Rb. Noord-Holland, 19-01-2022, nr. 15/860204-19 (P)
ECLI:NL:RBNHO:2022:261
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
19-01-2022
- Zaaknummer
15/860204-19 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2022:261, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 19‑01‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 19‑01‑2022
Inhoudsindicatie
Megazaak Himalaya. De megazaak betreft meerdere onderzoeken naar liquidaties, voorbereidingen van liquidaties en het bestaan van een criminele organisatie die zich in de jaren 2013-2016 bezighield met liquidaties, voorbereidingen daarvan en wapenbezit. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van moord. De verdachte wordt vrijgesproken van het deelnemen aan de criminele organisatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren. Gelet op de geschokte rechtsorde en het vluchtgevaar van de verdachte, heeft de rechtbank de gevangenneming bevolen.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860204-19 (P)
Uitspraakdatum: 19 januari 2022
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 januari 2020, 3 februari 2020, 4 december 2020, 6, 7 en 25 mei 2021, 22 juni 2021, 30 augustus 2021, 4, 11, 18 en 29 oktober 2021, 1 december 2021 en 19 januari 2022 in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
[zaaksofficier 1] , [zaaksofficier 2] en [zaaksofficier 3] (hierna gezamenlijk aangeduid als het Openbaar Ministerie) en van hetgeen de raadsman van de verdachte, mr. C.W. Flokstra, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging zoals bedoeld in artikel 313 Sv op de terechtzitting van 6 mei 2021 – ten laste gelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1 (Reek)
- -
primair: medeplegen van de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 3 oktober 2015;
- -
subsidiair: uitlokking van de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 3 oktober 2015;
- -
meer subsidiair: medeplichtigheid aan de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 3 oktober 2015;
Feit 2 (criminele organisatie)
- het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (moord, voorbereiding van moord en wapenbezit) in de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 december 2015.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat de woorden “ter uitvoering van” in de tweede alinea van feit 1 subsidiair verbeterd moeten worden gelezen als “ter voorbereiding van”.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Beoordeling van het bewijs
3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat de periode van feit 2 moet worden beperkt tot oktober 2015.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal van de aan hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 140 Sr. Voor een bewezenverklaring hiervan is vereist dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet, dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (meervoud), in het onderhavige geval moord, voorbereiding van moord en wapenbezit. Het bewijs dat de verdachte dit opzet heeft gehad, ontbreekt. Het enkele feit dat de verdachte medepleger is van één door de organisatie beoogd concreet misdrijf (feit 1, zie hierna) is hiervoor in dit geval onvoldoende. Door het Openbaar Ministerie is – naast de strafbare betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] – gewezen op de aanwezigheid van de verdachte op het Waterfrontfeest in het Scheepvaartmuseum ten tijde van de moord op [naam 1] op 26 mei 2013 en op de aangetroffen foto’s van de verdachte in een telefoon van de medeverdachte [S.I.] . Deze bijkomende omstandigheden maken dit oordeel niet anders. Daarbij zij opgemerkt dat de rechtbank Amsterdam op 15 september 2017 de medeverdachte [S.I.] heeft vrijgesproken van moord op [naam 1] , en doodslag bewezen heeft verklaard (ECLI:NL:RBAMS:2017:6680).
3.3.2
Bewijsmiddelen feit 1 primair
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
Identificatie van de gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres verdachte] (hierna: 9xkn)
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte de gebruiker is geweest van het e-mailadres 9xkn in de periode van 1 tot en met 3 oktober 2015.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank verwijst naar hetgeen in de bewijsmiddelenbijlage is opgenomen onder het kopje: “Identificatie van de gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres verdachte] (hierna: 9xkn)”. In de kern komt dit op het volgende neer.
Het e-mailadres 9xkn, in de telefoon van [S.I.] (goednummer 5098321, met het account [e-mailadres S.I.] ) opgeslagen als Ras Blood !, stuurt op 3 oktober 2015 berichten waarin de naam Nora wordt genoemd. Uit deze berichten kan worden afgeleid dat de gebruiker van het e-mailadres 9xkn en Nora een relatie hebben. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte en [naam 2] een relatie met elkaar hebben (gehad), bovendien zijn zij op 5 oktober 2015 samen in een auto gecontroleerd. De verdachte noemt haar in een verhoor bij de politie Nora.
Uit de berichten van/aan het e-mailadres 9xkn kan voorts worden afgeleid dat de gebruiker van dit adres en [S.I.] goede bekenden van elkaar zijn. De verdachte is een vriend van [S.I.] , zo blijkt uit onder meer de verklaring van de medeverdachte [I.K.] . De verdachte had in 2015 lange rastaharen. Dit is ook te zien op een foto die is aangetroffen in een onder [S.I.] in beslag genomen telefoon.
[S.I.] en de verdachte zijn beiden geboren op [geboorteplaats] . Veel van de communicatie tussen [S.I.] en de gebruiker van het e-mailadres 9xkn is in het Papiaments.
Tot slot kan uit de berichten worden afgeleid dat [S.I.] en de gebruiker van het e-mailadres 9xkn (“kk ras”) personen kennen onder de bijnamen “Prof” en “Mandi(n)go”. Uit onderzoek is gebleken dat dit bijnamen zijn van [naam 3] en [naam 4] . In 2012 zijn [S.I.] en de verdachte in het bijzijn van deze twee personen aangetroffen.
Gelet op het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat in voldoende mate vast is komen te staan dat het e-mailadres 9xkn in de ten laste gelegde periode werd gebruikt door de verdachte.
Medeplegen van voorbereiding van moord
De raadsman heeft aangevoerd dat geen sprake is geweest van een voor medeplegen vereiste substantiële bijdrage van de verdachte aan de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] . Het enkel doorsturen van berichten zonder dat is gebleken van enige andere bijdrage van de verdachte kan hoogstens als medeplichtigheid worden gekwalificeerd, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt het volgende.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. (Hoge Raad 20 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2126, NJ 2016/420, met noot N. Rozemond)
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 3 oktober 2015 voorbereidingshandelingen zijn verricht om [slachtoffer] van het leven te beroven. [I.K.] had contact met een persoon in de Sporthallen Zuid te Amsterdam, alwaar [slachtoffer] aanwezig was. [I.K.] gaf aan de schutter, die op een brug stond, meerdere keren door hoe [slachtoffer] gekleed was en dat hij bijna naar buiten zou komen. Ook gaf hij aan de schutter door dat [slachtoffer] niet met de brommer/scooter, maar lopend zou zijn. [I.K.] had hierover contact met [S.I.] en hield hem op de hoogte.
Uit de berichten van 3 oktober 2015 blijkt dat ook de verdachte met [S.I.] communiceert.
Om 22.14 uur stuurt de verdachte een mailwisseling door aan [S.I.] . Uit deze mailwisseling blijkt dat de verdachte contact heeft met ‘Jaguwar’. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat deze persoon de beoogde schutter was.
‘Jaguwar’ geeft om 21.38 uur aan de verdachte aan dat hij risico voor niets heeft genomen, dat hij de motor naar oost moet brengen, en zo niet meer gaat werken. Hij werkt op 100%. ‘Jaguwar’ stuurt ook een berichtenwisseling met [I.K.] door aan de verdachte. ‘Jaguwar’ is in de telefoon van [I.K.] opgeslagen als ‘Ready Ready!’. Uit deze berichtenwisseling, vanaf 21.20 uur, blijkt dat ‘Ready Ready!’ voor de deur op de brug staat en iedereen ziet die naar buiten komt. [I.K.] geeft aan dat hij niet te missen is. Hij is dik met een trainingspak. ‘Ready Ready!’ vraagt aan [I.K.] of hij zijn vriend kan vragen of hij er nog is. [I.K.] geeft daarop aan dat zijn vriend (de rechtbank begrijpt: de persoon in de sporthallen) al weg is, maar had gezegd dat ‘die bolle’ nog binnen is. [I.K.] vraagt ‘Ready Ready!’ nog even te wachten en dan maar weg te gaan.
[S.I.] stuurt de verdachte om 22.25 uur een berichtenwisseling door tussen [I.K.] (‘Bro! Borat!’) en ‘Ready Ready!’. Uit deze berichtenwisseling, vanaf omstreeks 21.10 uur, blijkt dat [I.K.] aan ‘Ready Ready!’ een signalement heeft doorgegeven en heeft aangegeven goed op te letten omdat hij ieder moment naar buiten kan komen.
Op 4 oktober 2015 communiceren de verdachte en [S.I.] over wat er mis is gegaan. Ook uit deze communicatie blijkt dat de verdachte contact heeft met de persoon die op de brug stond, de beoogde schutter. Volgens de verdachte heeft deze persoon gezegd dat hij alles kon zien. [S.I.] reageert met boze berichten. Volgens [S.I.] kan je op die brug niemand zien ‘om te vegen’. Vanaf die brug zie je niemand naar buiten lopen. De verdachte moet tegen die man zeggen dat als hij wil werken, hij moet werken en niet met shit moet komen. De verdachte geeft aan [S.I.] aan dat hij heeft gezegd ‘hoe kan die man weg gaan zonder dat je hem hebt gezien’.
Op 6 oktober 2015 stuurt ‘Ready Ready!’ een bericht aan [S.I.] waarin hij meedeelt dat hij vandaag bij ‘shafur’ die ‘pipas’ (de rechtbank begrijpt: vuurwapens) op heeft gehaald en van hem hoorde dat die auto, die BMW, door de politie is gepakt.
Eerder, op 3 oktober 2015 om 18.32 uur, had ‘Ready Ready!’ aan [S.I.] bericht: “zo ga ik die auto zette en daarna na oost die motro (motor) hallen”.
De rechtbank leidt hieruit af dat er naast een motor – waarvan verdere gegevens onbekend zijn gebleven – ook een BMW voorhanden was om bij de liquidatie te worden gebruikt.
In de nacht van 3 op 4 oktober 2015 is in Amsterdam een BMW met valse kentekenplaten inbeslaggenomen. Uit onderzoek is gebleken dat deze BMW op 29 september 2015 in Amsterdam is gestolen.
De rechtbank is van oordeel dat de rol van de verdachte in de onderhavige zaak, het onderzoek Reek, niet is beperkt gebleven tot het enkel doorsturen van berichten. Uit de inhoud van de berichten blijkt immers dat de verdachte degene is aan wie de schutter meldt dat hij zo niet meer wil werken. Daaruit leidt de rechtbank af dat de schutter door de verdachte in de arm is genomen om [slachtoffer] te liquideren (‘te vegen’). Dat wordt ondersteund door de opmerking van [S.I.] , dat de verdachte tegen de schutter moet zeggen dat als hij wil werken, hij moet werken en niet met shit moet komen. Met het regelen van de schutter heeft de verdachte een substantiële en wezenlijke bijdrage geleverd aan de voorbereiding van de liquidatie van [slachtoffer] , die de kwalificatie medeplegen rechtvaardigt, te meer nu de verdachte ten tijde van de uitvoering van het feit ook in (nauw) contact stond met (onder andere) de schutter, middels een van de PGP-toestellen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 primair
hij op 3 oktober 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven (zijnde moord, strafbaar gesteld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
- een vuurwapen en
- ( gestolen) voertuigen en
- PGP-toestellen,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van voorbereiding van moord.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.
6. Motivering van de straf
6.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en dat bij einduitspraak de gevangenneming van de verdachte zal worden bevolen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafoplegging.
De raadsman heeft zich wel op het standpunt gesteld dat de vordering tot gevangenneming moet worden afgewezen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereiding van de moord op [slachtoffer] . Voor het begaan van de moord hadden de verdachten een vuurwapen, een motor, een gestolen BMW en PGP-toestellen voorhanden. De wijze van uitvoering van de voorbereiding was van een professioneel karakter. Door de verdachten werd met behulp van versleutelde, geëncrypte communicatie (via de PGP-toestellen) de noodzakelijke informatie uitgewisseld. Eén van de medeverdachten onderhield contact met een persoon in de sporthal waar [slachtoffer] aanwezig was. Deze medeverdachte gaf vervolgens aan de schutter het signalement door van [slachtoffer] , wat voor kleding hij droeg en wanneer hij naar buiten zou komen. De schutter had zich gepositioneerd op een brug bij de sporthal en wachtte [slachtoffer] op, om hem daar op straat dood te schieten. De verdachte heeft met het regelen van de schutter een zeer belangrijke rol gespeeld in de voorbereiding van de moord. Dat het bij voorbereidingshandelingen is gebleven is niet te danken aan enig handelen van de verdachte, maar louter en alleen aan het feit dat [slachtoffer] niet door de schutter is opgemerkt.
Het behoeft geen betoog dat liquidaties voor grote onrust en een gevoel van onveiligheid zorgen in de samenleving. Omdat liquidaties vaak worden gepleegd op de openbare weg lopen bovendien omstanders het risico geraakt te worden of ongewild getuige te zijn van levensgevaarlijk vuurwapengeweld. Ook in deze zaak bestond dit risico.
Het kennelijke gemak waarmee de verdachte bereid is geweest om over andermans leven te beschikken, getuigt naar het oordeel van de rechtbank van gewetenloosheid. De verdachte neemt ook geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen, niet in de laatste plaats door op geen van de zittingen in dit proces te verschijnen.
Het medeplegen van de voorbereiding van een moord kan in beginsel niet anders worden bestraft dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Dit vanuit het oogpunt van met name vergelding, bescherming van de maatschappij en generale preventie.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 13 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van een geweldsdelict en vuurwapenbezit tot een langdurige gevangenisstraf is veroordeeld; in 2005 is hij daarvoor tot 4 jaren gevangenisstraf veroordeeld.
De rechtbank vindt, alles afwegende, de door het Openbaar Ministerie geëiste gevangenisstraf van 7 jaren passend en zal deze dan ook opleggen. Dat de rechtbank, anders dan het Openbaar Ministerie heeft gevorderd, de verdachte zal vrijspreken van feit 2 legt in dit verband geen gewicht in de schaal, nu bij bewezenverklaring van dat feit sprake zou zijn geweest van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55, eerste lid, Sr.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Vordering tot gevangenneming
De vordering tot gevangenneming zal worden toegewezen. Deze beslissing is afzonderlijk schriftelijk vastgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 46, 47, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. M.E. Allegro, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. Z.T. Pronk en mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2022.