Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/206:206 Uitleg en introductie van veelvoorkomende vormen
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/206
206 Uitleg en introductie van veelvoorkomende vormen
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691473:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Voor het onderscheid tussen een grondslagverweer en een bevrijdend verweer wordt verwezen naar hoofdstuk 2.
Vgl. HR 22 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1930, NJ 1996/300 (Hoog Catharijne).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In 6.2 is het patroon besproken waarin eiser het bevrijdend verweer van verweerder gemotiveerd weerspreekt; er is dan sprake van een grondslagverweer door eiser. Ook is mogelijk dat de reactie van eiser een bevrijdend verweer is op het bevrijdend verweer van verweerder (een contra-bevrijdend verweer).1 Eiser zal bij vaststaan van de feiten zoals door verweerder gesteld (of na bewijslevering van die feiten) aan moeten komen met een contra-bevrijdend verweer om zijn vordering niet te laten stranden.
Voorbeeld
Ingeval eiser verweerder aansprakelijk stelt op grond van art. 6:74 BW en een beroep van verweerder op overmacht onderuit wil halen met de stelling dat verweerder een bepaald resultaat had gegarandeerd en dat die garantie een beroep op overmacht uitsluit, zal eiser stelplicht en bewijslast dragen van feiten en omstandigheden van de inhoud van de verbintenis.2
Eiser weerspreekt het bevrijdend verweer van verweerder niet (of de stellingen van het bevrijdend verweer zijn komen vast te staan), maar voert zijnerzijds een bevrijdend verweer, welk verweer gemotiveerd wordt weersproken door verweerder. Ook is mogelijk dat eiser primair een grondslagverweer voert en subsidiair een bevrijdend verweer.
De eisen die kunnen worden gesteld aan een beroep op een contra-bevrijdend verweer wat betreft stelplicht, onderbouwingsplicht, bewijsaandraagplicht en een bewijsaanbod verschillen niet van de vereisten die aan een (gewoon) bevrijdend verweer kunnen worden gesteld.
Uitgangspunt is dat eiser stelplicht en bewijslast heeft voor de feiten die hij aanvoert voor zijn contra-bevrijdend verweer en dat verweerder deze feiten gemotiveerd zal moeten betwisten.
Voorbeelden van enkele veelvoorkomende vormen van een contra-bevrijdend verweer zijn een beroep op stuiting na een beroep op verjaring (art. 3:316 e.v. BW), een beroep van de bank dat het beroep op dwaling door de aangesproken borg voor rekening van de borg dient te blijven (art. 6:228 lid 2 BW), een beroep op een rechtvaardigingsgrond als reactie op een bevrijdend verweer van verweerder en een beroep op de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 en/of 6:248 lid 2 BW). Deze en andere contra-bevrijdende verweren zullen uitgebreid worden besproken in hoofdstuk 8.