NJ 2020/83
Ontoereikende afwijzing aanhoudingsverzoek in verband met aanwezigheidsrecht en geen belangenafweging gemaakt.
HR 28-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:79, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 januari 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
18/02966
- Conclusie
P-G mr. J. Silvis
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS189238:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:79, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑01‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1234, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑03‑2019
- Wetingang
Essentie
Het hof heeft onbegrijpelijk geoordeeld dat de aan het aanhoudingsverzoek ten grondslag gelegde omstandigheid dat de verdachte mogelijk geen weet heeft van de zitting, niet aannemelijk is, nu de oproeping in hoger beroep niet aan de verdachte in persoon is uitgereikt en het hof niet heeft vastgesteld dat de verdachte anderszins op de hoogte was van de zitting. Het hof heeft evenmin blijk gegeven de vereiste belangenafweging te hebben gemaakt.
Samenvatting
In casu gaat het om de vraag hoe een verzoek tot aanhouding moet worden beoordeeld in een situatie dat de raadsman op de zitting aangeeft dat hij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.