Prg. 2016/236
Als de factuur van het LDCR verwarrend is en het griffierecht bij de Hoge Raad daardoor een week te laat is ontvangen, is dat een verschoonbare termijnoverschrijding.
HR 08-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1512
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 juli 2016
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. du Perron
- Zaaknummer
16/00350
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:1182, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑06‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:525, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑2017
ECLI:NL:HR:2016:1512, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑07‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:450, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑05‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑12‑2015
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Is eiser niet-ontvankelijk omdat hij griffierecht één week te laat betaald heeft vanwege verwarrende nota LDCR?
Nee. Dat zou onbillijkheid van overwegende aard opleveren.
Samenvatting
Eiser heeft beroep in cassatie ingesteld, maar het griffierecht op 11 maart 2016 en daarmee een week te laat betaald. Via art. 409a lid 2 Rv doet hij een beroep op de hardheidsclausule ex art. 127a lid 3 Rv. Volgens eiser vermeldt de nota van het LDCR dat het griffierecht uiterlijk 21 maart 2016 moest zijn betaald. Daardoor is bij hem het vertrouwen gewekt dat bij betaling vóór die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.