FED 2019/28
Discriminatoire behandeling van werknemers en zelfstandigen voor heffingsgrondslag Zorgverzekeringswet
HR 23-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2175, m.nt. G.Th.K. Meussen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 november 2018
- Magistraten
Mrs. De Groot, Fierstra, Wortel, Beukers-van Dooren, Cools
- Zaaknummer
17/03140
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
G.Th.K. Meussen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS13944:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Premieheffing / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2175, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑11‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:119, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑08‑2017
- Wetingang
Art. 3.128 Wet IB 2001; art. 43 lid 2 Zvw; art. 14 EVRM; art. 1 Protocol 1 EVRM
Essentie
Discriminatoire behandeling van werknemers en zelfstandigen voor heffingsgrondslag Zorgverzekeringswet
Samenvatting
Belanghebbende exploiteerde een onderneming die in het jaar 2014 is gestaakt. Belanghebbende heeft in het jaar 2014 winst uit onderneming genoten, waaronder een stakingswinst van € 32.196. Na aftrek van de ondernemingsaftrek en de MKB-winstvrijstelling heeft belanghebbende een belastbare winst van € 18.305 behaald. Daarnaast heeft belanghebbende € 18.500 aan (stakings)lijfrentepremie betaald.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 18.305, welke bedrag gelijk is aan de door belanghebbende voor het jaar 2014 behaalde belastbare winst ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.