RvdW 2015/411
Schadestaatprocedure. Moet voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW vast komen te staan dat schade is geleden?
HR 13-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:586 (Mark Four Enterprises/Apotex Nederland)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 maart 2015
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, C.E. Drion, M.V. Polak
- Zaaknummer
14/00695
- Conclusie
A-G mr. J. Spier
- Roepnaam
Mark Four Enterprises/Apotex Nederland
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:586, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑03‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2108, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑11‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑01‑2014
- Wetingang
Art. 6:96 BW
Essentie
Schadestaatprocedure. Moet voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW vast komen te staan dat schade is geleden?
Volgens vaste rechtspraak is voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW, vereist dat: (a) condicio sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten; (b) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.