Rb. Gelderland, 30-09-2021, nr. C/05/392955 / FZ RK 21/2476
ECLI:NL:RBGEL:2021:5191
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
30-09-2021
- Zaaknummer
C/05/392955 / FZ RK 21/2476
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2021:5191, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 30‑09‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 30‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Beschikking beroep tegen klachtenprocedure. De rechtbank is van oordeel dat de klacht van verzoeker ongegrond verklaard moet worden. Tevens wordt het schorsingsverzoek en het verzoek tot schadevergoeding afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat het toedienen van dwangmedicatie in combinatie met begeleiding passend en evenredig is. Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat op regelmatige basis evaluatie zal plaatsvinden en getracht zal worden met betrokkene overeenstemming te bereiken over de medicatie, zodat van een situatie dat over langere periode dwangmedicatie wordt toegediend geen sprake zal zijn.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/392955 / FZ RK 21/2476
Datum uitspraak: 30 september 2021
Beschikking beroep tegen klachtenprocedure
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door betrokkene ingediend bij de klachtencommissie op 10 augustus 2021,
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. C.J.M. Dreessen te Sittard.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- GGNet als zorgaanbieder, hierna te noemen: verweerder.
1. Procesverloop
1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- -
- -
het e-mailbericht met bijlagen van verweerder van 14 september 2021;
- -
de beschikking van deze rechtbank van 1 juli 2021 betreffende wijziging machtiging verplichte vormen van zorg.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft middels beeldbellen plaatsgevonden op 16 september 2021. Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en zijn gehoord:
- -
mr. Dreessen namens verzoeker;
- -
mr. S. Schreurs, als juridisch adviseur verbonden aan GGNet;
- -
[naam 1] , als psychiater verbonden aan GGNet;
- -
[naam 2] , als behandelaar verbonden aan GGNet;
- -
[naam 3] , vader en tevens mentor van verzoeker.
2. De feiten
2.1.
Aan verzoeker wordt door verweerder verplichte zorg verleend op grond van de beschikking van deze rechtbank van 25 maart 2021, geldend uiterlijk tot en met 24 maart 2023. Bij beschikking van deze rechtbank van 1 juli 2021 is de zorgmachtiging gewijzigd met toevoeging van de vorm van verplichte zorg, kort gezegd, toedienen van vocht, voeding en medicatie.
2.2.
In de gewijzigde zorgmachtiging zijn aldus de volgende vormen van verplichte zorg opgenomen:
- -
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
- -
het beperken van de bewegingsvrijheid;
- -
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- -
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- -
het opnemen in een accommodatie.
2.3.
Op 26 juli 2021 heeft verzoeker een klaagschrift ingediend bij de klachtencommissie tegen het besluit van 21 juli 2021, waarbij verzoeker verplichte zorg in de vorm van medicatie is aangezegd door de zorgverantwoordelijke. De klachtencommissie heeft op 10 augustus 2021 per email partijen de uitspraak medegedeeld. De gemotiveerde uitspraak is op 17 augustus 2021 aan verzoeker verzonden. De klachtencommissie heeft de klachten van verzoeker ongegrond verklaard.
2.4.
Verzoeker heeft bij verzoekschrift van 3 september 2021, zoals mondeling toegelicht, de rechtbank op grond van artikel 10:7 Wvggz verzocht:
- -
het bestreden besluit te vernietigen;
- -
te bepalen dat de nieuwe beslissing wordt genomen met inachtneming van de inhoud van de uitspraak van de rechtbank;
- -
dat de uitspraak van de rechtbank in de plaats komt van het bestreden besluit;
- -
voor iedere dag dan aan bovenstaande niet wordt voldaan, het opleggen van een dwangsom conform hetgeen dienaangaande is vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
- -
de beslissing waar tegen wordt geklaagd te schorsen;
- -
om toekenning van een billijke schadevergoeding op basis van de onrechtmatig toegediende dwangmedicatie.
3. Standpunten van partijen
De verzoeker
3.1.
Verzoeker stelt zich bij monde van zijn advocaat op het standpunt dat zijn klacht door de klachtencommissie ten onrechte ongegrond is verklaard. Het verzoek richt zich tegen de gedwongen zorg door middel van depotmedicatie die aan verzoeker werd toegediend in het kader van de behandeling van zijn klachten en symptomen. Gesteld is dat niet is voldaan aan de criteria gesteld in de Wvggz. Verplichte zorg dient een ultimum remedium te zijn en wanneer daar sprake van is, dient te worden gekozen voor de minst ingrijpende vorm van zorg, waarbij de voorkeuren van verzoeker en de inbreng van familie en naasten van belang zijn. Het gedwongen toedienen van medicatie is niet de minst ingrijpende vorm. Daarbij is niet gebleken dat de behandelend arts zich in voldoende mate heeft verzekerd van alle relevante informatie voordat hij overging tot toedienen van dwangmedicatie. De behandelend arts heeft de informatie van de voorgaande 18 jaar aan behandeling met weinig dan wel zonder medicatie niet meegenomen in zijn overweging en de keuze voor medicatie gebaseerd op het gebruik van medicatie door verzoeker in zijn jeugd en een pil in de huidige setting. Dat is onzorgvuldig geweest van de behandelend arts en zorgwekkend. Daarnaast wordt de vraag gesteld of de arts deze informatie achterwege heeft gelaten om de rechtbank en de officier van justitie een verkeerde voorstelling van zaken te geven. Verzoeker is van mening dat sprake is van onbekwame beroepsuitoefening met grote gevolgen voor verzoeker.Verzoeker ziet de depotmedicatie als gifspuiten en heeft veel nare bijwerkingen als vermoeidheid, meer honger en minder libido. Verzoeker noemt dat een onmenselijke behandeling en rechtsonzekerheid dreigt te ontstaan omdat de bestaande zorgmachtiging met de daarin genoemde vormen van verplichte zorg het mogelijk maakt om langere tijd dwangmedicatie aan verzoeker toe te dienen. Verzoeker beroept zich op het EVRM en jurisprudentie waaruit blijkt dat een begin- en einddatum moet worden genoemd in een aanzegging tot dwangmedicatie. Verzoeker heeft begrip voor ouders en artsen, maar dwangmedicatie is een diep ingrijpend middel. In de Stichting FPC Dr. S. van Mesdag kliniek (hierna te noemen: Mesdagkliniek) ging het goed. Verzoeker zat daar zeer lange tijd opgesloten. Meer begrenzingen en angst beteugelen door middel van 1 op 1 begeleiding is een minder ingrijpende optie dan dwangmedicatie. Verzoeker vond zijn tijd in de TBS-kliniek niet vervelend omdat er geen prikkels waren en er niets van hem werd gevraagd. Verzoeker heeft de voorkeur voor een strenger regime boven de medicatie.Verzoeker hecht belang aan een beslissing op het schorsingsverzoek omdat de zorgmachtiging nog lange tijd loopt en anders weer (dwang)medicatie kan worden toegediend. Er is geen cassatie ingesteld tegen de zorgmachtiging. Met betrekking tot de schadevergoeding refereert de raadsvrouw zich voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding aan het oordeel van de rechtbank.
De klachtencommissie
3.2.
De klachtencommissie oordeelt dat de klacht ongegrond is nu de rechtbank een zorgmachtiging heeft afgegeven op grond waarvan verzoeker behandeld dient te worden voor zijn psychische klachten. De beslissing over de depotmedicatie d.d. 19 juli 2021 voldoet aan de eisen die artikel 8.9 Wvggz stelt en is voldoende gemotiveerd. Voorts bevat het besluit een evaluatietermijn van 6 tot 8 weken en zal bij constatering van onvoldoende verbeterend effect aanpassing volgen. Er wordt conform de richtlijnen en standaard ter zake het behandelen van de klachten en symptomen van verzoeker gehandeld. De klachtencommissie acht de ingezette medicamenteuze behandeling noodzakelijk voor verzoeker, omdat er zonder medicatie geen zicht is op het bereiken van de behandeldoelen. De waargenomen positieve effecten worden in het dossier bevestigd en duiden op doelmatigheid van het middel.
De verweerder
3.3.
Verweerder stelt bij monde van psychiater [naam 1] dat verzoeker naar de instelling is gekomen vanuit de Mesdagkliniek, een TBS-kliniek, waar hij in een extreem prikkelarme omgeving verbleef zonder contact met andere patiënten. Hij verbleef 23 uur per dag op zijn cel. Bij zijn start op de Meent kreeg verzoeker 24-uurs begeleiding. Langzaam is naar meer vrijheden op de Meent gewerkt, toen op het terrein eromheen en zo is in een aantal jaren toegewerkt naar een plaatsing op de open afdeling waarbij verzoeker er graag op uit ging, wandelde, fietste en zwom. Langzaam is een situatie van overprikkeling ontstaan. De terugval is mede veroorzaakt door de veranderingen door COVID-19. Dat gaf veel onzekerheden en veranderingen, en dat is extra moeilijk voor mensen met autisme. Voorafgaand aan de dwangmedicatie was er sprake van toename in angst en paniek bij verzoeker. Dit beperkte hem zeer, hij kwam bijna niet meer buiten, had een chaos in zijn kamer en ervoer een hoge lijdensdruk. Verzoeker kon geen prikkels verdragen, temperatuur, licht, kleding: het gaf allemaal te veel prikkels. Verzoeker zat vooral naakt op zijn kamer. Ook ging hij af en toe naakt naar buiten en was hij seksueel intimiderend en grensoverschrijdend. Hij had (uit angst) moeite zijn behoefte op het toilet te doen. Uiteindelijk was sprake van acute overprikkeling met vernielingen als gevolg waardoor ingrijpen noodzakelijk was. Er is van alles geprobeerd om de angsten en overprikkeling te laten afnemen, maar niets hielp afdoende. Hierover is met verzoeker en zijn ouders (tevens mentoren) gesproken. Eerder heeft medicatie positief gewerkt voor verzoeker. Medicatie, in de vorm van Olanzapine, is aangeboden waardoor de druk weg ging en de angst af nam. Het depot werd op verzoek van verzoeker om de 14 dagen gegeven, in plaats van om de vier weken. Verzoeker gaf zelf ook aan dat de medicatie werkt en dat hij het maximale effect van de medicatie wil ervaren. Verzoeker kan zelf echter vrijwillig de keuze voor medicatie niet maken. Verzoeker kwam beter in contact, had meer humor en oog voor familie en begeleiding en was minder seksueel grensoverschrijdend. Nadeel was meer eetlust, later wakker worden waardoor zijn dagritme veranderde, minder seksuele fantasieën, erectie problemen alsmede problemen met klaarkomen. Ondanks de positieve effecten van de medicatie bleef verzoeker klachten indienen, ondersteund door zijn advocaat en de patiënt-vertrouwenspersoon (PVP). Sinds de start van de medicatie hebben al vier zittingen plaatsgevonden. De steeds terugkomende procedures gaven onrust en verzoeker raakte daardoor overprikkeld. Verzoeker kwam in een vicieuze cirkel terecht waardoor uiteindelijk om rust te creëren is besloten de medicatie te stoppen per 26 augustus. De medicatie werkt intussen uit en de angsten nemen toe. Verzoeker valt terug in zijn oude patronen. Het laten verblijven van verzoeker in een extreem prikkelarme situatie met alle beperkingen die dat brengt, zoals in de Mesdagkliniek is een optie, maar die optie wordt niet proportioneel geacht. Er is een minder ingrijpende manier van interveniëren en dat is medicatie in combinatie met meer begeleiding. Verzoeker heeft aangegeven dat hij meer wil sporten en onderdeel wil uitmaken van de maatschappij. Verzoeker heeft het recht om steeds procedures te starten, maar het steeds weer opbouwen van de spanning en de gevolgen daarvan voor verzoeker maken dat dan de doelmatigheid van de medicatie in gevaar komt. Mocht de rechtbank aan schadevergoeding toekomen, dan wordt verzocht geen forfaitaire vergoeding te verlenen maar een billijke schadevergoeding op basis van geleden schade.
De mentor
3.4.
De heer [naam 3] , vader en tevens mentor van verzoeker, brengt naar voren dat het hard nodig was om de medicatie toe te dienen. De ouders/mentoren gaan echt voor het welzijn van hun zoon en dat is niet de hele tijd opgesloten op een kamertje zitten zodat er geen prikkels zijn. De mentoren zijn heel blij met het programma dat verzoeker werd aangeboden en dat hij geplaatst is bij deze zorginstelling. Het heeft drie jaar geduurd om deze plek te vinden omdat verzoeker steeds werd afgewezen. De artsen hebben altijd gezegd dat verzoeker geringe medicatie nodig zal hebben om te functioneren. Hij moet een spiegel opbouwen om te bezien of deze hoeveelheid genoeg is of dat het moet worden aangepast. Door de onderbreking is echter geen spiegel bereikt. Verzoeker heeft medicatie nodig en meer begeleiding om te kunnen functioneren. Ouders/mentoren hebben dat gezien toen hij in het verleden medicatie gebruikte. Toen ging het goed, was verzoeker rustig, ondernam hij dingen en sportte hij op hoog niveau.
4. Beoordeling
4.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar verzoeker verblijft te bezoeken. Dit levert voor verzoeker en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten verzoeker via beeldbellen te horen.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker niet bereid was zich te doen horen. De behandelaar heeft aangegeven dat verzoeker in de week voor de mondelinge behandeling op de hoogte is gesteld van de mondelinge behandeling. De ochtend van de mondelinge behandeling is verzoeker een aantal malen gevraagd om mee te gaan, maar hij weigerde. Verzoeker is ook tweemaal telefonisch verzocht om mee te gaan.De advocaat van verzoeker heeft aangegeven dat zij zich gevolmachtigd acht om namens verzoeker het woord te voeren en zij heeft aangegeven dat de mondelinge behandeling zonder aanwezigheid van verzoeker kan worden voortgezet.In verband met het vorenstaande, is de mondelinge behandeling om die reden zonder aanwezigheid van verzoeker voortgezet.
4.3.
Op grond van artikel 10:3 Wvggz kan verzoeker een schriftelijke en gemotiveerde klacht indienen bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of beslissing op grond van de in dat artikel opgesomde artikelen uit de Wvggz waaronder artikel 8.9 waarover verzoeker klaagde. Nadat de klachtencommissie een beslissing op de klacht heeft genomen kan verzoeker, binnen zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie is medegedeeld, op grond van artikel 10:7 lid 1 Wvggz een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, aangezien zijn verzoekschrift binnen de in artikel 10:7 lid 2 Wvggz gestelde termijn bij de rechtbank is ingediend.
Gedwongen medicatie
4.5.
Verzoeker kan zich niet verenigen met het toedienen van depotmedicatie in het kader van de behandeling van zijn klachten en symptomen. Het toedienen van dwangmedicatie voor langere periode wordt door verzoeker als een onmenselijke behandeling bestempeld en opsluiten in een prikkelarme omgeving en 1 op 1 begeleiding zou hetzelfde beoogde effect kunnen hebben.
4.6.
Over de noodzaak van de dwangmedicatie wijst de rechtbank allereerst naar haar beschikking van 1 juli 2021. In deze beschikking is naar aanleiding van het verzoek om toevoeging van de vorm van verplichte zorg die ziet op toedienen van medicatie overwogen dat de situatie van verzoeker medicatie vereist. Bij ernstige overprikkeling, angst en hypomaan grensoverschrijdend gedrag is (dwang)medicatie noodzakelijk voor voortzetting van de behandeling en noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden dan wel te repareren.
4.7.
Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat verzoeker vanuit een langdurige TBS-behandeling opgenomen is bij de huidige accommodatie. In deze accommodatie is veel ingezet om het opbouwen van vrijheden voor verzoeker mogelijk te maken. Na enkele jaren verschillende vormen van hulp te hebben ingezet, is verzoeker ontregeld en is een situatie ontstaan waarbij ingegrepen moest worden.
4.8.
Verder is uit stukken en tijdens de mondelinge behandeling naar voren gekomen dat de toegediende medicatie positieve effecten had op verzoeker. Dat is geconstateerd door de behandelaars, de ouders/mentoren van verzoeker, maar ook door verzoeker zelf. Hij heeft expliciet aangegeven het maximale uit de medicatie te willen ervaren. Verzoeker heeft uitgesproken en laten zien dat hij baat heeft bij de medicatie en dat hij hecht aan de mogelijkheden die hij heeft als het beter met hem gaat zoals het ondernemen van wandelingen en sporten. Toch is het voor hem niet mogelijk om consequent voor de medicatie te gaan. Er is sprake van veel angsten, waaronder voor de medicatie. Daarnaast is tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat verzoeker niet wilsbekwaam is om beslissingen te nemen met betrekking tot zijn gezondheid. Het is voor hem niet mogelijk de effecten en gevolgen te overzien en op juiste wijze te beoordelen.De ouders/mentoren hebben aangegeven dat zij gaan voor het welzijn van verzoeker en dat zij niet terug willen naar de situatie van opsluiting van verzoeker.
4.9.
De minder ingrijpende en bezwarende alternatieven die namens verzoeker aanwezig worden geacht die hetzelfde beoogde effect hebben als de dwangmedicatie worden gezien in een strenger regime. Als voorbeeld dient de situatie in de Mesdagkliniek waar verzoeker 23 uur per dag op zijn cel zat, geen contact had met medepatiënten en weinig tot geen medicatie gebruikte. Een dergelijke prikkelarme situatie in eigen kamer eventueel in combinatie met 1 op 1 begeleiding zou de ontregeling van verzoeker kunnen tegengaan.
4.10.
De rechtbank overweegt in dit kader dat uit de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling voldoende is komen vast te staan dat een 1 op 1 begeleiding in de situatie van verzoeker uiteindelijk onvoldoende is om verzoeker stabiel te krijgen en te houden. Wat overblijft is de situatie van een vrijwel prikkelvrij verblijf op eigen kamer van 23 uur per dag zoals in de Mesdagkliniek werd gehanteerd. Duidelijk is dat verzoeker voorafgaand aan de medicatietoediening veelvuldig op zijn kamer verbleef. Ook in die situatie was hij angstig en nam zijn angst ook toe. Er is sprake van grote lijdensdruk bij verzoeker.
4.11.
De stelling namens verzoeker dat de behandeling van een langere periode met dwangmedicatie onmenselijk zou zijn en veelvuldig opsluiten in een kamer voor langere tijd minderbezwarend moet worden geacht, volgt de rechtbank niet.Een situatie met dwangmedicatie en begeleiding, die verzoeker de mogelijkheid biedt een leven te leiden met daarin mogelijkheden om (deels onder begeleiding) deel uit te maken van de samenleving en te sporten, uitstapjes te ondernemen en te leven zonder grote angsten en grensoverschrijdend gedrag, minder humaan te noemen dan een situatie waarin verzoeker jarenlang vrijwel de hele dag op een prikkelarme kamer zal verblijven en een grote lijdensdruk zal ervaren, zonder perspectief op verbetering en mogelijkheden voor zelfontwikkeling, acht de rechtbank onbegrijpelijk.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat de mogelijkheid tot kwaliteit van leven met begeleiding en medicatie de voorkeur heeft boven langdurige opsluiting in een prikkelarme omgeving, waarbij nog steeds sprake zou zijn van een grote lijdensdruk. Dit klemt te meer nu de positieve effecten van de medicatie al zichtbaar zijn geweest voor de behandelaren, maar ook voor verzoeker zelf.
4.13.
De afwegingen die zijn gemaakt met verzoeker, zijn behandelaren en ouders/mentoren zijn navolgbaar en geven blijk van het vooropstellen van de belangen van verzoeker bij een toekomst met een leven waarin hij (deels onder begeleiding) onderdeel kan uitmaken van de maatschappij. De rechtbank ziet derhalve geen reden voor de stellingen namens verzoeker dat sprake zou zijn van (wederom) onzorgvuldige afwegingen van de behandelend arts. De kwalificatie dat sprake zou zijn van een onbekwame behandeling door de arts ontbeert iedere grondslag.
4.14.
De rechtbank is derhalve van mening dat het toedienen van dwangmedicatie in combinatie met begeleiding passend en evenredig is. Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat op regelmatige basis evaluatie zal plaatsvinden en getracht zal worden met betrokkene overeenstemming te bereiken over de medicatie, zodat van een situatie dat over langere periode dwangmedicatie wordt toegediend geen sprake zal zijn.
4.15.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de klacht van verzoeker ongegrond verklaard moet worden.
Verzoek tot schorsing
4.16.
Voor schorsing van de beslissing waartegen is geklaagd ziet de rechtbank geen aanleiding nu de medicatietoediening is gestopt sinds 26 augustus 2021.Het verzoek tot schorsing wordt derhalve afgewezen.
Verzoek tot schadevergoeding
4.17.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de klacht van verzoeker ongegrond is en er derhalve geen grond bestaat voor het toewijzen van een schadevergoeding, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1.
verklaart de klacht ongegrond;
5.2.
wijst af het verzoek tot schorsing;
5.3.
wijst af het verzoek tot schadevergoeding;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven op door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2021. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||