Rb. Noord-Nederland, 28-06-2022, nr. 184372
ECLI:NL:RBNNE:2022:2676
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
28-06-2022
- Zaaknummer
184372
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2022:2676, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 28‑06‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak, Beschikking)
Uitspraak 28‑06‑2022
Inhoudsindicatie
Medische verklaring is gebaseerd op onderzoek via beeldbellen. Geen motivering gegeven voor de onmogelijkheid om betrokkene in fysieke aanwezigheid te onderzoeken. Medische verklaring voldoet daarom niet aan de eisen. Officier niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/184372 / FA RK 22-856
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 28 juni 2022 naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [datum] ,
BRP-adres hebbende te [adres] ,
thans verblijvende te GGZ Friesland, locatie [accommodatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. W.A. Bruinsma-Woudstra, kantoorhoudende te Leeuwarden.
1. Het procesverloop
1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 9 juni 2022, en van de volgende bijlagen:
- -
de medische verklaring d.d. 30 mei 2022;
- -
de zorgkaart met bijlagen d.d. 13 mei 2022;
- -
het zorgplan met bijlagen d.d. 13 mei 2022;
- -
de bevindingen van de geneesheer-directeur als bedoeld in artikel 5:15 Wvggz en het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 5:17 lid 4 Wvggz d.d. 8 juni 2022;
- -
gegevens over eerder voor betrokkene afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling;
- -
gegevens over een eerder voor betrokkene afgegeven rechterlijke machtiging op grond van de Wet Bopz;
- -
gegevens over een eerder afgegeven crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
- -
politiegegevens als bedoeld in de Wet Politiegegevens;
- -
strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
- -
een uittreksel uit het curatele- en bewindregister.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 juni 2022, in het gebouw van GGZ Friesland, locatie [accommodatie] . Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- -
betrokkene, bijgestaan door mr. W.A. Bruinsma-Woudstra;
- -
[naam] , psychiater, namens de zorgverantwoordelijke;
- -
[naam] , verpleegkundige.
Tevens is ten behoeve van betrokkene telefonisch bijstand verleend door een tolk in de Syrische taal, de heer [naam] .
Niet verschenen is:
- [naam] , mentor van betrokkene.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
2. De beoordeling
2.1.
De rechter kan op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
Ontvankelijkheid
2.2.
Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging zoals genoemd in hoofdstuk 6 van de Wvggz, dient te worden getoetst of is voldaan aan de wettelijke vereisten die zijn gesteld aan de voorbereiding en de inhoud van de zorgmachtiging, zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de Wvggz.
2.3.
Door de advocaat van betrokkene is opgemerkt dat het medisch onderzoek door de onafhankelijk deskundige heeft plaatsgevonden door middel van beeldbellen. Ondanks dat de onderzoeker opmerkt dat bij de beoordeling is gebleken dat dit prima kan, en dat betrokkene er geen bezwaar tegen maakt, staat de Hoge Raad onderzoek door middel van beeldbellen alleen toe als er daarvoor een noodzaak is. Beeldbellen vanwege praktische voordelen is niet toegestaan, zo stelt de advocaat.
2.4.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Art. 5:9 lid 1 Wvggz bepaalt wat de psychiater ten minste moet onderzoeken:
De geneesheer-directeur draagt ervoor zorg dat de psychiater in de medische verklaring in elk geval zijn bevindingen vermeldt inzake:
a. de symptomen die betrokkene vertoont en een diagnose of voorlopige diagnose van de psychische stoornis van betrokkene;
b. de relatie tussen de psychische stoornis en het gedrag dat tot het ernstig nadeel leidt;
c. de zorg die noodzakelijk is om het ernstig nadeel weg te nemen.
De wettekst geeft geen nadere voorschriften over de wijze waarop de psychiater het onderzoek concreet uitvoert. De geneesheer-directeur verstrekt de medische verklaring aan de officier van justitie (art. 5:11 Wvggz), die deze bij het verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging voegt (art. 5:17 lid 3 Wvggz).
2.5.
In zijn rechtspraak onder de eerder geldende Wet Bopz heeft de Hoge Raad eisen gesteld aan de kwaliteit van het onderzoek door de onafhankelijke psychiater. Deze eisen houden verband met de rechtspraak van het EHRM over waarborgen tegen willekeur. Eén van die waarborgen is het vereiste van een objectief onderzoek van de betrokkene door een medisch specialist. In art. 5 Wet Bopz heeft de wetgever kennelijk een onderzoek voor ogen gestaan waarbij de psychiater de betrokkene in een direct contact spreekt en observeert.
2.6.
Bij beschikking van 25 september 2020 [ECLI:NL:HR:2020:1509] heeft de Hoge Raad overwogen dat deze rechtspraak onder de Wvggz zijn betekenis heeft gehouden. Dit betekent dat “de psychiater het in de Wvggz voorgeschreven medische onderzoek in beginsel aldus dient te verrichten, dat hij de betrokkene in een direct contact, dat wil zeggen: in diens fysieke aanwezigheid spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is. (…) In die gevallen zal, met het oog op de beoogde maatregel, steeds op de best mogelijke manier moeten worden getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel.”
2.7.
Vervolgens overweegt de Hoge Raad in diezelfde beschikking:
“In verband met de uitbraak van COVID-19 zijn in maart 2020 in het belang van de volksgezondheid van overheidswege ingrijpende maatregelen getroffen, die de mogelijkheid van aanwezigheid van personen in elkaars nabijheid sterk hebben beperkt (…). Bedoelde maatregelen kunnen meebrengen dat een onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene door de psychiater die de medische verklaring dient op te stellen, redelijkerwijs niet mogelijk of niet verantwoord is. In dat geval zal moeten worden gekozen voor een alternatief voor persoonlijk contact dat in de gegeven omstandigheden wel mogelijk is en dat zo veel mogelijk recht doet aan de belangen van de betrokkene. Daarbij verdient contact door middel van een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding de voorkeur boven uitsluitend een tweezijdige geluidsverbinding.
De psychiater zal in zijn medische verklaring moeten verantwoorden waarom onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk of niet verantwoord is, voor welk alternatief hij heeft gekozen, en op welke gronden hij tot de slotsom is gekomen dat aan de vereisten voor verlening van verplichte zorg is voldaan (…). De rechtbank zal vervolgens moeten beoordelen of de verzochte machtiging op grond van de medische verklaring kan worden verleend. Daarbij kan een rol spelen dat ten aanzien van de betrokkene sprake is van een crisissituatie, die – in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf – zo spoedig mogelijk moet worden beëindigd.”
2.8.
De psychiater heeft in haar medische verklaring gemeld dat het gesprek met betrokkene plaatsvindt via beeldbellen, dat bij de beoordeling is gebleken dat dit prima kan en dat betrokkene er geen bezwaar tegen maakt. Verder vermeldt de psychiater dat betrokkene in gezelschap is van een verpleegkundige van de afdeling en van een tolk Syrisch.
2.9.
De psychiater heeft naar het oordeel van de rechtbank hiermee niet gemotiveerd waarom onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk of niet verantwoord was. Nu onderzoek in fysieke aanwezigheid het uitgangspunt is en niet gemotiveerd is waarom dat niet mogelijk of verantwoord was, is de rechtbank onder verwijzing naar de hiervoor aangehaalde jurisprudentie van de Hoge Raad van oordeel dat de psychiater niet had mogen volstaan met een onderzoek door middel van beeldbellen. Omdat de medische verklaring dus niet aan de wettelijke vereisten voldoet zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.
Het inhoudelijk gevoerde verweer hoeft daarom niet te worden besproken.
2.10.
Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank dat, nu het verzoek niet inhoudelijk is beoordeeld, deze beslissing niet betekent dat hiermee de grond aan de lopende zorgmachtiging is komen te ontvallen.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1.
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van der Hoeven, rechter, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 28 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
.. | ||
fn. 753/kgw
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.