Rb. Amsterdam, 18-06-2019, nr. 7547951 EA VERZ 19-115
ECLI:NL:RBAMS:2019:4756
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
18-06-2019
- Zaaknummer
7547951 EA VERZ 19-115
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2019:4756, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 18‑06‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2019-0846
Jurisprudentie HSE 2019/84
VAAN-AR-Updates.nl 2019-0846
Uitspraak 18‑06‑2019
Inhoudsindicatie
ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van verstoorde arbeidsverhouding, geen verwijt aan werkgever, oa #metoo, verstoring carrière, maar klachten adequaat onderzocht en maatregelen getroffen, wel transitievergoeding, geen billijke vergoeding
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht – team kanton
zaaknummer: 7547951 EA VERZ 19-115
beschikking van: 18 juni 2019
func.: 364
beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.
gevestigd te Amsterdam
verzoekster, nader te noemen: ABN
gemachtigde: mr. M.J.M.T. Keulaerds
t e g e n
[verweerster]
wonende te [woonplaats]
verweerster, nader te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. N.C. Six-Scheffer
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
ABN heeft op 18 februari 2019 een verzoek met producties ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verweerster] heeft een verweerschrift met producties ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 13 mei 2019. Voorafgaand heeft [verweerster] nog stukken ingediend.
Voor ABN zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , vergezeld van de gemachtigde en mr. F.M. Dekker. [verweerster] is verschenen, vergezeld van een tolk en haar gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De zaak is vervolgens aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen. Bij faxberichten van 20 mei 2019 hebben partijen laten weten dat geen overeenstemming is bereikt en dat beschikking werd gevraagd. Daarop is [verweerster] op haar verzoek in de gelegenheid gesteld nog een schriftelijke reactie te geven op hetgeen ABN in tweede termijn naar voren had gebracht. Deze reactie is ontvangen op4 juni 2019.
Beschikking is bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1.1.
[verweerster] is geboren op [geboortedatum] 1978 in Amerika. [verweerster] was vanaf 2000 in dienst bij ABN in Amerika. In 2005 is zij voor ABN in Nederland gaan werken, als personal assistant voor een van de leden van de Raad van Bestuur. In 2008 is zij uit dienst getreden.
1.2.
Sinds 6 april 2010 is zij (opnieuw) in dienst van ABN in Nederland. Het laatstverdiende salaris bedraagt € 169.089,- bruto per jaar inclusief vakantietoeslag.
1.3.
[verweerster] is gaan werken op de afdeling Debt Capital Markets (DCM). Haar indirect leidinggevende was toen [naam 8] .
1.4.
In januari 2013 is het team waarvan [verweerster] destijds deel uitmaakte een weekend gaan skiën in Noorwegen. [naam 3] , toen Global Head of Energy, was ook mee.
1.5.
In april 2013 is [verweerster] overgegaan naar de afdeling Energy, Commodities & Transportation (ECT). Ze heeft thans de functie van Senior Director ECT Clients I. Zij maakt deel uit van een team van 10 tot 12 medewerkers.
1.6.
Tot oktober 2016 was de direct leidinggevende van [verweerster] [naam 5] , die daarna is opgevolgd door [naam 6] . De leidinggevende daarboven, Global Head of Energy, was tot september 2013 [naam 3] . Toen hij promoveerde naar de functie Global Head of ECT is hij opgevolgd door [naam 1] .
1.7.
Tijdens een teamvergadering op 2 december 2015 heeft één van haar toenmalige teamleden, [naam 4] , een (ongepaste) grap gemaakt, door op het moment dat [verweerster] onder de tafel zat om haar telefoon in het stopcontact te doen, achterover te leunen en daarbij te insinueren dat ze hem oraal bevredigde. [verweerster] hoorde de rest van het team lachen maar vernam pas later de reden. Zij heeft het incident gemeld bij [naam 5] .
1.8.
[naam 5] , [naam 1] en [naam 3] hebben samen en apart (meerdere keren) met [naam 4] en [verweerster] over dit incident gesproken. [naam 4] heeft zijn excuses voor zijn gedrag aan [verweerster] aangeboden.
1.9.
[verweerster] heeft daarna ook verschillende andere klachten bij ABN neergelegd, waaronder over de hoogte van haar salaris, haar loopbaanontwikkeling en de werkomgeving. In mei 2017 heeft [verweerster] voorgesteld met ABN te praten onder begeleiding van een mediator. Aanvankelijk heeft ABN hiermee ingestemd, maar vervolgens heeft zij laten weten eerst intern onderzoek te willen doen naar de aantijgingen van [verweerster] . ABN heeft daarvoor haar afdeling Security Information Management (SIM) ingeschakeld.
1.10.
Bij e-mail van 1 juni 2017 heeft [naam 6] laten weten aan [verweerster] en [naam 1] dat zij geen gesprekken meer wil voeren met [verweerster] zonder dat daarbij een derde aanwezig is.
1.11.
In november 2017 heeft SIM in een e-mail aan [naam 7] (Legal Counsel van ABN) bericht:While studying the accuser’s file, SIM found the topics the accuser raises can broadly distinguished in five principal topics. (..) (1) false promises on her career development and remuneration, (2) limited opportunities (..), (3) disrespectful behaviour (..) and sexual behaviour (..), (4) performance reviews (..), (5) a poor work environment (..)All in all, SIM has found insufficient possibilities to conduct a fact finding investigation which could lead to any conclusive answer. (..)Vervolgens is geen (verder) onderzoek uitgevoerd. Evenmin is een mediationtraject gestart.
1.12.
Op 20 april 2018 heeft [verweerster] een klacht ingediend bij het College van de Rechten van de Mens (CRM). Deze hield in: Waarom denkt u dat u bent gediscrimineerd?A. Op grond van seksuele intimidatie (..) waarbij non-verbaal en fysiek gedrag met een seksuele connotatie het doel had om de waardigheid van mevrouw [verweerster] aan te tasten en waarbij voor mevrouw [verweerster] gedurende aantal jaren in het bijzonder een vijandige, beledigende, vernederende en kwetsende situatie en werkomgeving is gecreëerd waartegen door (..) ABN (..) niet, tot onvoldoende adequaat, maatregelen zijn getroffen. Hierdoor heeft ABN (..) welbewust als werkgever een onveilige werkomgeving bij voortduring in stand heeft gelaten die ervoor zorgdraagt dat een discriminatoire werkomgeving is ontstaan welke louter ABN (..) is toe te rekenen én ABN (..) hiernaast onvoldoende heeft gedaan om de klachten van mevrouw [verweerster] zorgvuldig te behandelen. (..)
1.13.
Bij de klacht heeft [verweerster] 295 bladzijden aan stukken gevoegd, waarin zij onder meer minutieus in 60 bladzijden (verwijzend naar ‘appendixes’ en ‘evidence’) een overzicht heeft gegeven in de vorm van een tijdlijn vanaf 2012. Daarin heeft [verweerster] meetings, e-mails en gesprekken uitvoerig beschreven, waaruit volgens haar blijkt dat ABN beloftes niet is nagekomen, bepaalde medewerkers worden voorgetrokken en sprake is geweest van ‘sexual harassment’. Zij vermeldt daarbij dat zij in 2012 door [naam 3] op haar billen zou zijn geslagen tijdens een verjaardagsfeestje in New York en dat [naam 3] tijdens een ski-trip in januari 2013 avances heeft gemaakt, waarvan zij niet was gediend en die zij heeft genegeerd. ABN heeft een verweerschrift ingediend.
1.14.
De afdeling SIM is naar aanleiding van de klacht (alsnog) een nader intern onderzoek gestart naar hetgeen volgens [verweerster] zou zijn voorgevallen in 2012 en 2013 tussen haar en [naam 3] . SIM heeft onder meer [naam 3] geïnterviewd en zijn mailbox over de periode van 1 oktober 2011 tot en met 31 december 2013 geanalyseerd.
1.15.
[naam 3] heeft een verklaring afgelegd, onder meer over wat er volgens hem was gebeurd en daarbij ontkend dat hij zich ten opzichte van [verweerster] heeft misdragen.
1.16.
Na een uitgebreide e-mail van [verweerster] aan [naam 6] in juni 2018 over het year end gesprek heeft [naam 6] laten weten aan [naam 1] dat het voor haar niet langer ging. Naar aanleiding daarvan rapporteert [verweerster] in plaats van aan [naam 6] rechtstreeks aan [naam 1] .
1.17.
Naast het onderzoek naar de incidenten in 2012 en 2013 heeft SIM op verzoek van ABN ook interviews gehouden met [naam 8] , [naam 5] , [naam 1] , [naam 6] en[naam 9] (HR). [verweerster] heeft, hoewel daarnaar gevraagd, geen verklaring afgelegd.
1.18.
[naam 1] heeft onder meer verklaard, op 25 juli 2018:(..) Wat ik ook zie in het stuk, in die 300 pagina’s [de door [verweerster] ingediende klacht bij CRM, ktr], iedere manager is slecht, niemand functioneert goed, en [verweerster] is de beste. (..) Het ligt altijd aan de anderen en nooit aan [verweerster] . (..) Alles wat er gezegd wordt pakt zij verkeerd op. [naam 6] bijvoorbeeld: Doe wat rustiger aan met de prospects, je hebt het al heel druk met de bestaande klanten. [verweerster] legt dat vervolgens uit alsof ze geen nieuwe klanten mag binnenhalen. Alles wordt verdraaid.(..) Ik heb veel contact met [verweerster] gehad en we hebben samen ook veel gereisd. Alles wat je zegt en doet kan door haar tegen je gebruikt worden. (..)[verweerster] levert wat ze zegt. Ze is ook slim. Ze zoekt wel vaak bevestiging. Ze maakt dingen bijzonder complex. [naam 6] vertelde mij dat ze 20 tot 30 mails per dag krijgt van [verweerster] . Iemand anders in een gelijke positie stuurt 2 of 3 mails per dag. Ik heb ook tegen [verweerster] gezegd dat ik graag minder mails van haar wil ontvangen. Als ik haar feedback geef, pakt ze dat al snel verkeerd op. Er zijn in totaal 15 personen wereldwijd binnen Energy met een functie die gelijk is aan die van [verweerster] . [verweerster] is de enige die ontzettend veel tijd inneemt van het senior management. [verweerster] lijkt ook te denken dat ze daar een soort van recht op heeft. Er wordt heel veel tijd aan haar besteed. (..)Het feit dat ze nu aan mij rapporteert – zij het tijdelijk – is omdat het voor [naam 6] niet meer gaat. [naam 6] ging er bijna aan onderdoor. Het team is heel onrustig geweest, medewerkers vertrokken. (..) In (..) interviews geven vetrekkende medewerkers aan dat [verweerster] een moeilijke factor in het team is waar moeilijk grip op te krijgen valt. [verweerster] draait het verhaal nu om alsof die medewerkers vertrokken zijn als gevolg van het management.
1.19.
[naam 5] heeft onder meer verklaard, op 26 juli 2018:(..) [verweerster] was always the only person who was unable to be thankful for anything. Whenever we offered a job offer or bonuses to the team members, they sometimes argued if they did not agree, and sometimes were happy and said so. For [verweerster] , nothing was ever good enough. And I am fairly certain that throughout the period she was probably the team member with the highest total compensation, or at least well in line with what other were receiving and what she was delivering to the team (..)
1.20.
Op 30 juli 2018 heeft [naam 6] onder meer verklaard:(..) Een paar weken terug ontving ik een e-mail van [verweerster] met de door haar opgestelde minutes van ons year end gesprek. (..) De minutes waren minutieus uitgewerkt (..). Ik heb toen [naam 6] (..) een e-mail gestuurd (..): “Zij eruit of ik eruit”. Ik heb een week thuis gezeten onder het mom dat ik ziek was. Toen ik weer terug was heb ik niet meer met [verweerster] gesproken. (..)Ik heb afgelopen vrijdag tegen [naam 6] gezegd dat als er mid-oktober 2018 geen oplossing is, dan ga ik weg. Ik vind dat verschrikkelijk, want ik wil eigenlijk niet weg, maar ik vind het onhoudbaar. Ik kan niet meer met een Jekyll & Hyde werken. Je wilt niet weten hoe het is om elke 5 minuten een email te krijgen. Ze heeft vaak best een punt, dat is het niet. Maar het zijn hele lange e-mails. En je kunt niet alles oppakken wat je ziet. We zijn een grote organisatie en ik kan niet toveren. (..)Soms word ik ‘s ochtends wakker en dan zijn er weer drie e-mails van [verweerster] . Ik krijg inmiddels een rilling over mijn rug als ik dan zie dat er mails van haar bij zitten. Ik heb weleens tegen haar gezegd dat zij de enige is die dit soort e-mails in deze mate stuurt. Dan wordt ze emotioneel dat niemand naar haar luistert. (..)Bij [verweerster] moet je non-stop op je hoede zijn, omdat ze zaken tegen je kan gebruiken, of er daarna een email over krijgt met wat je hebt gezegd en wat haar reactie daarop weer is. (..)
Daar gaat het niet over. Het gaat over haar en dat ze twee keer haar laptop kwijt of vergeten is. Ze wordt bij ons ‘de queen’ genoemd. [verweerster] is veeleisend en ze verwacht dat iedereen voor haar vliegt als ze met haar vingers knipt. (..)
1.21.
Op 21 augustus 2018 heeft [naam 8] onder meer verklaard, op de vraag of [verweerster] ooit met [naam 8] had gesproken over andere voorvallen of incidenten dan dat van 2 december 2015, waarbij volgens [verweerster] sprake was van seksuele intimidatie:Nee, nooit. Het verbaast mij ook ten zeerste dat ze dergelijke klachten heeft over [naam 3] . Die preferential treatment heb ik gehoord, het [weggelakt door ABN] incident heb ik gehoord, maar klachten over [naam 3] heb ik nooit gehoord. (..)En op de vraag wat zij kon vertellen over een e-mail uit oktober 2016 van haar aan [verweerster] :(..) [verweerster] was weer helemaal overstuur en ze vroeg me of ze met mij alleen mocht praten in één-op-één gesprek. Achteraf gezien was dat helemaal niet verstandig. (..) Toen ging ze door het lint en begon ze te schreeuwen en te huilen. Ze sloeg toen met een boek heel hard op tafel en ik ben toen heel snel weggegaan. Ze draaide helemaal door en ik was bang dat ze mij iets aan zou kunnen doen. Zo voelde het.V: Hoe was toen jullie volgende contact? Dat was er niet meer. Dat was ook de laatste keer dat ik haar gesproken heb volgens mij, in ieder geval de laatste keer dat we elkaar één op één zagen. (..)V: Het idee van de overstap van [verweerster] van DCM naar ECT, van wie kwam dat idee?A: Dat idee kwam van mij vandaan. (..) zoals gezegd was de situatie bij DCM onhoudbaar. De opties die ze toen had was óf weg bij de bank, óf overstappen naar ECT. In mijn herinnering is [naam 10] toen haar mentor geworden, met de achterliggende gedachte (..): we geloven echt wel in jou, maar er moet iets gebeuren. (..)V: Een klacht van [verweerster] is dat andere steeds maar promotie maken en zijzelf niet. (..)A: (..) Dat niemand nog wilde samenwerken met [verweerster] , dat hielp haar natuurlijk niet. (..)
1.22.
In juli 2018 zijn partijen een mediationtraject gestart. Toen het erop leek dat partijen een oplossing zouden bereiken, heeft [verweerster] op 9 oktober 2018 haar klacht bij CRM ingetrokken.
1.23.
ABN heeft op 18 februari 2019 onderhavig verzoekschrift ingediend omdat de mediation was mislukt.
1.24.
De mediator heeft per e-mail van 21 februari 2019 laten weten dat de mediation niet was geslaagd.
1.25.
[verweerster] heeft over de jaren steeds (zeer) goede inhoudelijke beoordelingen gekregen.
Het geschil
2. ABN verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van het geding.
3. Aan dit verzoek legt ABN ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Van ABN kan in redelijkheid niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te laten voortduren. Kort gezegd is zowel de verhouding met het team als met de leidinggevenden ernstig verstoord. Een vruchtbare samenwerking met [verweerster] is niet (meer) mogelijk, gelet op de reeds jaren durende klaagzang, de verwijten die zij ABN maakt en de houding en opstelling van [verweerster] in het algemeen. [verweerster] heeft een hoge dunk van zichzelf, is onredelijk veeleisend en kan niet omgaan met kritiek. Zij is verder niet in staat om zaken los te laten en grijpt steeds terug naar zaken uit het verleden. [verweerster] heeft zichzelf met dit alles onmogelijk gemaakt, zowel bij haar collega-teamleden als bij haar leidinggevenden. Hierbij is van belang dat op de vorige afdeling waar [verweerster] werkte sprake was van een soortgelijke situatie. Om die reden is zij in april 2013 naar de afdeling ECT is overgestapt. Verder heeft ABN [verweerster] in 2016 aangeboden een coach/vertrouwenspersoon in te schakelen maar zij heeft dat aanbod afgewezen. Ook (langdurige) mediation heeft niet tot een oplossing geleid. Gelet op dit alles ligt herplaatsing van [verweerster] elders binnen ABN niet in de rede.
4. [verweerster] voert hiertegen verweer en verzoekt, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, om toekenning van een transitievergoeding van € 53.725,23 bruto en een billijke vergoeding van € 758.512,63 bruto dan wel € 664.762,63 bruto. Daarnaast verzoekt [verweerster] ABN te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 43.326,21 alsmede de proceskosten, waaronder het salaris van de gemachtigde van € 14.463,44 inclusief btw.
5. Op de standpunten van partijen wordt hieronder, voor zover van belang, nader ingegaan.
Beoordeling
6. Vooropgesteld wordt dat een arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
7. ABN heeft ter onderbouwing van haar stelling dat de arbeidsverhouding met [verweerster] zodanig is verstoord dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, met name gewezen op de verklaringen van [naam 6] , [naam 5] , [naam 1] en [naam 8] , afgelegd in het kader van het onderzoek van SIM. Uit die verklaringen volgt dat zowel huidige als voormalige leidinggevenden allen vinden dat het niet langer op deze manier kan doorgaan, dat [verweerster] (veel te) veel tijd in beslag neemt, dat zij weinig doet met kritiek en dat de situatie eigenlijk al heel lang onhoudbaar is. Daartegenover heeft [verweerster] twee e-mails ingebracht, van [naam 11] van 5 april 2019 en van [naam 12] van 4 april 2019, waaruit volgens [verweerster] blijkt dat zij wel goed ligt in het team en er geen verstoring is tussen partijen.
8. Los van het feit dat (oud-) collega [naam 11] niet meer bij ABN werkt en de anderee-mail ziet op een zakelijke uitnodiging aan [verweerster] , kunnen deze e-mails de gedetailleerde verklaringen van de voormalige dan wel huidige leidinggevenden niet ontkrachten. Ter zitting zijn deze verklaringen bovendien nog aangevuld met geciteerde verklaringen van collega’s uit het huidige team van [verweerster] , waaruit zonder uitzondering blijkt dat samenwerken met [verweerster] ondoenlijk is en dat ze collega’s tot waanzin drijft, ondanks dat [verweerster] – zo is niet betwist – inhoudelijk goed presteert. Verder staat vast dat [verweerster] het aanbod om een coach in te schakelen heeft afgewezen en dat partijen mediation hebben beproefd. Bovendien heeft ABN voldoende gesteld dat zij [verweerster] gedurende de jaren heeft aangesproken op haar gedrag. Tot slot is niet te ontkennen dat [verweerster] van haar zijde ook de nodige kritiek heeft op ABN, gezien haar klacht bij CRM en de minutieus uitgewerkte overzichten van hetgeen volgens haar gedurende de jaren is gebeurd en haar conclusie dat ABN daarvan nooit serieus werk heeft gemaakt. Ook ter zitting heeft [verweerster] dit nog benadrukt.
9. Geoordeeld wordt dan ook dat voldoende vast staat dat de verhouding tussen ABN en [verweerster] zodanig is verstoord dat van ABN in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De naar voren gebrachte feiten en omstandigheden leveren derhalve een redelijke grond voor ontbinding op. Dat het huidige team van [verweerster] op korte termijn verandert van samenstelling, zoals zij in haar laatste akte betoogt, maakt het voorgaande niet anders.
10. Herplaatsing van [verweerster] in een andere passende functie binnen een redelijke termijn ligt daarbij niet in de rede. Hoewel [verweerster] weerspreekt dat de wisseling van team in april 2013 samenhing met de verhoudingen in het team, heeft ABN haar stelling op dat punt voldoende toegelicht met de uit het SIM onderzoek voortgekomen verklaringen van de destijds betrokken collega’s en leidinggevenden. Daaruit wordt geconcludeerd dat [verweerster] al eens vanwege haar gedrag is overgeplaatst naar een andere afdeling, waarna de verhoudingen opnieuw verstoord zijn geraakt. Nu de arbeidsverhouding tussen partijen in de loop der jaren thans zodanig ernstig en duurzaam is verstoord, is de gerede verwachting dat herplaatsing beide partijen geen goed zal doen. Daarbij is in aanmerking genomen dat partijen elkaar (van de functie onafhankelijke) ernstige verwijten maken, terwijl [verweerster] noch ABN van oordeel zijn dat zij hun gedrag jegens elkaar dienen te veranderen of aan te passen, waardoor de kans groot is dat voortzetting in een andere functie opnieuw zal resulteren in verstoorde verhoudingen.
11. De conclusie is dat het verzoek van ABN wordt toegewezen en dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 augustus 2019. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
12. Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, zal de door [verweerster] verzochte en (ook cijfermatig) niet weersproken transitievergoeding worden toegekend.
13. Vervolgens is de vraag aan de orde of tevens een billijke vergoeding moet worden toegekend aan [verweerster] . Voor toekenning daarvan is slechts plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren.
14. Volgens [verweerster] zijn ABN meerdere verwijten te maken. Kort samengevat heeft ABN haar ernstig financieel en emotioneel benadeeld en is zij in haar carrière ernstig geschaad. Zij is niet eerlijk behandeld, heeft geen gelijke kansen gekregen en haar zijn loze beloftes gedaan. De oorsprong van deze benadeling is volgens [verweerster] gelegen in de incidenten met [naam 3] uit 2012 en 2013. Daarnaast is er het nare voorval in 2015 met [naam 4] , waarover zij stelselmatig heeft geklaagd en waarop ABN niet op de juiste manier heeft gereageerd, geen maatregelen heeft getroffen en geen onderzoek is gestart. [verweerster] probeert nu al ruim zes jaar te worden gehoord door ABN, die dat steeds heeft geweigerd en nooit eerder een onderzoek heeft ingesteld naar haar klachten. ABN was volledig op de hoogte van de klachten van [verweerster] en probeert nu een conflict te creëren. Tot slot, aldus [verweerster] , is zij ook nooit aangesproken op haar gedrag.
15. Volgens ABN was [verweerster] al langer ontevreden en heeft zij vaker klachten geuit, maar heeft zij niet eerder melding gemaakt van de vermeende incidenten in 2012 en 2013 dan in haar klacht bij CRM. Ook in de andere aantijgingen herkent ABN zich niet.
16. Uit de stukken en stellingen is niet op te maken dat [verweerster] ten aanzien van de gebeurtenissen in 2012 en 2013 eerder aan de bel heeft getrokken bij ABN. [verweerster] stelt zelf ook dat zij (aanvankelijk) niet moeilijk wilde doen en daarom geen melding heeft gemaakt van de gebeurtenissen uit 2012 en 2013. Uit de onder 1.11 aangehaaldee-mail van SIM volgt ook niet dat [verweerster] toen al heeft geklaagd over het gedrag van [naam 3] in 2012 en 2013, zoals [verweerster] betoogt. Gezien de e-mail ging het over algemene klachten zoals ‘slecht gedrag’ en ‘valse beloften’ en over (wel specifiek) het incident uit 2015. ABN heeft vervolgens onderzoek willen doen, maar heeft kort daarna de conclusie getrokken dat verder onderzoek – gelet op het tijdsverloop, de mate van perceptie en het ontbreken van hard bewijs – geen zin had. Dat is niet onlogisch.
17. Pas toen [verweerster] de klacht indiende bij CRM heeft zij specifiek omschreven wat volgens haar in 2012 in New York en in 2013 tijdens de ski-trip is gebeurd. Naar aanleiding van deze concrete aantijgingen heeft ABN alsnog een intern onderzoek ingesteld. [naam 3] heeft daarin ontkend [verweerster] seksueel te hebben geïntimideerd. Uit het verdere onderzoek is voorts niet gebleken dat [verweerster] is benadeeld ten opzichte van haar collega’s, dat zij is gediscrimineerd en/of geïntimideerd, dat haar structureel salaris is ontnomen, zij in haar carrière is gedwarsboomd noch dat stelselmatig is geprobeerd om haar monddood te maken. [verweerster] doet deze (verstrekkende) aantijgingen maar geeft daarvoor geen andere onderbouwing dan haar eigen waarneming, haar interpretatie van e-mails en gesprekken en de door haar gemaakte (tijds)overzichten. Hoewel discriminatie en intimidatie een subjectieve component in zich hebben en daarom wellicht niet altijd eenvoudig zijn aan te tonen, is hetgeen [verweerster] naar voren brengt – ondanks een veelheid van stukken – te mager om die conclusie te trekken. De (vele) e-mails waarnaar [verweerster] verwijst ondersteunen objectief gezien de aannames van [verweerster] niet of onvoldoende. De verklaringen van haar directe collega’s en leidinggevenden en ook de door [verweerster] ingebrachte stukken laten zien dat [verweerster] zich niet zelden focust op één onderdeel van een gesprek ofe-mail en daarbij de context uit het oog verliest. Dat levert vaak misverstanden en bij [verweerster] het (onterechte) idee op dat zij wordt achtergesteld bij anderen, terwijl dat niet zo is.
18. Daarbij geldt dat de werkgever een grote mate van vrijheid toekomt bij het toekennen van een salarisverhoging, bonussen en het bieden van loopbaanperspectieven en scholing. Dat een werknemer zich in de wijze waarop de werkgever daarmee omgaat niet kan vinden, maakt op zichzelf nog niet dat de werkgever daardoor ernstig verwijtbaar handelt. Diezelfde vrijheid geldt ten aanzien van de wijze waarop de werkgever haar medewerkers aanspreekt dan wel maatregelen treft indien daartoe aanleiding is, zoals na het incident in 2015. Met de betrokkenen is het voorval zorgvuldig besproken en is [naam 4] door ABN aangesproken op zijn gedrag. Dat [naam 4] vervolgens toch een bonus heeft gekregen en promotie heeft gemaakt, is een afweging van ABN die samenhangt met veel meer facetten en is zonder meer geen reden om te concluderen dat ABN daardoor verwijtbaar jegens [verweerster] heeft gehandeld.
19. Tot slot wordt meegewogen dat ABN in die periode een mediationtraject is gestart met [verweerster] om een en ander te bespreken en een oplossing te vinden voor de verstoorde werkrelatie.
20. Conclusie is dan ook dat ABN ten aanzien van de klachten van [verweerster] steeds onderzoek heeft ingesteld naar haar aantijgingen en dat zij daarvoor geen bewijs heeft gevonden of dat zij daarvoor passende maatregelen heeft getroffen. Zij heeft vervolgens geprobeerd de werksituatie voor [verweerster] in de toekomst te verbeteren en daarvoor coaching voorgesteld. Uiteindelijk is zij een mediationtraject met [verweerster] opgestart. Niet valt in te zien dat ABN hiervan een verwijt kan worden gemaakt, noch is voldoende vast komen te staan dat ABN op enig ander gebied niet als goed werkgever heeft gehandeld jegens [verweerster] . De eenzijdige negatieve perceptie van [verweerster] van de gang van zaken in de loop der jaren is daarvoor tegenover de verschillende overgelegde andersluidende verklaringen van leidinggevenden en collega’s in ieder geval onvoldoende.
21. Dat ABN derhalve ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, kan niet worden geconcludeerd. Er is dan ook geen reden [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen.
22. Dat heeft tot gevolg dat ABN geen gelegenheid hoeft te krijgen haar verzoek in te trekken.
23. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt. Gelet op de uitkomst van de procedure, is het verzoek van [verweerster] tot veroordeling van ABN in buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar.
BESLISSING
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2019;
kent aan [verweerster] een transitievergoeding toe ten laste van ABN ter hoogte van€ 53.725,23 bruto;
veroordeelt ABN tot betaling van deze vergoeding;
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. T.C. van Andel.