Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Artikel 169 Invordering van andere heffingen voor goederen die onder de regeling douanevervoer zijn geplaatst overeenkomstig de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2016
- Bronpublicatie:
24-11-2015, PbEU 2015, L 343 (uitgifte: 29-12-2015, regelingnummer: 2015/2447)
- Inwerkingtreding
18-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2015, PbEU 2015, L 343 (uitgifte: 29-12-2015, regelingnummer: 2015/2447)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 226, lid 3, onder c), van het wetboek)
1.
Wanneer de douaneautoriteiten die de douaneschuld en de verplichting om andere verschuldigde heffingen te betalen meegedeeld hebben die zijn ontstaan voor goederen die onder de regeling douanevervoer zijn geplaatst overeenkomstig de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul, bewijs verkrijgen van de plaats waar de feiten zich hebben voorgedaan die tot het ontstaan van de douaneschuld en de verplichting om andere schulden te betalen hebben geleid, zenden deze douaneautoriteiten onmiddellijk de ter zake dienende documenten, waaronder gewaarmerkte kopieën van de bewijsstukken, naar de autoriteiten die voor die plaats bevoegd zijn. Tegelijkertijd vragen de verzendende autoriteiten de autoriteiten die de informatie ontvangen om een bevestiging dat zij bevoegd zijn voor de invordering van de andere heffingen.
2.
De ontvangende autoriteiten zenden een ontvangstbevestiging waarin zij verklaren of zij voor de invordering van de andere heffingen bevoegd zijn. Hiertoe gebruiken de ontvangende instanties het model van de decharge in bijlage 33-05 waarbij wordt aangegeven dat de invorderingsprocedure is ingeleid ten aanzien van de aansprakelijke organisatie in de ontvangende lidstaat. Wanneer binnen 90 dagen geen antwoord is ontvangen, hervatten de verzendende autoriteiten onmiddellijk de door hen ingeleide invorderingsprocedure.
3.
Wanneer de ontvangende autoriteiten bevoegd zijn, leiden zij, in voorkomend geval na de in lid 2 genoemde termijn, een nieuwe procedure tot invordering van de andere heffingen in en informeren zij onmiddellijk de verzendende autoriteiten.
De ontvangende autoriteiten innen zo nodig bij de aansprakelijke organisatie waarmee zij verbonden zijn het bedrag aan verschuldigde rechten en heffingen volgens de tarieven van de lidstaat waarin deze autoriteiten zijn gevestigd.
4.
Zodra de ontvangende autoriteiten aangeven dat zij tot invordering van de andere heffingen bevoegd zijn, betalen de verzendende instanties de eventueel reeds gestorte of voorlopig betaalde bedragen terug aan de aansprakelijke organisatie waarmee zij verbonden zijn.
5.
De procedure wordt binnen de termijn van één jaar vanaf de datum van het verstrijken van de geldigheid van het carnet overgedragen, tenzij de betaling definitief is geworden op grond van artikel 7, lid 2, of lid 3, van de ATA-overeenkomst of artikel 9, lid 1, onder b) en c), van bijlage A bij de overeenkomst van Istanbul.