Einde inhoudsopgave
Wet op de expertisecentra
Artikel 136 Opheffing openbare school
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 148.
- Bronpublicatie:
25-02-2021, Stb. 2021, 171 (uitgifte: 07-04-2021, kamerstukken: 35605)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2022, Stb. 2022, 114 (uitgifte: 16-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De gemeenteraad besluit, behoudens het bepaalde in het derde lid, tot opheffing van een openbare school indien het aantal leerlingen vastgesteld volgens artikel 140, gedurende 2 achtereenvolgende schooljaren in elk van die jaren minder heeft bedragen dan het volgende aantal leerlingen:
- a.
de school voor speciaal onderwijs: 25 leerlingen;
- b.
de school voor voortgezet speciaal onderwijs: 29 leerlingen;
- c.
de school of de instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs: 33 leerlingen;
- d.
de afdeling: 8 leerlingen.
De gemeenteraad besluit, behoudens het bepaalde in het derde lid, tot beëindiging van het voortgezet speciaal onderwijs van een openbare school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, indien het aantal leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs van de school vastgesteld volgens artikel 140, gedurende 2 achtereenvolgende schooljaren in elk van die jaren minder heeft bedragen dan 8. Dit besluit wordt genomen voor 16 oktober van het schooljaar, volgend op de 2 achtereenvolgende schooljaren, bedoeld in de aanhef van dit lid.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op de eerste 5 volledige schooljaren van de bekostiging van de school.
3.
In de gevallen, genoemd in het eerste lid, besluit de gemeenteraad tot instandhouding van de school indien deze noodzakelijk is om voldoende te voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs. Dit besluit wordt genomen voor 16 oktober van het schooljaar volgend op de 2 achtereenvolgende schooljaren, bedoeld in de aanhef van het eerste lid.
4.
De besluiten van de gemeenteraad, bedoeld in het eerste en derde lid, worden onderworpen aan de goedkeuring van gedeputeerde staten voor zover het scholen betreft als bedoeld in artikel 78, eerste lid, en aan de goedkeuring van Onze Minister voor zover het scholen betreft als bedoeld in artikel 86, eerste lid. Gedeputeerde staten en Onze Minister onthouden hun goedkeuring ten aanzien van besluiten op grond van het eerste lid, indien ten gevolge van de opheffing van de school, afhankelijk van de schoolsoort, regionaal, provinciaal dan wel landelijk niet meer voldoende zou zijn voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs. Gedeputeerde staten en Onze Minister onthouden hun goedkeuring ten aanzien van besluiten op grond van het derde lid, indien instandhouding van de school, afhankelijk van de schoolsoort, regionaal, provinciaal dan wel landelijk niet noodzakelijk is om voldoende te voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs.
5.
Gedeputeerde staten en Onze Minister besluiten voor 16 februari volgend op de datum 16 oktober, genoemd in het eerste lid, laatste volzin, en derde lid, laatste volzin. Indien gedeputeerde staten, onderscheidenlijk Onze Minister niet voor 16 februari hebben besloten, wordt het desbetreffende besluit van de gemeenteraad geacht te zijn goedgekeurd. Het onthouden van de goedkeuring van gedeputeerde staten, onderscheidenlijk Onze Minister ten aanzien van het besluit van de gemeenteraad, bedoeld in het eerste lid, dan wel de goedkeuring van gedeputeerde staten, onderscheidenlijk Onze Minister ten aanzien van het besluit van de gemeenteraad, bedoeld in het derde lid, geldt telkens voor ten hoogste 3 schooljaren.
6.
De besluiten van de gemeenteraad, van gedeputeerde staten en van Onze Minister, bedoeld in het eerste en het derde tot en met vijfde lid, worden bekendgemaakt door een openbare kennisgeving binnen 2 weken na de datum waarop het besluit is genomen.
7.
De opheffing geschiedt met ingang van 1 augustus van het tweede schooljaar volgend op de 2 achtereenvolgende schooljaren, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, tenzij door gedeputeerde staten of Onze Minister bij hun, onderscheidenlijk zijn besluit, of bij een in beroep gegeven uitspraak anders is bepaald.
8.
Indien het aantal leerlingen van de betrokken school vastgesteld volgens artikel 140 in het schooljaar volgend op de 2 achtereenvolgende schooljaren, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, gelijk is aan of meer bedraagt dan het op grond van het eerste lid voor die school geldende aantal, wordt de school niet opgeheven op grond van dit artikel. De procedures die in werking zijn gesteld op grond van het vierde tot en met het zevende lid, eindigen van rechtswege en beslissingen, genomen op grond van het vierde tot en met het zevende lid, vervallen.