HR, 13-03-2020, nr. 19/04562
ECLI:NL:HR:2020:408
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-03-2020
- Zaaknummer
19/04562
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:408, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑03‑2020; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2019:3474
- Vindplaatsen
V-N 2020/20.14 met annotatie van Redactie
Uitspraak 13‑03‑2020
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/04562
Datum 13 maart 2020
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 september 2019, nr. 18/00574, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting.
1. Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2018, nr. 16/04577, ECLI:NL:HR:2018:1866, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (nr. 15/00208), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten van het middel gericht tegen de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.