ABRvS, 05-10-2017, nr. 201609911/1/V1
ECLI:NL:RVS:2017:2707, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
05-10-2017
- Zaaknummer
201609911/1/V1
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2017:2707, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 05‑10‑2017; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2016:16711, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
art. 3.102b Vreemdelingenbesluit 2000
- Vindplaatsen
JV 2017/246 met annotatie van Mr. M.J.M. Peeters, drs. E. Bloemen
Uitspraak 05‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 25 mei 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
201609911/1/V1.
Datum uitspraak: 5 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 30 november 2016 in zaak nr. 16/19922 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 28 juli 2016 (hierna: het besluit) heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 november 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V. Sarkisian, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak, zijn opgenomen, voor zover thans van belang: het wettelijk kader, de Bijlage Toestemmingsverklaring medische gegevens en de Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling (www.ind.nl; hierna onderscheidenlijk: de toestemmingsverklaring en het bewijs medische situatie) en het Protocol Bureau Medische Advisering van april 2016 (www.ind.nl; hierna onderscheidenlijk: het Protocol en het BMA).
Inleiding
2. De vreemdeling is afkomstig uit Turkije en beoogt verblijf bij zijn zoon. De door hem ingediende aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is afgewezen omdat hij niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf. Daarbij heeft de staatssecretaris zich, voor zover thans van belang, op het standpunt gesteld dat de vreemdeling vanwege zijn gezondheidstoestand niet in aanmerking komt voor toepassing van de in artikel 3.71, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (hierna: het Vb 2000) neergelegde hardheidsclausule.
In geschil is of de staatssecretaris er terecht van heeft afgezien advies te vragen aan het BMA omdat de vreemdeling niet alle door hem gevraagde medische gegevens heeft overgelegd.
Besluit
3. In het besluit heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat de vreemdeling ondanks herhaalde verzoeken daartoe, geen medische informatie van zijn behandelaars over heeft gelegd over diagnose, bevindingen, behandeling, medicatie dan wel andere medische zaken die een rol kunnen spelen met betrekking tot zijn gezondheidstoestand. De overgelegde verklaringen van zijn huisartsen houden alleen in dat de vreemdeling blind is en slechthorend, niet in zijn eigen zelfzorg kan voorzien en niet in staat is om te reizen. Voorts heeft de vreemdeling twee bewijzen medische situatie overgelegd, waarin door zijn huisartsen opnieuw dezelfde medische klachten zijn weergegeven en voormelde medische informatie nog steeds ontbreekt.
Grief
4. De rechtbank heeft overwogen in de toestemmingsverklaring te lezen dat een vreemdeling daarmee expliciet toestemming geeft aan het BMA om inlichtingen over zijn gezondheidstoestand in te winnen bij zijn behandelaars. Dit wordt volgens de rechtbank bevestigd in het bewijs medische situatie. Nu de vreemdeling volgens de staatssecretaris enerzijds zelf medische informatie bij zijn behandelaars dient op te vragen, maar anderzijds toestemming moet geven aan het BMA om deze informatie op te vragen, terwijl met die verleende toestemming vervolgens niets wordt gedaan, is het onduidelijk wat de staatssecretaris met de toestemmingsverklaring beoogt, aldus de rechtbank. Gelet hierop en nu de vreemdeling meerdere keren heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd om een uitgebreide verklaring van zijn behandelaars te krijgen, maar dat deze niet meer willen verklaren dan zij hebben gedaan, heeft de staatssecretaris volgens de rechtbank de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van de medische informatie ten onrechte uitsluitend bij de vreemdeling neergelegd.
4.1. De enige grief van de staatssecretaris is gericht tegen de onder 4 weergegeven overwegingen. De staatssecretaris voert aan dat het uitgangspunt is dat de vreemdeling zijn aanvraag zelf moet onderbouwen en wijst hiertoe op artikel 3.102b van het Vb 2000 en de Nota van toelichting in het besluit van 17 december 2013 tot wijziging van het Vb 2000 (stroomlijning toelatingsprocedures; Staatsblad 2013, 580; hierna: de Nota van toelichting). Hieruit volgt volgens de staatssecretaris dat het de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling is om de benodigde medische informatie op te vragen bij zijn behandelaars. Gelet op artikel 3.102b van het Vb 2000, paragraaf A3/7.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000) en de toelichting die wordt gegeven in hoofdstuk 2 van het Protocol, heeft de rechtbank volgens de staatssecretaris niet onderkend dat voldoende duidelijk is dat de toestemmingsverklaring er toe strekt dat het BMA de zelf door de vreemdeling verstrekte medische gegevens kan inzien en gebruiken en eventueel, dus alleen als het BMA dat zelf nodig acht, medische gegevens kan opvragen bij de behandelaars. De staatssecretaris voert voorts aan dat gelet op paragraaf A3/7.1 van de Vc 2000, hetzelfde geldt voor het bewijs medische situatie. Verder voert de staatssecretaris aan dat de rechtbank heeft miskend dat conform de geldende regelgeving de door de rechtbank genoemde omstandigheden de vreemdeling niet ontslaan van de verplichting om de benodigde medische bewijsmiddelen over te leggen.
Beoordeling
5. In de Nota van toelichting is vermeld dat de belangrijkste maatregelen die in dit besluit worden geregeld het mogelijk maken snel duidelijkheid te geven over het verblijfsperspectief van de vreemdeling en het stapelen van procedures tegen te gaan. Wat medische procedures betreft wordt gewezen op het stellen van de voorwaarde dat een vreemdeling zelf de medische gegevens en overige bescheiden aanlevert die relevant zijn voor de beslissing op de aanvraag, hetgeen is verwerkt in, voor zover thans van belang, artikel 3.102b van het Vb 2000. Deze nieuwe werkwijze verkort volgens de toelichting de doorlooptijd van medische aanvraagprocedures en zal een rem zijn op het doen van medische aanvragen enkel om de uitzetting te frustreren. Daarbij wordt opgemerkt dat door simpelweg te stellen dat er sprake is van medische redenen die aan vertrek in de weg staan, een vreemdeling feitelijk een aantal maanden niet-uitzetbaar was, terwijl het BMA de medische gegevens vergaarde en beoordeelde. In de toelichting op artikel 3.102b van het Vb 2000 is voorts vermeld dat de vreemdeling ten minste de relevante medische gegevens en overige bescheiden dient over te leggen op basis waarvan kan worden vastgesteld of wordt voldaan aan de voorwaarden. Voorts is volledigheidshalve nog opgemerkt dat het Protocol voorziet in procedurevoorschriften, mocht het BMA nog nadere informatie nodig hebben van de behandelaars.
5.1. Uit artikel 3.102b, aanhef en onder c, van het Vb 2000 en het ter uitwerking daarvan in paragraaf A3/7.1 van de Vc 2000 neergelegde beleid blijkt duidelijk dat de vreemdeling zelf gegevens van zijn behandelaars omtrent diagnose en behandeling dient over te leggen. Dat de staatssecretaris met gebruikmaking van de toestemmingsverklaring desgewenst nadere informatie van de behandelaars kan vragen doet daaraan niet af. De rechtbank heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat onduidelijk is wat de staatssecretaris met de toestemmingsverklaring beoogt. Voorts heeft de rechtbank aan de stelling van de vreemdeling dat zijn behandelaars desgevraagd niet bereid waren nadere gegevens te verstrekken, ten onrechte mede de conclusie verbonden dat de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van medische informatie ten onrechte uitsluitend bij de vreemdeling is neergelegd. De rechtbank heeft niet onderkend dat de vreemdeling niet heeft gestaafd dat zijn behandelaars niet bereid waren de gevraagde informatie omtrent diagnose en behandeling te verstrekken.
De grief slaagt.
Conclusie hoger beroep
6. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit toetsen in het licht van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden voor zover daarop, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, nog moet worden beslist.
Beroep
7. De beroepsgrond dat de staatssecretaris in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ten onrechte niet bij de beoordeling heeft betrokken dat de vreemdeling op 14 september 2016 is opgenomen in het ziekenhuis, faalt reeds omdat deze omstandigheid dateert van na het besluit.
8. Voor zover de vreemdeling een beroep heeft gedaan op Richtlijn 2003/86/EG (PB 2003 L 251, met rectificatie in PB 2012 L 71; de Gezinsherenigingsrichtlijn), faalt deze grond, nu deze niet is toegelicht.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 30 november 2016 in zaak nr. 16/19922;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. De Vink
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2017
154. BIJLAGE
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 3.71
1. De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf.
[…]
3. Onze Minister kan het eerste lid buiten toepassing laten, voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 3.99a
1. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt niet ingediend dan nadat de vreemdeling schriftelijk, op een door Onze Minister te bepalen wijze, te kennen heeft gegeven een zodanige aanvraag in te willen dienen, indien het een aanvraag betreft tot het verlenen van een verblijfsvergunning:
a. op grond dat de uitzetting van de vreemdeling in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
[…].
Artikel 3.102b
1. De vreemdeling legt bij de kennisgeving, bedoeld in artikel 3.99a, eerste […] lid, ten minste de voor de beslissing van Onze Minister relevante medische gegevens en overige bescheiden over, indien:
[…]
c. de vreemdeling een beroep doet op medische redenen om vrijgesteld te worden van het vereiste van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf.
[…]
A3/7.1 Schriftelijke kennisgeving
[…]
De IND stelt de schriftelijke kennisgeving en bijlagen beschikbaar:
• via de website www.ind.nl; en
• bij de IND-loketten.
Bewijsmiddelen
De vreemdeling legt bij de schriftelijke kennisgeving […] in ieder geval de volgende bewijsmiddelen over:
1. een ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring, […] met vermelding van behandelaar(s) bij wie de vreemdeling momenteel onder behandeling staat;
2. een gedagtekend en ondertekend schriftelijk bewijs van de medische behandelaar(s ), […] waaruit blijkt:
[…]
• welke medische klachten de vreemdeling heeft, waarvoor hij door de behandelaar(s) wordt behandeld;
• de datum van de start van de behandeling en als dit bekend is de verwachte einddatum van de behandeling.
3. relevante medische gegevens, dat wil zeggen meer gedetailleerde informatie over:
• de actuele klachten en diagnose die de behandelaar heeft geconstateerd;
• de medische voorgeschiedenis;
• de aard van de ingezette of in te zetten behandeling;
• de voorgeschreven medicatie (indien van toepassing);
• het beloop van de behandeling en de te verwachten duur ervan.
[…]
Ad. 3.
De relevante medische gegevens moeten aan alle volgende voorwaarden voldoen:
• afkomstig zijn van de behandelaar(s) van de vreemdeling;
• een antwoord bevatten op alle vragen die het [BMA] heeft gesteld in haar brief aan de behandelaar(s). Deze brief maakt onderdeel uit van de bijlage ‘toelichting en bewijsmiddelen medische omstandigheden’;
• geen antwoorden bevatten op andere vragen dan die gesteld door het BMA.
[…]
De IND vraagt de vreemdeling of zijn gemachtigde in ieder geval om aanvullende informatie of bewijsmiddelen als:
[…]
• de relevante medische gegevens of overige bewijsmiddelen niet volledig zijn of in het geheel ontbreken.
De IND geeft schriftelijk aan de vreemdeling door welke gegevens ontbreken.
[…]
B1/3.4.1.2 Vereisten voor de indiening van de aanvraag
[…]
Schriftelijke kennisgeving
Op grond van artikel 3.99a Vb [2000] moet een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in hetzelfde artikel voorafgegaan worden door een schriftelijke kennisgeving.
[…]
In artikel 3.102b Vb [2000] is aangegeven in welke gevallen de vreemdeling bij de schriftelijke kennisgeving in ieder geval de voor de beslissing relevante medische gegevens (zie paragraaf A3/7.1 Vc [2000]) en overige bewijsmiddelen moet overleggen.
Na ontvangst van de schriftelijke kennisgeving, de verstrekte informatie en bewijsmiddelen:
1. start de IND de voorbereiding van het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de nog in te dienen aanvraag; […]
[…]
Ad 1.
Gedurende dit onderzoek vraagt de IND de vreemdeling of zijn gemachtigde om aanvullende informatie of bewijsmiddelen […], als blijkt dat:
[…]
• de bewijsmiddelen niet volledig zijn of geheel ontbreken.
Bijlage Toestemmingsverklaring medische gegevens
[…]
2. Ondertekening
• Ondergetekende verklaart hierbij geen bezwaar te hebben dat door de medisch adviseur van de [IND] inlichtingen over zijn/haar gezondheidstoestand worden ingewonnen bij onderstaande arts(en)/behandelaar(s) in verband met een onderzoek naar de medische omstandigheden rond zijn/haar verblijfsrechtelijke positie in Nederland.
•[…]
•[…]
• Ondergetekende machtigt de onderstaande arts(en)/behandelaar(s) […] om informatie aan de medisch adviseur van de IND te verstrekken […].
Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling
Voor de vreemdeling: Laat deze bijlage volledig invullen en ondertekenen door uw arts/behandelaar. […]
Voor de arts/behandelaar: Met dit formulier worden u enkele vragen gesteld omtrent de aanwezigheid van een medische behandeling van de […] vreemdeling. Met uw antwoorden kan de vreemdeling aantonen dat sprake is van medische feiten of medische behandeling die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van zijn/haar aanvraag tot verblijf in Nederland. Bij het beantwoorden van deze vragen wordt niet van u gevraagd te beoordelen of aan de voorwaarden voor verblijf in Nederland wordt voldaan. U hoeft slechts gegevens van feitelijke aard te verstrekken in eenvoudige, voor niet-artsen begrijpelijke bewoordingen. De niet-medisch gekwalificeerde ambtenaren van de [IND] zullen aan de hand van uw antwoorden zich geen eigenstandig medisch oordeel vormen, maar willen wel op de hoogte zijn dat er sprake is van een actieve medische behandeling bij u. Bij een aanwezige lopende behandeling kunnen zij advies vragen aan de onafhankelijke arts van het [BMA] van de IND. Het BMA zal u naar aanleiding hiervan met gerichte schriftelijke toestemming van de vreemdeling benaderen.
[…].
Protocol Bureau Medische Advisering van april 2016
[…]
2. Voorbereiding van het medisch advies
[…]
Toestemmingsverklaring
Degene over wiens gezondheidstoestand medisch advies is gevraagd door de opdrachtgever moet toestemming verlenen voor het eventueel opvragen, inzien en gebruiken van medische gegevens door de medisch adviseurs van BMA bij door de vreemdeling zelf op te geven behandelaars.
Opvragen medische gegevens bij behandelaars
Sinds april 2014 (invoering PST; project stroomlijning toelatingsprocedure) moet de vreemdeling in veel gevallen zelf bij zijn behandelaar(s) zijn medische gegevens opvragen en aan de IND geven (zie Vc [2000] paragraaf A3/7.1). De vreemdeling vraagt deze gegevens op bij de behandelaars met brieven
van BMA uit het aanvraagpakket […].
[…] In deze brieven worden behandelaars erop gewezen uitsluitend feitelijke informatie te verstrekken conform de geldende KNMG-richtlijnen […].
De opgevraagde informatie bij de behandelaars, die de vreemdeling geeft, moet antwoorden bevatten op de door BMA gestelde vragen uit bovengenoemde brieven en bijvoorbeeld geen antwoorden op door anderen gestelde vragen (zoals bijvoorbeeld van de gemachtigde). […].
Is de informatie incompleet, dan koppelt het BMA dit met redenen terug aan de IND. Het is dan aan de vreemdeling zelf deze informatie bij de betreffende behandelaar te completeren en/of een andere actie te ondernemen zoals bv. een nieuwe toestemmingsverklaring met een nieuwe, eerder ontbrekende behandelaar aan te leveren met de informatie van deze nieuwe behandelaar.
Voor de aanvragen die (nog) niet onder PST vallen, worden de medische gegevens nog steeds door BMA zelf opgevraagd bij de behandelaars.
[…]