NJ 2018/48
Beklag. Verschoningsrecht advocaat ten aanzien van onder een derde inbeslaggenomen brieven en creditnota’s? Geheimhouderstukken?
HR 06-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1018, m.nt. F. Vellinga-Schootstra
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 juni 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
16/05396 B
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- Noot
F. Vellinga-Schootstra
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124437:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:1018, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑06‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:399, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑04‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑03‑2017
- Wetingang
Essentie
Beklag. Verschoningsrecht advocaat ten aanzien van onder een derde inbeslaggenomen brieven en creditnota’s? Geheimhouderstukken?
1. De rechtbank heeft vastgesteld dat bepaalde stukken “niet zien op enige correspondentie met — een medewerk(st)er van — klaagster”. Gelet hierop getuigt haar oordeel dat ten aanzien van deze correspondentie er redelijkerwijze geen twijfel over kan bestaan dat die geen object is van klaagsters verschoningsrecht niet van een onjuiste rechtsopvatting.
2. De rechtbank heeft als haar oordeel tot uitdrukking gebracht dat ten aanzien van bepaalde creditnota’s er redelijkerwijze geen twijfel over kan bestaan dat deze voorwerp zijn van een strafbaar feit, te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.