Einde inhoudsopgave
Beschikking 93/342/EEG tot vaststelling van de criteria voor de toekenning van een bepaalde gezondheidsstatus aan derde landen ten aanzien van aviaire influenza en ‘Newcastle disease’ (ziekte van Newcastle) met betrekking tot de invoer van levend pluimvee en broedeieren
Bijlage C Maatregelen die ten minste moeten worden getroffen wanneer een opruimingsbeleid wordt toegepast om uitbraken van aviaire influenza of Newcastle disease uit te roeien
Geldend
Geldend vanaf 18-05-1993
- Bronpublicatie:
12-05-1993, PbEG 1993, L 137 (uitgifte: 08-06-1993, regelingnummer: 93/342/EEG)
- Inwerkingtreding
18-05-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-05-1993, PbEG 1993, L 137 (uitgifte: 08-06-1993, regelingnummer: 93/342/EEG)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
EU-recht / Marktintegratie
1
Wanneer besmetting wordt vermoed, moet het betrokken bedrijf onder officieel toezicht worden geplaatst. Dit houdt met name in dat:
- a)
onmiddellijk de nodige monsters worden genomen en voor onderzoek en diagnose naar een door de bevoegde autoriteiten erkend laboratorium worden gezonden;
- b)
een inventaris wordt opgemaakt van alle categorieën pluimvee die op het bedrijf worden gehouden, met vermelding van het aantal gestorven en zieke dieren; deze inventaris moet voortdurend worden bijgewerkt en moet bij elk officieel controlebezoek worden gecontroleerd;
- c)
alle pluimvee op het bedrijf wordt geïsoleerd en, indien mogelijk, in zijn eigen hok wordt gehouden;
- d)
geen pluimvee op het bedrijf mag worden binnengebracht of van het bedrijf mag worden afgevoerd;
- e)
voor alle verplaatsingen van personen, voertuigen, materiaal, enz., van en naar het bedrijf een officiële machtiging is vereist;
- f)
consumptie-eieren van het bedrijf mogen worden afgevoerd nadat zij op adequate wijze zijn ontsmet of rechtstreeks mogen worden verzonden naar een installatie waar zij een adequate warmtebehandeling ondergaan;
- g)
wordt gezorgd voor de nodige ontsmettingsmiddelen bij de ingangen van de gebouwen waar het pluimvee is gehuisvest en bij de ingang van het bedrijf zelf;
- h)
een epizoötiologisch onderzoek wordt ingesteld om de besmettingsbron en de mogelijke verdere verspreiding te achterhalen;
- i)
alle bedrijven waarvan uit het onder h) bedoelde onderzoek is gebleken dat zij ten gevolge van contacten met het besmette bedrijf ook kunnen zijn besmet, onder officieel toezicht worden geplaatst.
2
Zodra de aanwezigheid van de ziekte op een bedrijf officieel is bevestigd, moeten naast de in punt 1 genoemde maatregelen, de volgende maatregelen worden getroffen:
- a)
alle op het bedrijf aanwezig pluimvee moet onmiddellijk ter plaatse worden afgemaakt; de karkassen en de eieren moeten worden vernietigd; daarbij moet ervoor worden gezorgd dat het gevaar voor verspreiding van de ziekte zo gering mogelijk is;
- b)
alle stoffen of afvallen die mogelijk zijn verontreinigd, moeten worden vernietigd of zo worden behandeld dat eventueel aanwezig virus zeker wordt vernietigd;
- c)
vlees, afkomstig van pluimvee dat tijdens de vermoedelijke incubatieperiode is geslacht, moet worden opgespoord en vernietigd;
- d)
broedeieren die tijdens de vermoedelijke incubatieperiode zijn gelegd, moeten worden opgespoord en vernietigd; uit dergelijke eieren geboren pluimvee moet onder officieel toezicht worden geplaatst;
- e)
nadat de maatregelen inzake het afmaken en vernietigen van dieren en het vernietigen van eieren zijn beëindigd, moet het bedrijf grondig worden gereinigd en ontsmet;
- f)
ten vroegste 21 dagen na beëindiging van de ontsmettingswerkzaamheden mag weer pluimvee op het bedrijf worden binnengebracht.
3
De in punt 2 genoemde maatregelen mogen worden beperkt tot die delen van het bedrijf die een epizoötiologische eenheid vormen, op voorwaarde dat de nodige garanties worden gegeven dat verspreiding van de ziekte naar de niet-besmette eenheden van het bedrijf wordt voorkomen.
4
Rond bevestigde ziekte-uitbraken wordt een beschermingsgebied afgebakend met een straal van ten minste 3 km en een toezichtgebied met een straal van ten minste 10 km. Binnen deze gebieden geldt een volledige stand-still en moeten alle verplaatsingen van pluimvee worden gecontroleerd tot ten minste 21 dagen na beëindiging van de ontsmettingswerkzaamheden op het besmette bedrijf. Voordat de in deze gebieden geldende maatregelen worden ingetrokken, dienen de autoriteiten op de pluimveehouderijen de nodige onderzoeken te verrichten en monsters te nemen om te bevestigen dat de ziekte niet meer in het betrokken gebied voorkomt.
5
De in deze bijlage genoemde maatregelen moeten worden uitgevoerd door of onder toezicht van de officiële veterinaire autoriteiten.