NJB 2018/839:Groepsbelediging art. 137c Sr en de begrenzing daarvan door art. 10 EVRM in zaak over uitlatingen in documentaire ‘Wilders the movie’: bij de beoordeling van een uitlating in verband met de strafbaarheid daarvan wegens groepsbelediging dient acht te worden geslagen op de bewoordingen van die uitlating alsmede op de context waarin zij is gedaan. Daarbij dient onder ogen te worden gezien of de gewraakte uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uiting is van artistieke expressie. Tevens dient onder ogen te worden gezien of de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is. De Hoge Raad schetst het kader voor de beoordeling van de vraag of een uitlating onnodig grievend is indien het gaat om een uitlating door een politicus in het kader van het publiek debat. Daarbij is onjuist de opvatting dat uitlatingen die worden gedaan in het kader van het publieke debat, uitsluitend strafbaar zouden kunnen zijn indien deze ‘zodanig kwetsend [zijn] dat zij moeten worden beschouwd als aanzettend tot haat, geweld, discriminatie of onverdraagzaamheid’ en niet indien deze uitlatingen (anderszins) onnodig grievend zijn