Einde inhoudsopgave
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 22-01-2015. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
13-01-2015, Stcrt. 2015, 1793 (uitgifte: 21-01-2015, regelingnummer: WBN2015/2)
- Inwerkingtreding
22-01-2015, terugwerkend tot: 01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-01-2015, Stcrt. 2015, 1793 (uitgifte: 21-01-2015, regelingnummer: WBN2015/2)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht (V)
Vreemdelingenrecht (V)
21-alg. Toelichting algemeen
De in artikel 21 RWN bedoelde algemene maatregel van rijksbestuur is het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BVVN, van 15 april 2002, Stb. 2002, 231)
Hoofdstuk I van het BVVN bevat algemene bepalingen, hoofdstuk II handelt over de administratieve behandeling van optieverklaringen, hoofdstuk III over de administratieve behandeling van verzoeken om naturalisatie (inclusief de administratieve handelingen inzake de afstandsverplichting), hoofdstuk IV over het bewijs van Nederlanderschap, hoofdstuk V over verlies van het Nederlanderschap door afstand en intrekking wegens fraude en het niet nakomen van de afstandsverplichting en hoofdstuk VI bevat overgangs- en slotbepalingen.
Op grond van artikel 2 BVVN en artikel 63 BVVN zijn de volgende autoriteiten bevoegd tot het in ontvangst nemen van optieverklaringen, verzoeken om naturalisatie en verklaringen van afstand van het Nederlanderschap:
- –
in Europees Nederland: de burgemeesters;
- –
in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba: de gezaghebbers;
- –
in Aruba, Curaçao en Sint Maarten: de Gouverneur;
- –
in het buitenland: de Minister van Buitenlandse Zaken.
In de artikelen 7, 13, 19, 25, 33, 39, 45 en 51 BVVN wordt nader geregeld van welke personen deze autoriteiten optieverklaringen c.q. verzoeken om naturalisatie in ontvangst mogen nemen. Daarentegen zijn alle genoemde autoriteiten bevoegd om afstandsverklaringen van ongeacht welke persoon in ontvangst te nemen.