Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen 2008
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 05-10-2019
- Bronpublicatie:
19-09-2019, Stcrt. 2019, 53171 (uitgifte: 04-10-2019, regelingnummer: 2667117)
- Inwerkingtreding
05-10-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-09-2019, Stcrt. 2019, 53171 (uitgifte: 04-10-2019, regelingnummer: 2667117)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
1.
Tot de middelen bedoeld in artikel 4 worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de asielzoeker beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
2.
Niet tot de middelen van de asielzoeker worden gerekend:
- a.
kinderbijslag;
- b.
vergoedingen en tegemoetkomingen, waaronder begrepen de tegemoetkoming ontvangen op grond van het Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven, voor, alsmede de vermindering of teruggave van loonbelasting of inkomensbelasting en van premies volksverzekeringen op grond van kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren;
- c.
rente ontvangen over op grond van artikel 7, tweede lid, onder b, c, en d, niet in aanmerking genomen vermogen;
- d.
een uitkering in verband met geleden immateriële schade voor zover dit, gelet op de aard en de hoogte van de uitkering, uit een oogpunt van het verlenen van verstrekkingen als bedoeld in artikel 9 van de Rva 2005, verantwoord is;
- e.
giften van instellingen en particulieren voor zover deze, gezien de bestemming en de hoogte van de giften, uit een oogpunt van het verlenen van verstrekkingen als bedoeld in artikel 9 van de Rva 2005, verantwoord zijn.
3.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid worden niet tot de middelen van een asielzoeker, niet zijnde een vergunninghouder, gerekend inkomsten uit arbeid gedurende ten hoogste 24 weken binnen een periode van 52 weken tot 25 procent van deze inkomsten, met een maximum van het bedrag, genoemd in artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de Participatiewet, per maand.
4.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid worden tot de middelen van een vergunninghouder niet gerekend inkomsten uit arbeid tot 25 procent van deze inkomsten, met een maximum van het bedrag, genoemd in artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de Participatiewet, per maand.
5.
De middelen worden in aanmerking genomen tot het bedrag dat resteert na aftrek van:
- a.
de daarover door de asielzoeker verschuldigde loonbelasting of inkomstenbelasting;
- b.
de daarover door de asielzoeker verschuldigde premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen dan wel een inhouding die met een of meer van deze premies overeenkomt;
- c.
ten laste van de asielzoeker komende verplichte bijdragen ingevolge een pensioenregeling en daarmee vergelijkbare regelingen; en
- d.
andere ten laste van de asielzoeker komende verplichtingen.