte 1] en een andere persoon. Het is dan (5 maart 2014) inmiddels zes dagen later, te weten zes dagen na de aanslag op [slachtoffer] (27 februari 2014). Uit het patroon van de sms-berichten en de inhoud van de door [medeverdachte 3] naar verdachte verzonden sms-berichten blijkt dat [medeverdachte 1] in de periode tussen 3 maart 2014 en 5 maart 2014, de druk ook heeft opgevoerd. [medeverdachte 3] vreesde dat, bij uitblijving van betaling, verdachte en hij dit met hun leven zouden bekopen.
- -
Uit het patroon van sms-berichten verzonden tussen 4 april 2014 en 15 april 2014 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] enerzijds en het patroon en de inhoud van de sms-berichtentussen [medeverdachte 3] en verdachte anderzijds blijkt naar het oordeel van het hof dat [medeverdachte 1] , via [medeverdachte 3] , druk heeft uitgeoefend op verdachte om opnieuw te betalen. verdachte laat dan aan [medeverdachte 3] weten dat er een brief binnen is “dat ze het gaan uitkeren”. [medeverdachte 3] wil die brief hebben, omdat “die maat van hem weer aan het zeuren is”. Verdachte heeft vervolgens op 15 april 2014 een brief van de Dela opgehaald bij ene [persoon 3] . Bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] is een brief van de Dela betreffende [slachtoffer] aangetroffen. Het hof leidt uit deze bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 3] en verdachte deze brief aan [medeverdachte 1] hebben doen toekomen.
- -
Uit de inhoud van de Whatsapp-contacten tussen 3 juni 2014 tot en met 5 juni 2014 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] enerzijds en verdachte en [medeverdachte 3] anderzijds leidt het hof af dat [medeverdachte 3] door [medeverdachte 1] onder druk is gezet om geld te betalen. Omdat geld afkomstig van de belasting nog niet was overgemaakt aan [medeverdachte 3] , bericht [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] op 3 juni 2014 dat hij geld van zijn oma krijgt en dan in staat is om [medeverdachte 1] te betalen. Uit de verklaring van de oma van [medeverdachte 3] , getuige [grootmoeder medeverdachte 3] , in combinatie bezien met de gegevens van haar bankrekeningen blijkt dat [medeverdachte 3] op 4 juni 2014 een bedrag van ongeveer € 6.000,- heeft geleend van zijn oma. Uit de berichten verzonden op 5 juni 2014 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] leidt het hof af dat [medeverdachte 3] een laatste betaling heeft verricht aan [medeverdachte 1] .
- -
Dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van het nummer eindigend op [telefoonnummer 27] leidt het hof af uit de Whatsapp-berichten verzonden tussen de gebruiker van dit nummer en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 19] ) op 3 juni 2014 tussen 18.27 uur en 18.38 uur, waarin werd gesproken over geld van de oma van [medeverdachte 3] . Kort daarna om 19.02 wordt [medeverdachte 3] gebeld door de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 28] . Tijdens dat telefoongesprek vraagt [medeverdachte 3] : “Of hij het gehoord heeft van [medeverdachte 1], want daar had hij een berichtje naar gestuurd. Het stond er niet op en daar ben ik mee naar mijn oma gegaan en morgen krijg ik alles” (onderstreping door het hof).
Resumerend overweegt het hof dat uit vorenstaande feiten en omstandigheden blijkt dat [medeverdachte 3] en verdachte (via [medeverdachte 3] ) door [medeverdachte 1] meerdere keren onder druk zijn gezet om geld te betalen aan hem en een onbekend gebleven persoon. [medeverdachte 3] is ook meerdere keren bedreigd door [medeverdachte 1] . Uiteindelijk hebben zowel verdachte als [medeverdachte 3] betalingen verricht aan [medeverdachte 1] . Op grond van de inhoud van de berichten, tegen de achtergrond van de overige bewijsmiddelen, concludeert het hof dat deze betalingen verband hielden met de moord op [slachtoffer] .
Gesprek opname vertrouwelijke communicatie (hierna: OVC)
Uit de inhoud van het OVC-gesprek d.d. 16 juni 2014 tussen verdachte, [medeverdachte 3] en de vader van [medeverdachte 3] blijkt naar het oordeel van het hof dat, besproken is dat:
- -
medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn aangehouden op die dag;
- -
zij inschatten dat beiden geen verklaring zullen afleggen;
- -
als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gaan praten bij de politie dat fout zal zijn voor verdachte en [medeverdachte 3] ;
- -
nu verdachte en [medeverdachte 3] nog niet zijn aangehouden, zij een verhaal moeten afstemmen;
- -
dat gevreesd wordt dat ook verdachte en [medeverdachte 3] zullen worden opgepakt.
Verdachte is mogelijk bij een (naar het oordeel van het hof: zeer beperkt) deel van dit gesprek niet aanwezig geweest, maar evident blijkt uit de situatie en de inhoud van het gesprek dat de vader van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3] in het eerste deel van het gesprek met de woorden: ‘jullie’, ‘wij’, ‘we’ en/of ‘ons’ bedoelen: [medeverdachte 3] en verdachte. Aan het tweede deel van het gesprek heeft verdachte deelgenomen.
Het hof concludeert op grond van de inhoud van dit OVC-gesprek, tegen de achtergrond van de overige bewijsmiddelen, dat sprake is van een verband tussen [medeverdachte 1] enerzijds en verdachte en [medeverdachte 3] anderzijds en de vrees bestond dat ook verdachte en [medeverdachte 3] voor hetzelfde feit zouden worden aangehouden, te weten betrokkenheid bij de moord van [slachtoffer] . Dit blijkt in het bijzonder uit het feit dat de vader van [medeverdachte 3] tijdens het OVC-gesprek tegen verdachte zegt: “Als ze vannacht alles rond hadden gehad zeg maar als ze hadden geweten dat gij erbij had gehoord dan was vannacht hier de voordeur er ook uit gegaan” (onderstreping door het hof).
Deelconclusies
De hiervoor weergegeven vastgestelde feiten en omstandigheden en hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen blijkt, acht het hof redengevend voor de conclusies dat:
- -
[medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon de aanslag op [slachtoffer] op 27 februari 2014 hebben uitgevoerd;
- -
Verdachte de opdracht aan in ieder geval [medeverdachte 1] heeft gegeven om [slachtoffer] te doden en beiden, [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon, daarvoor ook heeft betaald;
- -
[medeverdachte 3] een essentiële schakel vormde tussen verdachte en [medeverdachte 1] : [medeverdachte 3] was bevriend met [medeverdachte 1] , zorgde dat verdachte geld betaalde aan [medeverdachte 1] , probeerde [medeverdachte 1] rustig te houden als betalingen van verdachte uitbleven en heeft zelf ook geld betaald aan [medeverdachte 1] .
Medeplegen
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte de moord op [slachtoffer] heeft (mede)gepleegd zoals onder 1 primair ten laste gelegd, dan wel of sprake is van uitlokking van (1 subsidiair) of medeplichtigheid aan de moord (1 meer subsidiair).
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen (in de tenlastelegging aangeduid met de woorden “tezamen en in vereniging met een ander of anderen”) bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat verdachte geen schutter is geweest en ten tijde van de aanslag op [slachtoffer] niet op plaats delict 1 is geweest en ook niet op plaats delict 2 is geweest.
Het hof overweegt dat ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen), sprake kan zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de bewijsmiddelen vloeit naar het oordeel van het hof direct voort dat:
- -
sprake was van een intensieve samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 3] en de schutter(s) (zie onder andere het gebruik van vier speciaal daarvoor gebruikte telefoonnummers);
- -
gebruik werd gemaakt van een kennelijk vooraf afgesproken onderlinge taakverdeling (verdachte is de opdrachtgever, [medeverdachte 3] een onmisbare tussenpersoon en [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon waren de uitvoerders);
- -
de rol van verdachte bij de voorbereiding onmisbaar was, immers zij heeft de bewegingen van [slachtoffer] doorgegeven, waarna hij vervolgens werd opgewacht door de schutter(s);
- -
verdachte zeer betrokken is geweest bij de afhandeling (de betalingen aan [medeverdachte 1] );
- -
de intellectuele bijdrage van verdachte bij dit delict groot was (de opdrachtgever).
Gelet op deze intellectuele bijdrage en de grote bijdrage van verdachte bij de voorbereiding en afhandeling van het strafbare feit, is het hof van oordeel dat - ondanks het ontbreken van uitvoeringshandeling - de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon is komen vast te staan.
Intermezzo: Motief
De verdachten hebben - inherent aan hun ontkenningen dat zij betrokken waren bij de moord dan wel door zich consequent te beroepen op hun zwijgrecht - het hof geen informatie verschaft over de reden(en) om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Het dossier bevat wel aanwijzingen voor motieven van verdachte en [medeverdachte 3] om [slachtoffer] te (laten) vermoorden, te weten: (1) er was een verzekering afgesloten op het leven van [slachtoffer] en bij overlijden zou er € 250.000,- worden uitgekeerd en (2) verdachte zat in een beklemmende relatie met [slachtoffer] en wilde met haar minnaar [medeverdachte 3] een nieuw bestaan opbouwen.
Het dossier bevat echter ook contra-indicaties voor deze motieven. Ten aanzien van de levensverzekering geldt dat verdachte geen direct begunstigde was van een uitkering. Ten aanzien van de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] verklaren diverse personen die in de directe omgeving verkeerden van verdachte en [slachtoffer] , dat zij nooit hebben gemerkt dat verdachte in een beklemmende relatie zat met [slachtoffer] .
De reden(en) voor deze huurmoord is/zijn het hof dan ook onduidelijk gebleven.
Ad c) Contra-indicaties/Alternatieve scenario’s
Ten aanzien van de feiten en omstandigheden die het hof redengevend acht voor de hiervoor weergegeven conclusies, heeft verdachte verklaringen afgelegd die de redengevendheid van daarvan zouden kunnen ontzenuwen.
Verdachte heeft het scenario opgeworpen dat sprake was van een afrekening in het criminele milieu, omdat [slachtoffer] handelde in verdovende middelen en betrokken was bij ripdeals. Om die reden werd haar gezin al geruime tijd ernstig bedreigd door criminelen.
Daarnaast heeft verdachte gedurende de procedure in hoger beroep - kort en zakelijk weergegeven - verklaard dat zij en [medeverdachte 3] enige tijd voor de moord op [slachtoffer] onder druk werden gezet en werden bedreigd door (onder meer) medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Dat hield verband met een halve kilo cocaïne die [slachtoffer] niet had betaald of had ‘geript’. Deze halve kilo cocaïne lag nog in haar woning nadat [slachtoffer] was gearresteerd. Omdat zij geen drugs meer in haar woning wilde hebben, heeft zij de cocaïne aan haar minnaar [medeverdachte 3] gegeven. Daarna werd zij (onder meer) aan de deur van haar woning bedreigd, aldus verdachte.
Betrouwbaarheid verklaringen verdachte
Nu deze scenario’s direct voortvloeien uit de verklaringen van verdachte, ziet het hof zich eerst gesteld voor de vraag of deze verklaringen betrouwbaar en aannemelijk zijn. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Bij dat oordeel heeft het hof acht geslagen op de navolgende omstandigheden.
i. Wisselende verklaringen verdachte
Verdachte heeft ten aanzien van de gestelde bedreigers wisselend verklaard. Bij de politie heeft zij op 4 maart 2014 verklaard (onder meer) bedreigd te zijn door [persoon 1] , achtervolgd te zijn door een Lexus met kenteken [kenteken Lexus] en bedreigd te zijn door een persoon met de bijnaam ‘Karper’ (p. 440-450). De politie heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de gestelde bedreigers en de Lexus.
Pas gedurende de procedure in hoger beroep - en derhalve na kennisname van de resultaten van deze onderzoeken en na kennisname van de telefonische contacten waaruit blijkt dat verdachte en [medeverdachte 3] onder druk zijn gezet door [medeverdachte 1] om te betalen - heeft verdachte verklaard dat zij (ook) bedreigd is door medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
ii. Dwaalspoor [persoon 1]
Ter gelegenheid van het hiervoor bedoelde verhoor van verdachte op 4 maart 2014 heeft zij signalementen van de gestelde bedreigers gegeven en compositietekeningen van twee van de bedreigers laten maken (p. 440-450, 455 en 456).
Op 6 maart 2014 vindt de volgende sms-conversatie plaats tussen verdachte ( [telefoonnummer 10] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 23] ):
Verdachte: “Ze hebben eentje en meerdere op oog”.
[medeverdachte 3] : “Je zegt net ze gaan er twee oppakken maar wie dan”, “Je zegt net ze pakken er dadelijk twee welke hoek gaan ze heen dan” en “?”.
Verdachte: “Andere hoek heb verkeerd gestuurd” en “Heb ffoto moeten maken”.
[medeverdachte 3] : “Ok niet in deze hoek dus” (p. 4188).
Op 11 maart 2014 heeft verdachte ( [telefoonnummer 10] ) een Meld Misdaad Anoniem (MMA)-melding gedaan waarin ze heeft verklaard dat ze [persoon 1] in het café heeft horen praten over zijn voornemen om [slachtoffer] te vermoorden. Verdachte zegt dan dat ze [slachtoffer] zelf niet kent (p. 1423 en 2328).
Op grond van deze feiten en omstandigheden concludeert het hof dat [verdachte] de politie bewust op een dwaalspoor heeft gezet. Deze conclusie vindt steun in de omstandigheid dat na uitgebreid onderzoek van de politie, geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen die de verklaringen van verdachte over de bedreigingen van [persoon 1] en een persoon met de bijnaam ‘Karper’ bevestigen en evenmin dat de genoemde Lexus iets met verdachte en/of [slachtoffer] te maken had (p. 1420-1434).
iii. Dwaalspoor [getuige 5]
Op 19 februari 2015 heeft gedetineerde [getuige 5] , die met verdachte gedetineerd zat in het Huis van Bewaring Ter Peel te Evertsoord, een brief getoond aan een Penitentiair Inrichtingswerker (hierna: PIW-er). Op de voorkant van het briefje stonden trefwoorden/zinnen die verband hielden met (de moord op) [slachtoffer] . Op de achterzijde stond een persoon getekend, met daarop aangegeven plaatsen op het lichaam van die persoon waar zich tatoeages en een litteken bevonden (zie het verslag opgemaakt door de PIW-er d.d. 24 februari 2015, separaat gevoegd en de bijlagen 1 en 2 gevoegd achter het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 november 2015). Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 24 oktober 2016 verklaard dat zij dit briefje heeft gemaakt en dat het litteken en tatoeages betreffen die [slachtoffer] op zijn lichaam had. [getuige 5] heeft daarbij verteld dat ze werd bedreigd door [verdachte] om haar delict op zich te nemen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden concludeert het hof dat verdachte heeft getracht een nieuw dwaalspoor uit te zetten.
Verdachtes verklaring dat zij het briefje heeft gemaakt ter herinnering aan de tatoeages van [slachtoffer] , zodat zij op een later moment (een van de) tatoeages op haar lichaam kon laten zetten, acht het hof niet aannemelijk. In het bijzonder niet omdat de afbeeldingen van de tatoeages niet op het briefje stonden, maar slechts enkele malen het woord “tatoeage”. Het hof wijst daarnaast op het verband tussen de voor- en achterzijde van het briefje. Op de voorzijde stond, naast enkele kenmerken van [slachtoffer] , ook trefwoorden/zinnen die duiden op het afleggen van een verklaring in een bepaalde richting. Mede gelet hierop heeft het hof geen reden te veronderstellen dat [getuige 5] de bedreigingen door verdachte heeft verzonnen.
iv. Afstemmen verklaringen [medeverdachte 3] en verdachte
Uit het dossier blijkt dat verdachte en [medeverdachte 3] kort voor en na de moord op [slachtoffer] voortdurend telefonisch in contact met elkaar hebben gestaan via sms-/Whatsapp-berichten met telefoonnummers die telkens na een relatief korte tijd werden vervangen. Dit via telefoonnummers die hoofdzakelijk gebruikt werden voor contacten met elkaar (p. 4170-4212).
Tijdens de contacten met deze ‘geheime nummers’ tussen [medeverdachte 3] en verdachte werd ook gesproken over hetgeen verklaard moest worden tegen de politie (zie bv. p. 4179). Het hof wijst in dit verband onder meer op de sms-berichten tussen beiden verzonden op 2 maart 2014. Uit de inhoud van deze berichten leidt het hof af dat verdachte is geïnstrueerd door [medeverdachte 3] over hetgeen zij moest verklaren ten overstaan van de politie op het moment dat haar telefoon zou worden uitgelezen. Dat verklaringen tussen beiden zijn afgestemd blijkt ook uit de inhoud van een OVC-gesprek d.d. 16 juni 2014 (p. 3329-3333).
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder i tot en met iv acht het hof de verklaringen van verdachte ten aanzien van de gestelde bedreigingen dusdanig onbetrouwbaar, dat het hof daaraan in zoverre geen geloof hecht.
Scenario afrekening crimineel circuit
Het hof is van oordeel dat het overigens door verdachte naar voren gebrachte scenario of de suggestie dat [slachtoffer] het slachtoffer is geworden van een afrekening in het criminele circuit verband houdende met de handel in/ripdeals van verdovende middelen, niet aannemelijk is geworden.
Het hof overweegt daartoe dat dit scenario wordt weerlegd door de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, op grond waarvan het hof vaststelt dat verdachte en [medeverdachte 3] opdracht hebben gegeven tot moord op [slachtoffer] . Het hof wijst in dit verband in het bijzonder op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het gebruik van de vier telefoonnummers vlak voorafgaand en na de moord op [slachtoffer] , de betalingen aan [medeverdachte 1] in verband met de moord op [slachtoffer] en de inhoud van het OVC-gesprek d.d. 16 juni 2014.
Daarnaast is het hof niet gebleken van een concrete dreiging verband houdende met de handel in/ripdeals van verdovende middelen vlak voor de moord. Met de verdediging stelt het hof weliswaar vast dat [slachtoffer] zich in een crimineel circuit begaf en (in het verleden) bij hem vuurwapens en een kogelwerend vest zijn aangetroffen. Uit onderzoek van de politie zijn echter geen aanwijzingen naar voren gekomen die wijzen op een concrete dreiging uit dat milieu (p. 1420-1434).
Bovendien hebben bij de politie diverse personen uit de directe kring van [slachtoffer] en verdachte kort na de moord verklaard dat ze nooit iets hebben gehoord of gezien van bedreigingen van verdachte en/of [slachtoffer] . Dat personen gelieerd aan verdachte veel later (onder andere bij de raadsheer-commissaris) hebben verklaard dat zij wel situaties hebben meegemaakt die duiden op bedreigingen, geeft het hof geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van hun eerdere verklaringen op dit punt. Daarbij heeft het hof acht op geslagen op de omstandigheid dat ook uit de verklaringen van de familie van [slachtoffer] niet blijkt van een concrete dreiging vlak voor de moord en [slachtoffer] het zelf kennelijk ook niet nodig vond om een kogelvrij vest of vuurwapen mee te nemen op27 februari 2014.
Scenario cocaïne
Het door verdachte naar voren gebrachte scenario dat zij en [medeverdachte 3] enige tijd voor de moord op [slachtoffer] onder druk zijn gezet en werden bedreigd door (onder meer) medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] om geld te betalen voor een halve kilo cocaïne, die niet zou zijn betaald door [slachtoffer] , schuift het hof eveneens als onaannemelijk terzijde.
Ook dit scenario wordt namelijk weerlegd door de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, op grond waarvan het hof vaststelt dat verdachte en [medeverdachte 3] opdracht hebben gegeven tot moord op [slachtoffer] . Het hof wijst in dit verband in het bijzonder op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de sms-berichten van [medeverdachte 3] waaruit blijkt dat de betalingen aan [medeverdachte 1] verband hielden met de huurmoord.
Voorts is het hof van oordeel dat dit scenario ook op zichzelf genomen onaannemelijk is. Het hof vermag immers niet in te zien waarom, indien verdachte de halve kilo cocaïne aan haar minnaar [medeverdachte 3] heeft gegeven, [medeverdachte 3] na de druk en bedreigingen door [medeverdachte 1] niet óf de halve kilo cocaïne óf het geld dat daarmee is verdiend, aan [medeverdachte 1] heeft teruggegeven. [medeverdachte 3] heeft immers erkend in verdovende middelen te handelen, zodat het hof ervan uitgaat dat hij de kanalen had om die cocaïne te verkopen en vervolgens dat geld beschikbaar te krijgen om daarmee de schuld te voldoen
Bovendien is dit scenario onaannemelijk omdat het geen steun vindt in de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Tenslotte is dit scenario volstrekt onaannemelijk omdat wanneer juist zou zijn dat contacten met [medeverdachte 1] en (volgens verdachte) [medeverdachte 2] alsmede de verschuldigde geldbedragen betrekking hadden op de betaling een hoeveelheid cocaïne die bovendien van het slachtoffer afkomstig was, het naar het oordeel van het hof voor de hand had gelegen dat de verdachte hier onmiddellijk melding van had gemaakt bij haar verhoren door de politie en in ieder geval ter gelegenheid van de behandeling in eerste aanleg openheid van zaken had gegeven op dit punt. Het is niet voorstelbaar dat de verdachte zulke essentiële informatie - namelijk dat zij kort voor de moord contact had gehad met gewelddadige types - aan de politie zou hebben onthouden en geen melding zou maken van haar telefoonnummer waarmee deze contacten zijn onderhouden, dan wel de telefoonnummers van de personen waarmee zij in contact had gestaan.
Overige verweren
Hetgeen overigens nog door de verdediging is aangevoerd, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen en al het hiervoor overwogene.
Slotconclusie
Bijgevolg verwerpt het hof de bewijsverweren van de raadsman en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde moord op [slachtoffer] tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en een onbekend gebleven persoon, heeft gepleegd.
(Voorwaardelijk) verzoek
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman het (voorwaardelijke) verzoek gedaan om, indien het hof het gesprekverslag met getuige [getuige 5] d.d. 24 februari 2015 en de door [getuige 5] overgelegde brief bezigt voor het bewijs, PIW-er [medewerker PI] als getuige te horen over de vraag waarom er geen disciplinaire maatregelen zijn genomen tegen verdachte.
Het hof is van oordeel dat het voorwaardelijk verzoek van de verdediging op dit punt buiten bespreking en beoordeling kan worden gelaten, reeds omdat het hof de genoemde wettige bewijsmiddelen niet bezigt tot het bewijs, maar alleen heeft gebruikt ter beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte. Daarenboven is het hof, gelet op hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, de noodzaak tot het horen van PIW-er [medewerker PI] niet gebleken.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde – kort gezegd – valsheid in geschrift. Ter onderbouwing heeft de raadsman ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte het betreffende aanvraagformulier op verzoek van [slachtoffer] heeft ingevuld, maar dat zij die niet heeft ondertekend.
Uit de door het hof gehanteerde bewijsmiddelen leidt het hof af dat:
- -
op 7 oktober 2014 aangifte is gedaan door Dela van valsheid in geschrift met betrekking tot onder meer het aanvraagformulier van het Dela LeefdoorPlan dat op 9 november 2013 is ondertekend met de naam [slachtoffer] ;
- -
de deskundigen van onderzoeksbureau Forensicon dat door Dela is ingeschakeld concluderen dat het handschrift op het aanvraagformulier levensverzekering met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afkomstig is van dezelfde auteur als het handschrift op de vragenlijst na overlijden. Verdachte heeft erkend dat zij het aanvraagformulier levensverzekering heeft ingevuld;
- -
de deskundigen van het NFI concluderen in het rapport van 19 mei 2015 dat de hypothese dat de betwiste handtekening op het aanvraagformulier een vervalsing is, waarschijnlijker is dan dat de handtekening een authentieke handtekening is.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht het hof redengevend voor de conclusie dat verdachte het aanvraagformulier van de levensverzekering, Dela LeefdoorPlan, valselijk en in strijd met de waarheid heeft opgemaakt en ondertekend als zijnde [slachtoffer] , met het oogmerk om dit als echt en onvervalst te (doen) gebruiken.
De suggestie van verdachte ter terechtzitting dat de moeder van [slachtoffer] , [getuige 4] dan wel haar toenmalige vriend [persoon 2] , het formulier hebben ondertekend wordt weerlegd door hun verklaringen. [getuige 4] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat zij met [slachtoffer] en verdachte heeft gesproken over het afsluiten van een levensverzekering voor [slachtoffer] , maar dat zij niets heeft getekend voor Dela. [persoon 2] heeft op 20 april 2015 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niets van de aanvraag bij Dela afweet. Hetgeen door en namens verdachte is aangevoerd geeft het hof geen redenen om te twijfelen aan de juistheid of betrouwbaarheid van deze verklaringen.
Het hof heeft echter wel redenen om te twijfelen aan de verklaringen van verdachte. Bij dat oordeel heeft het hof betrokken hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte. Daarnaast heeft het hof bij dat oordeel betrokken dat in de auto van medeverdachte [medeverdachte 3] een damestas is aangetroffen waarin, naast het rijbewijs van verdachte, een papier is aangetroffen met verschillende handtekeningen, gelijkend op de handtekening op het aanvraagformulier van Dela (p. 1051 e.v.). Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat zij op dit papier heeft geoefend op het zetten van de handtekening van [slachtoffer] , om een arbeidsovereenkomst te falsificeren ten behoeve van een schorsingsverzoek van [slachtoffer] . Uit deze omstandigheid leidt het hof af dat verdachte kennelijk niet schuwt om documenten valselijk op te maken door deze te voorzien van de handtekening van [slachtoffer] .
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van moord.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de moord op haar toenmalige partner [slachtoffer] . Verdachte en haar mededaders zijn daarbij zeer planmatig te werk gegaan. Verdachte heeft het initiatief genomen en de opdracht gegeven tot de moord. [medeverdachte 3] vormde een essentiële schakel tussen verdachte en degene die de moord hebben uitgevoerd, [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon. Ieder van de verdachten droeg welbewust bij aan de uitvoering van het plan van verdachte.
Verdachte heeft beschikt over het leven van haar partner; zij heeft er doelbewust voor gekozen een einde te maken aan zijn leven. Het doden van een ander is onomkeerbaar en dieper ingrijpen in iemands leven door dat leven te beëindigen is niet mogelijk. Het brengt ook onpeilbaar leed toe aan de nabestaanden van een slachtoffer, zoals blijkt uit de voorgelezen slachtofferverklaring ter terechtzitting. Zij heeft een moeder haar enig kind ontnomen. Bovendien schokt het de maatschappij en brengt het gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Verdachte heeft de man die als vader van haar kinderen is opgetreden voor het huis waarin allen woonden laten doodschieten. Dat die kinderen hierdoor zeer ernstig zijn getroffen lijkt geen twijfel.
De precieze reden(en) voor verdachte om haar toenmalige partner en vader/verzorger van haar kinderen te vermoorden zijn het hof onduidelijk gebleven. De verdachte heeft hierover geen helderheid willen verschaffen, hetgeen de verwerking van het verlies voor de nabestaanden nog moeilijker maakt.
Afschuwelijk wrang voor de nabestaanden vindt het hof het feit dat verdachte, de opdrachtgever van de huurmoord, tot op de dag van vandaag zich voordoet als een treurende weduwe en ook zeer betrokken is geweest bij de begrafenis van het slachtoffer.
Het voltooide delict moord behoort tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent. De wetgever heeft voor moord als strafmaximum levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste dertig jaren vastgesteld.
Voor feiten als deze zijn binnen de rechtspraak geen landelijke oriëntatiepunten vastgesteld. Het hof heeft gekeken naar uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij is gebleken dat het bewezen verklaarde feit zich moeilijk laten vergelijken met andere soortgelijke feiten, omdat elke moord een aantal specifieke elementen in zich draagt.
Naast dit delict heeft het hof acht geslagen op het feit dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, zijnde een delict waardoor het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer mag worden gesteld in de echtheid van stukken kan worden verstoord.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op de door en namens naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden en het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.5 september 2016, waaruit blijkt dat zij niet eerder ter zake soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan de ernst van de feiten. Het hof acht de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Beslag
Het hof zal ten aanzien van het in beslag genomen en nog niet teruggeven papier, de teruggave aan verdachte gelasten, nu naar het oordeel van het hof het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit goed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 57, 225 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een papier (nummer PL2200-2014027172-G765061).
Aldus gewezen door
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. A.R.O. Mooy en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en op 21 november 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 21‑11‑2016
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2014, p. 867 en 868.
Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2014, p. 880 en 881.
Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2014, p. 899 en 900.
Zie het proces-verbaal van gerechtelijke sectie d.d. 13 maart 2014, p. 3798.
Zie het deskundigenrapport met opschrift “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” d.d. 31 maart 2014, p. 3965-3972.
Zie het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 maart 2014, p. 1715 en 1716.
Zie het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 maart 2014, p. 1694 en 1695.
Zie het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 maart 2014, p. 1671 en 1672.
Zie het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 11 april 2014, p. 3718-3723.
Zie het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 4 maart 2014, p. 3763-3767.
Zie het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 7 maart 2014, p. 3806 en 3807.
Zie het deskundigenrapport met opschrift “Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Eindhoven op 28 februari 2014” d.d. 17 juni 2014, p. 3987-3998.
Zie het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 10 maart 2014, p. 3827-3831.
Zie het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 maart 2014, p. 423-426.
Zie het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 maart 2014, p. 1995.
Zie het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 31 juli 2014, p. 1997.
Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2014, p. 997-1009.
Zie het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 25 januari 2016, separaat gevoegd, p. 4 en 5 van dat proces-verbaal.
Zie het proces-verbaal bevindingen m.b.t. telefoonnummers [medeverdachte 3] d.d. 6 juni 2014, p. 2698-2706.
Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2014, p. 2770-2780.
Zie het Excel bestand met diverse samengevoegde digitale gegevens, tapgegevens, historische verkeersgegevens en andere gegevens uit het onderzoek ‘Kabelbaan’ van [verbalisant 25] d.d. 6 januari 2015, p. 4171-4177
Zie het proces-verbaal van stemvergelijking d.d. 3 maart 2014, p. 2251 en 2252.
Zie het proces-verbaal van identiteitsvaststelling/stemherkenning d.d. 28 mei 2014, p. 2259 tot en met 2267.
Zie het proces-verbaal van identiteitsvaststelling/stemherkenning d.d. 27 mei 2014, p. 2323-2328.
Zie het proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 11 maart 2014, p. 2486-2491.
Zie het proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 11 maart 2014, p. 2600-2605.
Zie het proces-verbaal van identiteitsvaststelling d.d. 5 juni 2014, p. 2707-2712.
Zie het Excel bestand met diverse samengevoegde digitale gegevens, tapgegevens, historische verkeersgegevens en andere gegevens uit het onderzoek ‘Kabelbaan’ van [verbalisant 25] d.d. 6 januari 2015, p. 4177-4212
Zie het proces-verbaal van doorzoeking d.d. 16 juni 2014, p. 3638 en 3639 en de daarachter gevoegde lijst van inbeslaggenomen goederen, p. 3640.
Zie de brief van coöperatie Dela d.d. 11 april 2014, p. 1555.
Zie het proces-verbaal van bankgegevens [grootmoeder medeverdachte 3] d.d. 27 november 2014, p. 1174.
Zie het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 december 2014, p. 1882-1884.
Zie het proces-verbaal van bevindingen uitluisteren opgenomen vertrouwelijke communicatie in de woning [plaats 13] te Eindhoven d.d. 26 juni 2014, p. 3329-3333.
Zie het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. Facebook [medeverdachte 1] d.d. 18 juni 2014, p. 944-947.
Zie het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2014, p. 3459-3461.
Zie de ingevulde aanvraag DELA Leefdoorplan ondertekend op 9 november 2013 en ingekomen d.d. 13 november 2013, p. 3468.
Zie de vragenlijst i.v.m. overlijden binnen 24 maanden na ingangsdatum van het DELA LeefdoorPlan; gedateerd 25-03-2014, ondertekent 28-03-2014, p. 3482-3483.
Zie het deskundigenrapport met opschrift “handschriftonderzoek” d.d. 9 september 2014, p. 3489-3491.
Zie het deskundigenrapport met opschrift “onderzoek authenticiteit handtekening aanvraag levensverzekering Dela” d.d. 19 mei 2015, separaat gevoegd.