Hof Amsterdam, 25-04-2022, nr. 23-003856-18
ECLI:NL:GHAMS:2022:1281
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
25-04-2022
- Zaaknummer
23-003856-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2022:1281, Uitspraak, Hof Amsterdam, 25‑04‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1151
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2022-0325
Uitspraak 25‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Vrijspraak en veroordeling mensenhandel (seksuele uitbuiting gedurende een aantal jaren). Gevangenisstraf 42 maanden en een contactverbod met het slachtoffer. Overwegingen benadeelde partij.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003856-18
datum uitspraak: 25 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-728123-17 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1985,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 augustus 2020 en 11 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Op 1 augustus 2019 is het hoger beroep ten aanzien van feit 3, waarvan de verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken, ingetrokken.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman en de advocaten van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.hij in of omstreeks de periode van 01 april 2017 tot en met 31 mei 2017 te Amsterdam en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, een ander te weten [benadeelde 1] (geboren [geboortedag 2] 1997)
(sub 1)
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [benadeelde 1]
en/of
(sub 4)
die [benadeelde 1] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: escort- en/of prostitutiewerkzaamheden) dan wel onder de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde 1] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: escort- en/of prostitutiewerkzaamheden),
en/of
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde 1]
en/of
(sub 9)
die [benadeelde 1] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [benadeelde 1] met of voor een derde immers heeft hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ten aanzien van die [benadeelde 1] (terwijl hij wist dat die [benadeelde 1] in een slechte financiële situatie verkeerde en/of net gevlucht was van haar pooier(s) en/of bescherming zocht en/of onzeker was)
- die [benadeelde 1] onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te gaan en/of blijven werken (door haar huissleutels af te pakken) en/of
- telkens wanneer die [benadeelde 1] wilde stoppen met prostitutiewerkzaamheden gechanteerd door te dreigen dat hij, verdachte, bekend zou maken aan haar partner en / of haar vrienden dat die [benadeelde 1] in de prostitutie werkzaam was en/of
- die [benadeelde 1] gedwongen en/of bewogen haar telefoon achter te laten bij hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) tijdens de seksafspraken en/of
- die [benadeelde 1] in een hotel ondergebracht om haar zogenaamd te beschermen en/of
- die [benadeelde 1] voorgehouden dat zij de kost(en) voor de hotelkamer(s) moest terugverdienen met prostitutiewerkzaamheden en/of
- die [benadeelde 1] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden (telkens) afgepakt en/of afgenomen en/of af laten staan en/of
- voor die [benadeelde 1] (een) advertentie(s) gemaakt en/of (voornoemde) advertentie(s) geplaatst op de site(s) [website 1] en/of [website 2] en/of [website 3] en/of
- voor die [benadeelde 1] één of meerdere (seks)afspraken met klant(en) gemaakt en/of prijsafspraken met één of meerdere klant(en) gemaakt en/of
- voor die [benadeelde 1] hotelkamers geboekt voor seksafspraken en/of
- die [benadeelde 1] naar seksafspraken gebracht;
2.hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 31 januari 2015 te Amsterdam en/of Heemskerk en/of Rotterdam en/of Den Haag en/of elders in Nederland een ander te weten [benadeelde 2] (geboren [geboortedag 3] 1984) (telkens)
(sub 1)
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [benadeelde 2]
en/of
(sub 4)
die [benadeelde 2] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: escort- en/of prostitutiewerkzaamheden) dan wel onder de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [benadeelde 2] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: escort- en/of prostitutiewerkzaamheden)
en/of
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde 2]
en/of
(sub 9)
die [benadeelde 2] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [benadeelde 2] met of voor een derde immers heeft hij, verdachte, ten aanzien van die [benadeelde 2]
- die [benadeelde 2] doen voorkomen alsof zij een liefdesrelatie hadden en/of met die [benadeelde 2] een liefdesrelatie is aangegaan en/of die [benadeelde 2] voorgehouden dat hij, verdachte, voor haar zou sparen en/of
- voornoemde liefdesrelatie gebruikt om die [benadeelde 2] onder druk te zetten en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om voor hem, verdachte, in de prostitutie te gaan en/of blijven werken en/of
- die [benadeelde 2] meermalen (ernstig) mishandeld (door haar te slaan en/of te schoppen) en/of de hond van die [benadeelde 2] opgehangen en/of
- telkens wanneer die [benadeelde 2] wilde stoppen met prostitutiewerkzaamheden gechanteerd door te dreigen dat hij, verdachte, bekend zou maken dat die [benadeelde 2] HIV besmet is en/of in de prostitutie werkzaam was en/of
- het legitimatiebewijs en/of rijbewijs van die [benadeelde 2] weggenomen (omdat hij, verdachte, niet wilde dat die [benadeelde 2] bij hem wegging) en/of
- die [benadeelde 2] bewogen en/of gedwongen om zeven dagen per week in de prostitutie te werken en/of
- ervoor gezorgd dat die [benadeelde 2] met (een) advertentie(s) op de site [website 3] kwam te staan en/of
- voor die [benadeelde 2] hotelkamers geboekt voor seksafspraken en/of die [benadeelde 2] naar hotelkamers gebracht (met de auto) en/of (vervolgens) de hotelkamer verlaten als er klanten kwamen en/of
- die [benadeelde 2] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden (telkens) afgepakt en/of afgenomen en/of af laten staan en/of
- voor die [benadeelde 2] één of meerdere (seks)afspraken met klant(en) gemaakt en/of prijsafspraken met één of meerdere klant(en) gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Ook komt het hof tot een andere strafoplegging en andere beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Uit het dossier blijkt dat de verdachte een hotelovernachting voor de aangeefster [benadeelde 1] (verder: [benadeelde 1] ) heeft geboekt voor de nacht van 22 op 23 april 2017. [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij werkzaam was in de prostitutie voor [naam 1] en [naam 2] en dat deze laatste haar had geslagen, waarna de verdachte haar daar weghaalde en zich opwierp als haar beschermer. [benadeelde 1] heeft verder verklaard dat de verdachte haar 2 à 3 nachten in een hotel heeft ondergebracht maar dat hij later zei dat zij het geld voor de kamer moest terugverdienen en dat zij daarom in de periode van 26 april 2017 tot 25 mei 2017 prostitutiewerkzaamheden voor de verdachte heeft verricht. De verdachte heeft [benadeelde 1] naar de woningen van klanten dan wel naar hotels vervoerd. De verdiensten van [benadeelde 1] gingen naar de verdachte. De verdachte dreigde aan haar partner en vrienden bekend te maken dat [benadeelde 1] werkzaam was in de prostitutie.
Blijkens het dossier heeft [naam 3] , de ex-partner van [benadeelde 1] en tevens de broer van de verdachte, ten overstaan van de politie verklaard dat hij van [benadeelde 1] had vernomen dat zij gedwongen voor de verdachte in de prostitutie werkte en dat de verdachte stoer tegen hem heeft gezegd: “ik heb haar laten neuken voor een euro, als jij dat met haar doet dan word je miljonair.” Niet is evenwel gebleken dat [naam 3] zelf waarnemingen heeft gedaan waaruit kan worden geconcludeerd dat [benadeelde 1] inderdaad door de verdachte werd gedwongen prostitutiewerkzaamheden te verrichten. Ook uit de verklaring van [naam 4] kan niet worden afgeleid dat sprake was van seksuele uitbuiting van [benadeelde 1] door de verdachte. Daaruit volgt immers enkel dat [naam 4] en [benadeelde 1] samen zijn aangetroffen in een hotelkamer, terwijl zij beide op “ [verdachte] ” wachtten. Gebleken is dat de verdachte soms “ [verdachte] ” wordt genoemd.
De verklaringen van [benadeelde 1] worden naar het oordeel van het hof onvoldoende ondersteund door voornoemde verklaringen. Het dossier biedt overigens ook geen, althans onvoldoende, andere wettige en overtuigende bewijsmiddelen waaruit valt af te leiden dat de verdachte [benadeelde 1] heeft gedwongen escort- en/of prostitutiewerkzaamheden te verrichten en haar verdiensten daaruit aan hem af te staan, noch dat hij het oogmerk had om haar (seksueel) uit te buiten.
Naar het oordeel van het hof is aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De raadsman heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, nu de verklaringen van de aangeefster [benadeelde 2] (verder: [benadeelde 2] ) onbetrouwbaar zijn en onvoldoende worden ondersteund door andere stukken in het dossier. [benadeelde 2] heeft ten overstaan van de raadsheer-commissaris op 30 augustus 2021 verklaard dat zij bang was indien de verdachte zou vrijkomen. Om die reden zou zij berichten van [benadeelde 1] hebben doorgestuurd aan de verdachte. Als [benadeelde 2] daadwerkelijk bang zou zijn geweest, rijst de vraag waarom zij haar verklaringen ten overstaan van de politie niet heeft ingetrokken en deze juist tegenover de rechter- en raadsheer-commissaris heeft bevestigd.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de aangifte van [benadeelde 2] van 16 oktober 2017 blijkt dat zij de verdachte in maart 2009 heeft leren kennen, waarna zij een relatie met hem kreeg. Zij heeft vanaf dat jaar tot ongeveer januari 2015 voor de verdachte in de prostitutie gewerkt. Het geld dat [benadeelde 2] met de werkzaamheden verdiende, moest zij aan de verdachte afstaan. In diezelfde periode heeft de verdachte [benadeelde 2] meerdere malen mishandeld. Tijdens het verhoor bij de raadsheer-commissaris van 30 augustus 2021 heeft [benadeelde 2] verklaard dat zij bij voornoemde verklaringen blijft en destijds naar waarheid heeft verklaard.
Het hof acht de verklaringen van [benadeelde 2] , anders dan de raadsman, voldoende betrouwbaar. De verklaringen worden immers – onder andere – ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] (verder: [getuige 1] ), [getuige 2] (verder: [getuige 2] ) en [naam 3] , de broer van de verdachte.
Blijkens de verklaring van [getuige 1] van 2 november 2017 is het haar opgevallen dat zowel de werkdagen als de werkzaamheden van [benadeelde 2] wijzigden sinds zij een relatie met de verdachte had. Zo was [benadeelde 2] “dag en nacht” beschikbaar en was zij bereid bepaalde seksuele diensten te verrichten die zij eerder nooit deed en waar zij zelfs op tegen was. [getuige 1] heeft onder andere verklaard dat zij [benadeelde 2] meermalen voor de duur van een aantal weken bij haar thuis heeft laten verblijven, omdat [benadeelde 2] verschillende keren was weggevlucht van de verdachte. [getuige 1] heeft [benadeelde 2] steeds geld geleend, omdat [benadeelde 2] zelf niet over geld beschikte. [getuige 1] heeft in ieder geval vijfmaal lichamelijk letsel bij [benadeelde 2] waargenomen, zoals een kapotgeslagen neus en lip, blauwe ogen en blauwe plekken op het lichaam. [benadeelde 2] heeft telkens aan haar verteld dat de verdachte dat had gedaan.
[getuige 2] is in de jaren 2010 en 2011 bij [getuige 1] in haar woning verbleven, ook op momenten waarop [benadeelde 2] daar verbleef. Volgens de verklaring van [getuige 2] van 10 november 2017 had [benadeelde 2] veel klanten bij het escortbedrijf [escortbedrijf] , waar [getuige 2] destijds als chauffeur werkte, maar beschikte zij over weinig geld. [benadeelde 2] beschikte alleen over geld als zij bij [getuige 1] in de woning verbleef en werkzaamheden bij het escortbedrijf verrichte. Als schuldhulpverlener van [benadeelde 2] heeft [getuige 2] geconstateerd dat [benadeelde 2] ongeveer € 30.000,00 aan schulden heeft opgebouwd.
Op 7 november 2017 heeft [naam 3] verklaard dat [benadeelde 2] werkzaam was in de prostitutie. Als [naam 3] samen met de verdachte in de woonkamer zat van de woning van [benadeelde 2] en de verdachte in [plaats] , verliet [benadeelde 2] soms de woning als de deurbel ging. Op sommige momenten bleef zij, nadat was aangebeld, in de woning. Het kwam ook voor dat [benadeelde 2] werd gebeld of een bericht op haar telefoon ontving, waarna zij even naar de bovenverdieping van de woning vertrok. Als zij terugkwam, drukte zij geld in de handen van de verdachte. De verdachte beschikte over het geld en telde dit aan het eind van de dag. Volgens [naam 3] had [benadeelde 2] niets te zeggen binnen haar relatie met de verdachte. De verdachte bepaalde wanneer haar telefoon aan of uit moest. Als [benadeelde 2] genoeg geld had verdiend, mocht de telefoon uit.
Het dossier bevat daarnaast rapportages van verschillende hulpverleningsinstanties die de verklaringen van [benadeelde 2] eveneens bevestigen. Daaruit blijkt immers dat [benadeelde 2] binnen de tenlastegelegde periode – en daarna – behandeltrajecten vanuit [traject 1] (verder: [traject 1] ) en [traject 2] (verder: [traject 2] ) heeft gevolgd. [benadeelde 2] heeft zich tot [traject 1] gewend, omdat zij niet meer in de prostitutie wilde werken waartoe zij werd gedwongen door een man met wie zij op dat moment een relatie had. Zij wilde ook stoppen met de relatie. In de verklaringen van [benadeelde 2] wordt ook meermalen de naam “ [verdachte] ” genoemd. Een maatschappelijk werker van [traject 1] heeft in 2015 lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, een stuk van de tand en een blauw oog, bij [benadeelde 2] waargenomen. [benadeelde 2] is in 2012 voor de duur van ongeveer 3,5 maand in het buitenland verbleven in het kader van een time-outvoorziening vanuit [traject 2] . In de periode december 2012 tot en met maart 2013 heeft zij nogmaals in een dergelijke voorziening verbleven.
Voor zover het verweer van de raadsman er op ziet dat de verklaringen van [benadeelde 2] als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt als gevolg van haar verklaring met betrekking tot het chatbericht van 29 maart 2016, zoals zij die heeft afgelegd ten overstaan van de raadsheer-commissaris, overweegt het hof als volgt. De verklaringen die [benadeelde 2] ten aanzien van dit bericht heeft afgelegd, houden geen verband met de betrouwbaarheid van de verklaringen van haarzelf, maar zien met name op de (betrouwbaarheid van) de verklaringen van [benadeelde 1] . [benadeelde 2] heeft verklaard dat zij het chatbericht heeft herkend als een gesprek tussen haar en [benadeelde 1] en dat zij op een later moment uit angst voor de verdachte het bericht naar (het [account] van) de verdachte heeft gestuurd. Zij dacht dat hij door dit bericht misschien vrij zou komen en haar en haar dochter niets zou aandoen. Zij verklaart dat zij het achteraf stom vindt dat zij dit bericht heeft doorgestuurd, want dat het nu lijkt alsof ze een leugenaar is. Dat vindt zij heel erg want zij heeft destijds de waarheid verteld en leeft continu in angst. Dat [benadeelde 2] angst voor de verdachte had wordt onder meer bevestigd door de hiervoor genoemde verklaring van getuige [getuige 1] . Het hof ziet, anders dan de raadsman, in hetgeen [benadeelde 2] over het chatbericht van 29 maart 2016 heeft verklaard, geen reden om de verklaringen van [benadeelde 2] als onbetrouwbaar aan te merken.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof voldoende wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 tenlastegelegde mensenhandel van [benadeelde 2] .
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 2009 tot en met 31 januari 2015 te Amsterdam en Heemskerk en elders in Nederland een ander, te weten [benadeelde 2] (geboren [geboortedag 3] 1984),
(sub 1)
door geweld en een andere feitelijkheid en dreiging met geweld en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [benadeelde 2]
en
(sub 4)
die [benadeelde 2] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: escort- en/of prostitutiewerkzaamheden)
en
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde 2]
en
(sub 9)
die [benadeelde 2] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [benadeelde 2] met of voor een derde, immers is/heeft hij, verdachte
- met die [benadeelde 2] een relatie aangegaan en die [benadeelde 2] voorgehouden dat hij, verdachte, voor haar zou sparen en
- die [benadeelde 2] onder druk gezet om voor hem, verdachte, in de prostitutie te werken en
- die [benadeelde 2] meermalen mishandeld (door haar te slaan en/of te schoppen) en
- wanneer die [benadeelde 2] wilde stoppen met prostitutiewerkzaamheden gechanteerd door te dreigen dat hij, verdachte, bekend zou maken dat die [benadeelde 2] HIV besmet is en
- die [benadeelde 2] bewogen om zeven dagen per week in de prostitutie te werken en
- ervoor gezorgd dat die [benadeelde 2] met een advertentie op de site [website 3] kwam te staan en
- voor die [benadeelde 2] hotelkamers geboekt voor seksafspraken en naar hotelkamers gebracht (met de auto) en
- die [benadeelde 2] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden telkens af laten staan.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarnaast contactverboden met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en negen maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en dat daarnaast voor de duur van vijf jaren contactverboden met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] worden opgelegd, alsmede dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
De raadsman heeft verzocht – in het geval van een bewezenverklaring – op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden, oftewel gelijk aan de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De verdachte heeft inmiddels een vrouw, een kind, een tweede kind op komst en een vaste baan. Eventueel op te leggen contactverboden zouden ten hoogste voor een periode van drie jaren hoeven te worden opgelegd, nu er gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte ook al contactverboden hebben gegolden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel door het slachtoffer gedurende een aantal jaren seksueel uit te buiten. Het slachtoffer heeft in die periode geruime tijd en soms dagelijks escort- en/of prostitutiewerkzaamheden verricht. Hierbij heeft het slachtoffer onder druk van de verdachte seksuele handelingen verricht zoals anale seks en pijpen zonder condoom, omdat hij vond dat er te weinig geld binnenkwam. Het slachtoffer heeft al haar verdiensten aan de verdachte afgestaan en heeft schulden opgebouwd, terwijl de verdachte haar heeft voorgehouden dat hij de verdiensten voor hen zou sparen. De verdachte heeft het slachtoffer verschillende malen mishandeld en haar daarbij letsel toegebracht, alsmede haar gechanteerd als zij wilde stoppen met de prostitutie. Ook moest het slachtoffer van de verdachte tatoeages met zijn naam laten zetten. Het slachtoffer heeft gedurende deze periode meermalen hulp gezocht en ook gekregen om de prostitutie uit te gaan, maar is telkens niet in staat gebleken zich aan de greep van de verdachte te onttrekken. Het heeft jaren geduurd voordat zij de stap heeft gezet om aangifte te doen.
Door zijn handelswijze heeft de verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en eveneens op haar vrijheid om haar eigen leven vorm te geven. Ook is gebleken dat het slachtoffer tot op heden kampt met de (geestelijke) gevolgen hiervan. De verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin en het belang van het slachtoffer bij het behoud van haar waardigheid en zelfbeschikkingsrecht daaraan volledig ondergeschikt gemaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 maart 2022 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan daarop niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof ziet in de door de verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden geen grond om de duur van de gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van 48 maanden passend en geboden. Gelet op het tijdsverloop vanaf de aanvang van deze strafzaak in hoger beroep tot aan de einduitspraak van heden dient bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf rekening te worden gehouden met het recht op berechting binnen een redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Naar het oordeel van het hof is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 18 maanden, terwijl die overschrijding niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Om die reden zal het hof de op te leggen gevangenisstraf matigen tot de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof acht het voorts passend en geboden aan verdachte ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, in het bijzonder jegens het slachtoffer [benadeelde 2] , tevens een contactverbod op te leggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v, tweede lid, sub b van het Wetboek van Strafrecht. Alhoewel niet is gebleken dat de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis contact met haar heeft opgenomen, kan het hof niet uitsluiten dat de verdachte in de toekomst wel contact zal opnemen. Het hof ziet termen om de duur van het contactverbod te beperken tot drie jaren. Voor het dadelijk uitvoerbaar verklaren van het contactverbod bestaat naar het oordeel van het hof geen grond.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Onder de verdachte is een personenauto, te weten een Peugeot 206, in beslag genomen. Het hof zal de teruggave van dit voorwerp aan de verdachte gelasten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering totschadevergoeding. Deze bedraagt € 23.750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 15.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 635.150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 326.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 278.400,00, bestaande uit € 243.400,00 materiële schade en € 35.000,00 immateriële schade.
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Hij heeft subsidiair aangevoerd dat een bedrag van € 112.400,00 aan materiële schade kan worden toegewezen, nu geen sprake was van uitbuiting van de benadeelde partij in 2009 en 2010. Meer subsidiair kan een totaalbedrag van € 242.400,00 worden toegewezen, aldus de raadsman. Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat een bedrag van
€ 12.500,00 redelijk en billijk is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof heeft bij de beoordeling van de vordering acht geslagen op het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict van 3 april 2018 (verder: het ontnemingsrapport).
Materiële schade
Het hof volgt de raadsman voor wat betreft de opbrengsten van de benadeelde partij uit de prostitutiewerkzaamheden. De benadeelde partij heeft in de jaren 2009 tot 2015, met uitzondering van het jaar 2012, verdiensten verkregen uit prostitutiewerkzaamheden.
2009 – € 65.000,00
Het hof stelt vast dat de benadeelde partij in het jaar 2009 ongeveer negen maanden in de prostitutie heeft gewerkt en in die periode ongeveer € 25.000,00 per drie maanden heeft verdiend. De benadeelde partij verdiende blijkens het dossier echter steeds minder. Het hof stelt gelet daarop vast dat zij in het jaar 2009 € 65.000,00 heeft verdiend en is daarbij uitgegaan van een vermindering van € 10.000,00.
2010 – € 65.000,00
De benadeelde partij heeft in het jaar 2010 ook ongeveer negen maanden in de prostitutie gewerkt, waardoor de opbrengsten in beginsel worden geschat op € 75.000,00. Nu zij in deze periode minder werkte dan in het jaar 2009, past het hof een vermindering van € 10.000,00 toe, waardoor een bedrag van € 65.000,00 toewijsbaar is voor het jaar 2010.
2011 – € 50.000,00
De benadeelde partij heeft in het jaar 2011 ongeveer zes maanden prostitutiewerkzaamheden verricht en daarmee € 50.000,00 (tweemaal € 25.000,00 per drie maanden) verdiend.
2012 – geen verdiensten
Gebleken is dat de benadeelde partij in het jaar 2012 geen prostitutiewerkzaamheden heeft verricht, nu zij in dit jaar tweemaal in [plek 1] is verbleven en in [plek 2] heeft gewoond, en zij geen of nauwelijks contact had met de verdachte.
2013 en 2014 – € 180.000,00
De benadeelde partij heeft in het jaar 2013 ongeveer zes maanden prostitutiewerkzaamheden verricht. Zij werkte in deze periode vijf dagen per week en verdiende gemiddeld € 500,00 per dag, dat wil zeggen
€ 10.000,00 per maand en dus € 60.000,00 gedurende zes maanden. In het laatste kwartaal van 2013 tot het jaar 2015 heeft de benadeelde partij ongeveer twaalf maanden gewerkt. De verdiensten in die maanden komen neer op een totaal van € 120.000,00.
Gelet op het voorgaande heeft de benadeelde partij een totaalbedrag van € 360.000,00 aan prostitutiewerkzaamheden verdiend, die zij aan de verdachte heeft moeten afstaan.
Het hof stelt op grond van het ontnemingsrapport en aan de hand van een conservatieve schatting vast dat € 117.600,00 aan kosten is gemaakt in een periode van 295 weken. Dat betekent dat de hoogte van de kosten per week ongeveer € 398,64 bedraagt (€ 117.600,00 gedeeld door 295 weken).
Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij in totaal ongeveer 42 maanden in de prostitutie heeft gewerkt. Het hof is bij de berekening van de kosten ervan uitgegaan dat één maand gelijk staat aan vier weken. Dat betekent dat de benadeelde partij in de bewezenverklaarde periode 168 weken (42 vermenigvuldigd met 4 weken) werkzaam is geweest in de prostitutie. Het totaalbedrag aan kosten dient daarom te worden berekend door het aantal werkweken te vermenigvuldigen met de kosten per week. Dat brengt het hof tot de conclusie dat de totaal gemaakte kosten € 66.971,52 bedragen.
Het hof stelt daarnaast vast dat de benadeelde partij € 1.000,00 aan materiële schade heeft geleden voor het verwijderen van diverse tatoeages van de naam van de verdachte.
De geleden materiële schade bedraagt:
- -
Opbrengsten prostitutiewerkzaamheden € 360.000,00
- -
Verwijderen van de tatoeages € 1.000,00
Kosten (minus) € 66.971,52
Totaal € 294.028,48
en ligt voor toewijzing gereed.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. De omvang van de immateriële schade zal op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid worden geschat op € 25.000,00. Het hof neemt daarbij in aanmerking de ernst van het feit, de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zoals deze naar het hof voldoende zijn onderbouwd en de toegekende schadevergoedingen in vergelijkbare gevallen. Dat er aanwijzingen zijn dat [benadeelde 2] een verleden heeft van misbruik en dat dit mogelijk (mede) oorzaak is van de latere problematiek, is niet een omstandigheid die zou moeten leiden tot matiging en evenmin is dat de omstandigheid dat zij een uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft ontvangen.
Totaal
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 319.028,48. De verdachte is dan ook tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 2] . Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt een (1) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1.00
STK Personenauto [kenteken] [auto] , 5479171.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 319.028,48 (driehonderdnegentienduizend achtentwintig euro en achtenveertig cent) bestaande uit € 294.028,48 (tweehonderdvierennegentigduizend achtentwintig euro en achtenveertig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 319.028,48 (driehonderdnegentienduizend achtentwintig euro en achtenveertig cent) bestaande uit € 294.028,48 (tweehonderdvierennegentigduizend achtentwintig euro en achtenveertig cent) materiële schade en
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 360 (driehonderdzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 januari 2015.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.J.A. Plaisier en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 april 2022.
Mr. M.J.A. Plaisier en mr. S. den Hartog zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.