Einde inhoudsopgave
Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
18-11-2016, Stb. 2016, 450 (uitgifte: 30-11-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-11-2016, Stb. 2016, 455 (uitgifte: 30-11-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet van 28-09-2016, Stb. 353.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
De officier van justitie of de hulpofficier van justitie die de verdachte het bevel tot medewerking aan het bloedonderzoek heeft gegeven, formuleert de opdracht van de onderzoeker die het bloedonderzoek verricht.
2.
De onderzoeker is verbonden aan een laboratorium. Als laboratorium komt alleen in aanmerking:
- a.
een laboratorium dat door de Raad voor Accreditatie is geaccrediteerd aan de hand van de algemene criteria voor het functioneren van beproevingslaboratoria, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17025 of van criteria die daarmee vergelijkbaar zijn, en deskundig is op het terrein van de bio-analyse, dan wel
- b.
een laboratorium dat in het buitenland is gevestigd en door een met de Raad voor Accreditatie vergelijkbare instantie is geaccrediteerd aan de hand van criteria die vergelijkbaar zijn met de criteria, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17025, en deskundig is op het terrein van de bio-analyse.
3.
Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de aanvraag om accreditatie, bedoeld in het tweede lid, onder a.
4.
Indien de accreditatie van een laboratorium, bedoeld in het tweede lid, is ingetrokken of geschorst of na haar vervaldatum niet is verlengd, kan in dat laboratorium geen bloedonderzoek meer worden verricht.