Rb. Midden-Nederland, 27-11-2019, nr. 6902090 UC EXPL 18-5658 JH/1050
ECLI:NL:RBMNE:2019:6141
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
27-11-2019
- Zaaknummer
6902090 UC EXPL 18-5658 JH/1050
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2019:6141, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 27‑11‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2020-0039
PR-Updates.nl PR-2020-0023
PJ 2020/21 met annotatie van B. Degelink
VAAN-AR-Updates.nl 2020-0039
Uitspraak 27‑11‑2019
Inhoudsindicatie
Deze zaak gaat over de vraag of de franchisenemers onder de verplichtstelling van Bpf Detailhandel vallen. In artikel c.1. van het verplichtstellingsbesluit wordt detailhandel omschreven als “het bedrijf van het kopen en aan particulieren verkopen van waren”. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of een pizza een waar is als bedoeld in de bepaling en of er sprake is en moet zijn van de koop en verkoop van dezelfde waren.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Meervoudige kamer voor kantonzaken
locatie Utrecht
zaaknummer: 6902090 UC EXPL 18-5658 JH/1050
Vonnis van 27 november 2019
inzake
1. de besloten vennootschap [eiseres sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. de vennootschap onder firma [eiseres sub 2] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
3. de vennootschap onder firma [eiseres sub 3] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
4. [eiser sub 4], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 4],
wonende te [woonplaats 1] ,
5. de commanditaire vennootschap [eiseres sub 5], t.h.o.d.n.
[handelsnaam van eiseres sub 5] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 4] ,
6. de vennootschap onder firma [eiseres sub 6],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
7. de besloten vennootschap [eiseres sub 7] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
8. [eiser/eiseres sub 8], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser/eiseres sub 8],
wonende te [woonplaats 2] ,
9. de besloten vennootschap [eiseres sub 9] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 5] ,
10. de besloten vennootschap [eiseres sub 10] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 6] ,
11. de besloten vennootschap [eiseres sub 11] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 6] ,
12. de besloten vennootschap [eiseres sub 12] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 6] ,
13. de besloten vennootschap [eiseres sub 13] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 7] ,
14. de besloten vennootschap [eiseres sub 14] B.V., h.o.d.n. [handelsnaam van eiseres sub 14],
gevestigd te [vestigingsplaats 8] ,
15. de besloten vennootschap [eiseres sub 15] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 9] ,
16. de besloten vennootschap [eiseres sub 16] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 6] ,
17. de besloten vennootschap [eiseres sub 17] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 10] ,
18. de besloten vennootschap [eiseres sub 18] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 11] ,
19. [eiser sub 19], t.h.o.d.n. [handelsnaam 1 van eiser sub 19] en
[handelsnaam 2 van eiser sub 19] en [handelsnaam 3 van eiser sub 19],
wonende te [woonplaats 3] ,
20. [eiser sub 20], t.h.o.d.n. [handelsnaam 1 van eiser sub 20] en [handelsnaam 2 van eiser sub 20]
[.] ,
wonende te [woonplaats 4] ,
21. [eiser sub 21], t.h.o.d.n. [handelsnaam 1 van eiser sub 21] en [handelsnaam 2 van eiser sub 21],
wonende te [woonplaats 5] ,
22. [eiseres sub 22], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiseres sub 22],
wonende te [woonplaats 6] ,
23. [eiser sub 23], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 23],
wonende te [woonplaats 7] ,
24. [eiser sub 24], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 24]
[.] ,
wonende te [woonplaats 8] ,
25. de vennootschap onder firma [eiseres sub 25] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats 12] ,
26. [eiser sub 26], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 26],
wonende te [woonplaats 9] ,
27. [eiser sub 27], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 27],
wonende te [woonplaats 10] ,
28. de vennootschap onder firma [eiseres sub 28],
gevestigd te [vestigingsplaats 13] ,
29. de commanditaire vennootschap [eiseres sub 29], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiseres sub 29]
[.] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 14] ,
30. de besloten vennootschap [eiseres sub 30] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 15] ,
31. [eiser sub 31], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 31],
wonende te [woonplaats 11] ,
32. de vennootschap onder firma [eiseres sub 32] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats 16] ,
33. de besloten vennootschap [eiseres sub 33] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 17] ,
34. de besloten vennootschap [eiseres sub 34] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 18] ,
35. [eiseres sub 35], t.h.o.d.n. [handelsnaam 1 van eiseres sub 35]
[.] en [handelsnaam 2 van eiseres sub 35],
wonende te [woonplaats 12] ,
36. [eiser sub 36], t.h.o.d.n. [handelsnaam 1 van eiser sub 36] en [handelsnaam 2 van eiser sub 36]
[.] ,
wonende te [woonplaats 12] ,
37. de besloten vennootschap [eiseres sub 37] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 19] ,
38. de besloten vennootschap [eiseres susb 38] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 19] ,
39. de besloten vennootschap [eiseres sub 39] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 20] ,
40. de besloten vennootschap [eiseres sub 40] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 19] ,
41. de besloten vennootschap [eiseres sub 41] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 21] ,
42. de besloten vennootschap [eiseres sub 42] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 21] ,
43. [eiser sub 43], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 43],
wonende te [vestigingsplaats 18] ,
44. [eiser sub 44], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 44],
wonende te [woonplaats 13] ,
45. [eiser sub 45], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 45],
wonende te [woonplaats 14] ,
46. de vennootschap onder firma [eiseres sub 46], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiseres sub 46]
[.] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 22] ,
47. de vennootschap onder firma [eiseres sub 47] V.o.F., t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiseres sub 47] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 23] ,
48. de besloten vennootschap [eiseres sub 48] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 24] ,
49. de besloten vennootschap [eiseres sub 49] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 25] ,
50. de vennootschap onder firma [eiseres sub 50], t.h.o.d.n. [handelsnaam 1 van eiseres sub 50],
[handelsnaam 2 van eiseres sub 50] en [handelsnaam 3 van eiseres sub 50],
gevestigd te [vestigingsplaats 26] ,
51. [eiser sub 51], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 51],
wonende te [woonplaats 15] ,
52. [eiser sub 52], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 52],
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
53. [eiser sub 53], t.h.o.d.n. [handelsnaam van eiser sub 53],
wonende te [woonplaats 16] ,
54. de vennootschap onder firma [eiseres sub 54] VOF, t.h.o.d.n. [handelsnaam 1 van eiseres sub 54]
[.] , [handelsnaam 2 van eiseres sub 54], [handelsnaam 3 van eiseres sub 54], [handelsnaam 4 van eiseres sub 54], [handelsnaam 5 van eiseres sub 54], [handelsnaam 6 van eiseres sub 54], [handelsnaam 7 van eiseres sub 54], [handelsnaam 8 van eiseres sub 54],
gevestigd te [vestigingsplaats 27] ,
55. de besloten vennootschap [eiseres sub 55] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 28] ,
56. de besloten vennootschap [eiseres sub 56] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 29] ,
57. de besloten vennootschap [eiseres sub 57] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 28] ,
verder ook gezamenlijk te noemen: de franchisenemers,
eisende partijen,
gemachtigden: mrs. J.H. Even en A.W. van Leeuwen,
tegen:
de stichting
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Bpf Detailhandel,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.W. Minnaard.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding, de conclusie van antwoord, de conclusie van repliek en de conclusie van dupliek. Vervolgens is een zitting bepaald. Op 13 september 2019 zijn namens eisers nog producties nagezonden.
1.2.
De zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2019 voor de meervoudige kamer voor kantonzaken van de rechtbank. Aan de zijde van eisers waren aanwezig mevrouw [eiseres sub 35] (eiseres sub 35), de heren [A] en [B] (namens eiseres sub 54) en de heren [C] en [D] van [adviesbureau 1] . Eisers zijn ter zitting bijgestaan door hun gemachtigden. Namens Bpf Detailhandel was de heer [E] ( [functie van E] ) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. Beide partijen hebben aan de hand van een pleitnota de standpunten toegelicht. Zij hebben geantwoord op de door de rechtbank gestelde vragen en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Waar gaat het over?
Deze zaak gaat over de vraag of de franchisenemers onder de werkingssfeer vallen van het Besluit verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel, laatstelijk gewijzigd op 15 juli 2019 (verder te noemen: het verplichtstellingsbesluit). Is dit het geval, dan zijn de franchisenemers verplicht tot aanmelding van hun werknemers als deelnemer, tot het verstrekken van gegevens over hun werknemers en tot betaling van premie aan Bpf Detailhandel.
3. De feiten
3.1.
Bpf Detailhandel voert een verplicht gestelde pensioenregeling uit in de zin van de Wet verplichte deelneming in een Bedrijfstakpensioenfonds 2000 voor de sector detailhandel en int de premies van werkgevers die onder de werkingssfeerbepaling van de regeling vallen.
3.2.
Het verplichtstellingsbesluit bepaalt dat de deelneming in Bpf Detailhandel onder meer verplicht is voor de natuurlijke of rechtspersoon die de detailhandel uitoefent. Het begrip detailhandel is in het verplichtstellingsbesluit als volgt omschreven:
“c. detailhandel:
1. het bedrijf van het kopen en aan particulieren verkopen van waren;
2. het vervullen van de functie van het in een winkel aan particulieren verkopen van waren anders dan In de uitoefening van een bedrijf bedoeld onder 1, een en ander met uitzondering van het apothekersbedrijf;”.
Onder waren wordt in het verplichtstellingsbesluit verstaan:
“e. waren: alle waren met uitzondering van automobielen, benzine, bloembollen, landbouwzaden, levend pluimvee, pootaardappelen, scheepsbenodigdheden en tuinbouwzaden;”.
In het verplichtingstellingsbesluit is bepaald dat de verplichtstelling onder meer niet geldt voor de werknemers in de detailhandel die werkzaam zijn bij een “werkgever, in wiens onderneming de detailhandel in loonbedrag overtroffen wordt door het loonbedrag in verband met andere in die onderneming plaatsvindende bedrijvigheid”. Ook geldt de verplichtstelling niet voor de werknemers werkzaam in de detailhandel die “ingevolge enige beschikking krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (…) verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds (…)”.
3.3.
De franchisenemers exploiteren vestigingen van […] . Zij hebben een franchiseovereenkomst gesloten met [bedrijfsnaam] B.V. De franchisenemers verkopen op bestelling pizza’s en bijgerechten, zoals stokbrood, salade en vleesgerechten. In de vestigingen is ook frisdank en ijs te verkrijgen. De meeste bestellingen worden bezorgd of door de klant afgehaald. In sommige vestigingen van […] kunnen klanten eten.
3.4.
Bpf Detailhandel heeft de franchisenemers verzocht om door invulling van een bedrijfsonderzoeksformulier gegevens te verstrekken om na te kunnen gaan of zij verplicht zijn tot aansluiting. De franchisenemers hebben die gegevens verstrekt. Tussen partijen is vervolgens een geschil ontstaan over de vraag of de franchisenemers onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit vallen of niet.
4. Het geschil
4.1.
De franchisenemers vorderen, kort gezegd, een verklaring voor recht dat zij niet zijn aan te merken als werkgevers die detailhandel uitoefenen als bedoeld in het verplichtstellingsbesluit en dat zij daarom niet vallen onder de verplichtstelling van Bpf Detailhandel, met veroordeling van Bpf Detailhandel in de proceskosten. Eiseres sub 54 (en niet de in het petitum van de dagvaarding kennelijk abusievelijk genoemde eiseres sub 1) vordert daarnaast terugbetaling van de door haar vanaf december 2017 onder protest betaalde premie aan Bpf Detailhandel, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
De franchisenemers stellen dat zij geen detailhandel uitoefenen in de zin van het verplichtstellingsbesluit omdat zij geen wederverkopers zijn, pizza’s geen waren zijn en hun vestigingen geen winkels zijn. Voor zover een deel van de activiteiten wel aangemerkt zou kunnen worden als detailhandel, dan vallen zij niet onder de verplichtstelling omdat het loonbedrag van die activiteiten ruimschoots wordt overtroffen door het loonbedrag in verband met het bereiden en bezorgen van de maaltijden, aldus steeds de franchisenemers.
4.3.
Bpf Detailhandel voert verweer. Op dit verweer wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1.
Om te kunnen beoordelen of de franchisenemers onder de werkingssfeer van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel vallen, moet eerst worden vastgesteld wat onder detailhandel moet worden verstaan. In artikel c.1. van het verplichtstellingsbesluit wordt detailhandel omschreven als “het bedrijf van het kopen en aan particulieren verkopen van waren”. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of een pizza een waar is als bedoeld in de bepaling en of er sprake is en moet zijn van de koop en verkoop van dezelfde waren. De bepaling moet dus worden uitgelegd.
5.2.
Voor de uitleg van een bepaling in een verplichtstellingsbesluit geldt volgens vaste rechtspraak dat in beginsel de bewoordingen daarvan en eventueel van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de tekst van het gehele verplichtstellingsbesluit, van doorslaggevende betekenis zijn (de zogenoemde cao-norm). Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin het verplichtstellingsbesluit en de toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in het verplichtstellingsbesluit gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
Zijn pizza’s waren? Ja.
5.3.
De franchisenemers stellen dat de door hen bereide maaltijden niet te beschouwen zijn als ‘waren’ in de zin van het verplichtstellingsbesluit. Deze stelling wordt verworpen.
In het verplichtstellingsbesluit worden ‘waren’ omschreven als “alle waren met uitzondering van automobielen, benzine, bloembollen, landbouwzaden, levend pluimvee, pootaardappelen, scheepsbenodigdheden en tuinbouwzaden”. De in het verplichtstellingsbesluit opgenomen definitie van ‘waren’ sluit een bereide maaltijd derhalve niet uit. Datzelfde geldt voor de taalkundige beschrijving van ‘waar’ volgens Van Dale, nu een ‘waar’ wordt omschreven als “te verhandelen goederen”, “koopwaar”, “eetwaar”. Ook de definitie van ‘waar’ in de Warenwet is dermate ruim dat hieronder ook bereide maaltijden vallen. Volgens de Warenwet wordt onder ‘waren’ namelijk verstaan: “Roerende zaken waaronder eetwaren (…) en drinkwaren”. Voor de definitie van het begrip ‘eet- en drinkwaren’ wordt in de Warenwet verwezen naar het begrip ‘levensmiddelen’ in de verordening (EG) nr. 178/2002 van 28 januari 2002. In deze verordening wordt onder ‘levensmiddel (of voedingsmiddel)’ verstaan: “alle stoffen en producten, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om door de mens te worden geconsumeerd of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij door de mens worden geconsumeerd”. Dus ook bewerkte etenswaren zoals pizza’s zijn waren in de zin van de Warenwet.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat pizza’s zijn te kwalificeren als ‘waren’ en dus onder de definitie van artikel c.1. van het verplichtstellingsbesluit vallen.
Is er sprake van koop en verkoop van dezelfde waren? Ja.
5.5.
Volgens de franchisenemers volgt uit het algemeen spraakgebruik dat detailhandel de inkoop van waren is bij een groothandel en de verkoop van diezelfde waren aan een consument. Ook het feit dat het woord ‘waren’ maar eenmaal in de werkingssfeeromschrijving wordt gebruikt, duidt er volgens hen op dat het bij in- en verkoop om dezelfde waren moet gaan. Zij stellen dat hun activiteiten niet als detailhandel als bedoeld in het verplichtstellingsbesluit zijn aan te merken omdat zij ingrediënten inkopen en andere waren, pizza’s, verkopen. Anders dan de franchisenemers hebben betoogd, is het enkele feit dat in de definitie van detailhandel het woord ‘waren’ maar één keer wordt gebruikt, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat het bij in- en verkoop om dezelfde waren moet gaan. De door de franchisenemers voorgestane uitleg van de bepaling zou er verder toe leiden dat detailhandel alleen onder de verplichtstelling valt als na inkoop van waren bij een groothandel geen enkele aanpassing wordt gedaan aan het product. Van enige aanpassing, zoals bijvoorbeeld ompakken of samenstellen van waren, zal echter al snel sprake zijn. Het verplichtstellingsbesluit bevat geen aanwijzingen dat de door eisers voorgestane beperkte werkingssfeer bedoeld is.
5.6.
Los van het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank in dit geval wel degelijk sprake van de inkoop en verkoop van dezelfde waren. De franchisenemers kopen deegbolletjes, saus, kaas, vlees en andere ingrediënten in om die na bewerking weer te verkopen als pizza. Het kan zijn dat de chemische samenstelling van de halffabricaten en ingrediënten door de bewerking wijzigt, maar dit rechtvaardigt niet de conclusie dat er andere waren worden ingekocht dan de waren die worden verkocht. Voor sommige andere producten die de franchisenemers verkopen, waaronder frisdranken en ijs, geldt dat deze in het geheel niet worden bewerkt.
5.7.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de franchisenemers detailhandel uitoefenen in de zin van het verplichtstellingsbesluit onder c.1. De vraag of de vestigingen van de franchisenemers als winkels - in de zin van het bepaalde onder c.2. - kunnen worden aangemerkt, behoeft dan niet meer te worden beantwoord.
Aan de omschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, de sectorindeling door de Belastingdienst en de kwalificaties van andere derden, hecht de rechtbank minder belang dan dat franchisenemers daaraan gehecht willen zien. Doorslaggevend is immers of de feitelijke bedrijfsactiviteiten vallen onder de werkingssfeerbepaling van het verplichtstellingsbesluit.
Is er sprake van een uitzondering op de verplichtstelling van de deelneming? Nee.
5.8.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of er zich een uitzondering voordoet op grond waarvan de franchisenemers (toch) niet onder de verplichtstelling vallen.
5.9.
Zoals ook onder de feiten is opgenomen, geldt de verplichtstelling niet voor werknemers die in de detailhandel werkzaam zijn bij een “werkgever, in wiens onderneming de detailhandel in loonbedrag overtroffen wordt door het loonbedrag in verband met andere in die onderneming plaatsvindende bedrijvigheid”. De franchisenemers stellen dat deze uitzondering zich voordoet, omdat in hun ondernemingen het loonbedrag dat gemoeid is met de detailhandel (in hun visie: het aannemen, afgifteklaar maken en afrekenen van bestellingen) ruimschoots wordt overtroffen door het loonbedrag in verband met het bereiden en bezorgen van de maaltijden. Voor de onderbouwing van die stelling verwijzen zij naar het door [adviesbureau 2] verrichte werkingssfeeronderzoek en het als productie 8 overgelegde rapport daarvan. Desgevraagd hebben zij ter zitting nog een uiteenzetting gegeven van hun werkproces. Dit komt op het volgende neer.
5.10.
De franchisenemers verkopen pizza’s en bijgerechten, zoals stokbrood, sandwiches, salade, kipgerechten, ijs en frisdrank. Alle producten worden ingekocht bij [bedrijfsnaam] . Voor het bereiden van pizzabodems worden deegbollen aangeleverd. De deegbollen moeten eerst rijzen en gaan daarna in de koeling. Hierbij moet de tijd en de temperatuur goed in de gaten gehouden worden. De deegbollen worden daarna op de deegtafel uitgerold of gedraaid. Na dit zogenaamde uitdegen wordt de bodem voorzien van saus, kaas en andere ingrediënten. De pizza’s gaan in de oven en worden gesneden en verpakt. De sandwiches en salades worden niet kant en klaar door de leveranciers aangeleverd, maar worden door de franchisenemers gemaakt. De kip wordt in een oven verwarmd. Met een bestelling is gemiddeld 12 minuten gemoeid (waarvan 6 minuten oventijd), gerekend vanaf het moment van de bestelling tot het moment waarop de bestelling de deur uitgaat. Daarna wordt de bestelling bezorgd bij de klant.
5.11.
Om vast te kunnen stellen of de hiervoor onder 5.9 genoemde uitzondering zich in dit geval voordoet, moet eerst worden beoordeeld wat de kern is van de ondernemingsactiviteiten van de franchisenemers. Houden de franchisenemers zich in hoofdzaak bezig met andere activiteiten dan detailhandel, dan geldt de verplichtstelling niet. Uit het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BU9889 ROM & PME/Vector) volgt dat de werkzaamheden die bijdragen (ondersteunend zijn) aan de kernactiviteit daaraan toegerekend mogen worden.
5.12.
De kern en het zwaartepunt van de bedrijfsactiviteiten van de franchisenemers liggen naar het oordeel van de rechtbank bij de verkoop van pizza’s en andere etenswaar aan klanten. De bereiding en de bezorging van maaltijden hebben geen zelfstandige economische functie en worden uitsluitend uitgevoerd ten behoeve van de verkoop aan klanten. De met de bereiding en de bezorging van de maaltijden gemoeide werkzaamheden zijn dan ook dienstbaar aan de verkoop, en de loonsom van het keukenpersoneel en de bezorgers moet aan de verkoop worden toegerekend (vergelijk Hoge Raad 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2363 (PMT/Unis Group)).
5.13.
Uit het voorgaande volgt dat de in 5.9 genoemde uitzondering op de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel niet van toepassing is.
5.14.
Een andere uitzondering op de verplichtstelling doet zich voor indien de werknemers (kort gezegd) verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds. Dat zou - zoals ter zitting aan de orde is gekomen - in dit geval het bedrijfstakpensioenfonds voor de Horeca & Catering kunnen zijn. Hoewel de franchisenemers op deze uitzondering geen beroep hebben gedaan, overweegt de rechtbank in dit verband volledigheidshalve als volgt. Bpf Detailhandel heeft aangegeven dat deze uitzondering niet aan de orde is omdat de franchisenemers in het bedrijfsonderzoekformulier hebben opgegeven dat zij geen restaurantfunctie hebben. Volgens Bpf Detailhandel heeft geen van de franchisenemers laten weten dat die situatie inmiddels is gewijzigd. De franchisenemers hebben dit niet weersproken. Nu zij ook in deze procedure onvoldoende feitelijke gegevens hebben verstrekt om aan te kunnen nemen dat zij verplicht zijn tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Horeca & Catering, is niet aannemelijk geworden dat de uitzondering op de verplichtstelling in dit geval van toepassing is.
Conclusie en proceskosten
5.15.
De conclusie is dat de franchisenemers onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit vallen. De vorderingen worden daarom afgewezen.
5.16.
De franchisenemers worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden aan de zijde van Bpf Detailhandel begroot op € 1.440 (3 punten x € 480) aan salaris gemachtigde. De nakosten zijn toewijsbaar als na te melden.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt de franchisenemers tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Bpf Detailhandel, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.440 aan salaris gemachtigde;
6.3.
veroordeelt de franchisenemers, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Bpf Detailhandel volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P. Krepel, H.A.M. Pinckaers en E.M. de Stigter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 november 2019.