RvdW 2017/422
Verzoek tot erkenning buitenlandse arbitrale beslissing op voet art. 1075 (oud) Rv jo. art. 985 Rv; discriminatieverbod van art. III Verdrag van New York 1958; ‘asymmetrisch’ rechtsmiddelenverbod van art. 1062 lid 4 jo. art. 1064 lid 1 (oud) Rv; strijd met art. 6 EVRM?; mogelijkheid aantasting arbitraal vonnis in land van herkomst.
HR 31-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:555
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 maart 2017
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, G. de Groot, M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/02825
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Arbitrage
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:555, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:35, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑05‑2016
- Wetingang
Essentie
Verzoek tot erkenning buitenlandse arbitrale beslissing op voet art. 1075 (oud) Rv jo. art. 985 Rv; discriminatieverbod van art. III Verdrag van New York 1958; ‘asymmetrisch’ rechtsmiddelenverbod van art. 1062 lid 4 jo. art. 1064 lid 1 (oud) Rv; strijd met art. 6 EVRM?; mogelijkheid aantasting arbitraal vonnis in land van herkomst.
Aan een in een vreemde Staat gewezen arbitraal vonnis waarop het Verdrag van New York van toepassing is, komt in Nederland niet van rechtswege gezag van gewijsde toe. Dit is pas het geval na ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.