Hof Den Haag, 25-07-2018, nr. 22-002584-17
ECLI:NL:GHDHA:2018:2010
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
25-07-2018
- Zaaknummer
22-002584-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Politierecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2018:2010, Uitspraak, Hof Den Haag, 25‑07‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1889
Uitspraak 25‑07‑2018
Inhoudsindicatie
Beroep op niet-ontvankelijkheid verworpen nu de grieven van de raadsman niet de behandeling van de zaak van de verdachte betreffen maar enkel gericht zijn op de fysieke behandeling van de verdachte tijdens diens insluiting. Daarbij blijken niet door het hof te onderzoeken en te toetsen ordemaatregelen - de plaatsing in een isoleercel door middel van de zogeheten schildprocedure, naar aanleiding van het gedrag van de verdachte - te zijn toegepast. Tegen de gewraakte handelwijze van de politie is door de raadsman van de verdachte niet geklaagd bij het bevoegde gezag, noch is aangifte gedaan van mishandeling van de verdachte of een civiele vordering ingediend wegens onrechtmatig overheidsoptreden, binnen welke wettelijke kaders gesteld onrechtmatig overheidsoptreden eventueel wel onderzocht en getoetst zou kunnen worden. Op voorhand is niet gebleken van een dermate flagrante schending van de rechten van de verdachte waardoor rechterlijk sanctioneren van politieoptreden buiten het toepassingsbereik van artikel 359a Sv toch in deze zaak aan de orde zou kunnen zijn. Er is ook geen reden voor strafvermindering. Nadere bewijsoverweging over het medeplegen van één van de bewezenverklaarde woninginbraken. Het hof legt in verband met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte een hogere straf op dan de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf. Veroordeling tot 12 maanden gevangenisstraf wegens het medeplegen van twee woninginbraken.
Rolnummer: 22-002584-17
Parketnummer: 10-661093-15
Datum uitspraak: 25 juli 2018
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 31 mei 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 11 juli 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:hij op of omstreeks 27 april 2015 om ongeveer 00:57 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adres]) heeft weggenomen een huissleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2:hij op of omstreeks 27 april 2015, tussen 00:20 uur en 05:23 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adres 2]) heeft weggenomen - meerdere, althans één, identiteitspapier(en) (paspoort(en) en/of een identiteitskaart) en/of
- een pinpas en/of een creditcard en/of
- meerdere, althans één, (electronische) appara(a)t(en) (onder meer een laptop en/of een spelcomputer en/of een dvd-speler en/of een tablet en/of (een) fotocamera('s)) en/of
- meerdere, althans één, siera(a)d(en) (onder meer (een) horloge(s) en/of (een) armband(en) en/of (een) ring(en) en/of (een) ketting(en) en/of
- meerdere, althans één, tas(sen) en/of
- een geldbedrag (totaal ongeveer 5400 euro),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het in beslaggenomen geldbedrag dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft zich – conform de in hoger beroep overgelegde pleitnotitie – primair kort samengevat op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens schending van de artikelen 3, 5 en 6 van het EVRM, omdat de verdachte onmenselijk is behandeld en doordien niet rechtmatig gedetineerd is geweest. Bovendien is geen sprake van equality of arms doordat de officier van justitie heeft geweigerd gevolg te geven aan het verzoek tot het veiligstellen en verstrekken van de camerabeelden zoals die zijn gemaakt op het politiebureau.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Een zo vergaande sanctie als de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie kan slechts volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan (Zwolsman, Hoge Raad 19 december 1995, NJ 1996, 249).
Naar het oordeel van het hof doet een dergelijke situatie zich niet voor nu de grieven van de raadsman niet de behandeling van de zaak van de verdachte betreffen maar enkel gericht zijn op de fysieke behandeling van de verdachte tijdens diens insluiting. Daarbij blijken niet door het hof te onderzoeken en te toetsen ordemaatregelen - de plaatsing in een isoleercel door middel van de zogeheten schildprocedure, naar aanleiding van het gedrag van de verdachte - te zijn toegepast. Tegen de gewraakte handelwijze van de politie is door de raadsman van de verdachte niet geklaagd bij het bevoegde gezag, noch is aangifte gedaan van mishandeling van de verdachte of een civiele vordering ingediend wegens onrechtmatig overheidsoptreden, binnen welke wettelijke kaders gesteld onrechtmatig overheidsoptreden eventueel wel onderzocht en getoetst zou kunnen worden. Op voorhand is niet gebleken van een dermate flagrante schending van de rechten van de verdachte waardoor rechterlijk sanctioneren van politieoptreden buiten het toepassingsbereik van artikel 359a Sv toch in deze zaak aan de orde zou kunnen zijn.
Van de door de raadsman gestelde schending van equality of arms kan om voormelde reden eveneens geen sprake zijn. Ook dit verweer heeft immers betrekking op een onderzoek naar de handelwijze van de politie bij de insluiting van de verdachte.
Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1: hij op of omstreeks 27 april 2015 om ongeveer 00:57 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eëigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adres]) heeft weggenomen een huissleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2: hij op of omstreeks 27 april 2015, tussen 00:20 uur en 05:23 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eëigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adres 2]) heeft weggenomen - meerdere, althans één, identiteitspapier(en) (paspoort(en) en/of een identiteitskaart) en/of
- een pinpas en/of een creditcard en/of
- meerdere, althans één, (elecktronische) appara(a)t(en) (onder meer een laptop en/of een spelcomputer en/of een dvd-speler en/of een tablet en/of (een) fotocamera('s)) en/of
- meerdere, althans één, siera(a)d(en) (onder meer (een) horloge(s) en/of (een) armband(en) en/of (een) ring(en) en/of (een) ketting(en)) en/of
- meerdere, althans één, tas(sen) en/of
- een geldbedrag (totaal ongeveer 5.400 euro),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 1
De verdachte heeft verklaard dat hij samen met anderen met het plan om in te breken naar Capelle aan den IJssel is gegaan. Dat de verdachte echter niet in de woning aan de [adres] is geweest (en dat die inbraak door anderen is gepleegd) acht het hof niet geloofwaardig. De verdachte is immers gezien terwijl hij samen met een ander uit de woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel kwam, hetgeen duidt op een gezamenlijke uitvoering van de inbraak en een rol van de verdachte bij die uitvoering. Vervolgens zijn de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk gevlucht voor de ter plaatse gekomen politie en gezamenlijk aangetroffen, liggend op de grond tegen een schuur.
Gelet op voorgaande feiten en omstandigheden gaat het hof uit van een gezamenlijke uitvoering van de onder 1 tenlastegelegde woninginbraak en daarmee van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte gericht op het plegen van die inbraak. Nu de verdachte elke betrokkenheid bij deze woninginbraak heeft ontkend, ontbreekt een aannemelijke verklaring op grond waarvan zijn rol anders zou kunnen worden geduid.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich in vereniging met een ander op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. Bij deze inbraken zijn diverse goederen meegenomen waaronder identiteitspapieren, een laptop, fotocamera’s, sieraden en geld. Door deze woninginbraken heeft de verdachte de slachtoffers niet alleen financiële schade toegebracht, maar heeft hen ook overlast bezorgd. Sieraden bevatten dikwijls emotionele waarde die niet te compenseren valt. Dat geldt ook voor de op laptops en fotocamera’s vaak aanwezige gegevens en foto’s . Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van angst en onveiligheid zowel bij de slachtoffers als bij de overige buurtbewoners. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig dient te voelen en dat de inbraken midden in de nacht hebben plaatsgevonden acht het hof des te kwalijker. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. Hij heeft hierbij geen oog gehad voor de gevolgen voor de slachtoffers en kennelijk puur uit eigen gewin gehandeld.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 juni 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Strafmaatverweer
De verdediging heeft zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat tijdens zijn verblijf in het politiebureau excessief geweld is gebruikt tegen de verdachte waarop strafvermindering dient te volgen.
Het hof ziet onvoldoende aanleiding over te gaan tot strafvermindering. Daarbij heeft het hof gelet op de onderbouwing van het verweer, hetgeen in het proces-verbaal van de politie over het gedrag van de verdachte is gerelateerd en de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde camerabeelden.
Het hof verwerpt het verweer.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf mede gelet op het strafblad van de verdachte onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en dat slechts een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Met betrekking tot het inbeslaggenomen en nog niet geretourneerde geldbedrag van € 1.390,-, weergegeven onder 1 op de beslaglijst, zal het hof – nu de verdachte heeft verklaard dat hij dat geld heeft weggenomen bij het onder 2 bewezenverklaarde feit – de teruggave aan de rechtmatige eigenaar gelasten, zijnde [benadeelde partij 3].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan [benadeelde partij 3] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag ad € 1.390,-.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. R.J. de Bruijn en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 juli 2018.