Het verzoekschrift is per fax ter griffie van de Hoge Raad ingekomen op 20 april 2011. Het originele exemplaar is op 21 april 2011 ontvangen.
HR, 09-09-2011, nr. 11/01905
ECLI:NL:HR:2011:BR1653
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
09-09-2011
- Zaaknummer
11/01905
- Conclusie
Mr. L. Timmerman
- LJN
BR1653
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BR1653, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑09‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BR1653
ECLI:NL:PHR:2011:BR1653, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑07‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BR1653
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Onderbewindstelling; art.1:431 e.v. BW. Procesrecht; hoor en wederhoor. Sluiten gebruikersovereenkomst software applicatie namens rechthebbende een “gewone beheersdaad” als bedoeld in art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW? Beslissing hof steunt op feitelijke gegevens die niet in procesdossier voorkwamen, maar die het uit eigen beweging op internet heeft gevonden. Handelen hof in strijd met beginsel hoor en wederhoor (vgl. HR 15 april 2011, LJN BP5612, NJ 2011/180). Voortbouwend oordeel mede gebaseerd op door hof uit eigen beweging op internet gevonden gegevens, van de juistheid waarvan niet zonder meer kan worden uitgegaan.
9 september 2011
Eerste Kamer
11/01905
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
handelende onder de naam Budgetbeheer
Limburg B.V. (tegenwoordig geheten Cirkel Bewindvoeringen B.V.), in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [betrokkene 1],
kantoorhoudende te Maastricht,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als de bewindvoerder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 385794/385795 EJ VERZ 10-4406/10-4407 van de kantonrechter te Maastricht van 19 juli 2010;
b. de beschikking in de zaak HV 200.075.752/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 januari 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de bewindvoerder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van de bewindvoerder heeft bij brief van 15 juli 2011 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het gaat in deze zaak, voor zover in cassatie van belang, om de goedkeuring van de rekening en verantwoording van de bewindvoerder ter zake van het door hem in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 gevoerde bewind over de goederen van [betrokkene 1] (hierna: de rechthebbende).
De kantonrechter heeft die goedkeuring verleend onder de voorwaarde dat de bewindvoerder een bedrag van € 531,93, bestaande uit onder meer een bedrag van € 70,-- voor het administratiesysteem Smart FMS (een software applicatie) en een bedrag van € 353,43 aan advocaatkosten ([A] advocaten), aan de rechthebbende zal hebben terugbetaald voor 1 oktober 2010. Het hof heeft die beschikking bekrachtigd.
3.2 De middelen zijn gericht tegen de beslissing van het hof dat de bewindvoerder het bedrag van € 70,-- voor het administratiesysteem Smart FMS en het bedrag van € 353,43 aan advocaatkosten moet terugbetalen aan de rechthebbende.
3.3 Blijkens het appelrekest heeft de bewindvoerder met betrekking tot het administratiesysteem Smart FMS, kort samengevat, het volgende voor het hof aangevoerd.
Smart FMS is een software applicatie die zowel aan de bewind- als aan de leefgeldrekening van de rechthebbende is gekoppeld, zodat de rechthebbende te allen tijde direct online inzage heeft in zijn eigen financiën. Krachtens zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid op grond van art. 1:441 BW, heeft de bewindvoerder namens de rechthebbende een gebruikersovereenkomst met Smart FMS gesloten, uit hoofde waarvan door de rechthebbende € 10,-- per maand rechtstreeks aan Smart FMS wordt betaald (in 2009 in totaal € 70,--). Het gaat hier om een gewone beheersdaad waarvoor geen toestemming van de rechthebbende of kantonrechter nodig is. De gebruikers-overeenkomst en daarbij te maken kosten zijn enkel in het belang van de bewindvoering van de rechthebbende aangegaan, omdat deze nu op elk gewenst moment direct inzage heeft in zijn bankrekeningen die onder bewind staan. Dat komt ook tegemoet aan de aanbevelingen van de LOK en de brancheorganisatie BPBI om periodiek bankafschriften aan de rechthebbende over te leggen. De bewindvoerder heeft voorafgaande aan de installatie van het Smart FMS systeem al zijn cliënten in een nieuwsbrief naar behoren geïnformeerd over de applicatie. De kosten zijn beperkt en passen binnen het op de rechthebbende van toepassing zijnde budgetplan, zodat deze niet benadeeld wordt in zijn wekelijks te ontvangen leefgeld of in zijn betalingsverplichtingen. De door de rechthebbende betaalde kosten zijn op geen enkele wijze aan de bewindvoerder ten goede gekomen.
3.4 Het hof heeft dit betoog verworpen. Na te hebben vastgesteld dat de bewindvoerder heeft afgezien van een mondelinge behandeling (rov. 2.3), overwoog het daartoe, kort samengevat, als volgt.
De bewindvoerder heeft geen informatie overgelegd over de werking van het Smart FMS systeem, maar het internet (www.smartfms.nl) biedt wel enige informatie.
De software applicatie is door de bewindvoerder aangeschaft. Hij heeft niet uiteengezet of onderbouwd hoe het bedrag van € 10,-- per maand is berekend, en het bedrag komt reeds op die grond niet voor toewijzing in aanmerking. Onvoldoende is dat Smart FMS de kosten met toestemming van de bewindvoerder aan de cliënt in rekening brengt. (rov. 3.2.5.2)
Hoewel het systeem dienstbaar is aan de cliënten en voor de rechthebbende zeker enige voordelen bij het systeem te onderkennen zijn, blijkt uit de op internet gegeven informatie dat het toch in de eerste plaats een systeem ten behoeve van de administratie van de budgetbeheerder is en dat het slechts als neveneffect de financiële mutaties op de eigen rekening voor de cliënten inzichtelijk maakt. Verder is het niet een systeem waarbij de cliënt de keuze heeft daar al of niet gebruik van te maken, zo hij al bereid is de kosten daarvan te dragen en hij de capaciteiten heeft daarvan gebruik te maken. Aldus is het een systeem dat behoort tot de bedrijfsadministratie van de bewindvoerder. Voor de daarmee gepaard gaande kosten is in de LOK-richtlijn een afzonderlijke post "ongespecificeerde kosten" opgenomen. Het staat de bewindvoerder niet vrij een contract te sluiten met de systeembeheerder om deze, voor zijn rekening komende lasten in rekening te laten brengen bij de cliënt. De kosten van het Smart FMS systeem moeten derhalve voor rekening van de bewindvoerder blijven. (rov. 3.2.5.3)
Niet relevant is dat de bewindvoerder bevoegd is om namens de rechthebbende de daartoe strekkende overeenkomst met Smart FMS te sluiten, noch dat de bewindvoering transparant dient te zijn. Het gaat om kosten waarvan de draagplicht bij de bewindvoerder rust. Dat de inzet van het systeem tegemoet komt aan de wens en behoefte van de onderhavige rechthebbende, blijkt niet uit bijvoorbeeld een verklaring of schriftelijke goedkeuring van de rechthebbende voorafgaande aan de invoering van het systeem. Ook blijkt niet dat het systeem enkel in het belang is van de rechthebbende. Nu het systeem van belang is voor alle cliënten van de bewindvoerder, dienen de kosten voor zijn rekening te komen. (rov. 3.2.5.4)
3.5 De onderdelen 3.2 tot en met 3.5 van middel I klagen dat het hof in strijd heeft gehandeld met het beginsel van hoor en wederhoor, doordat het zijn hiervoor in 3.2 vermelde beslissing blijkens rov. 3.2.5.2 en 3.2.5.3 heeft gebaseerd op gegevens die het heeft ontleend aan een eigen zoektocht op een internetsite over Smart FMS, zonder de bewindvoerder daarvan in kennis te stellen of de gelegenheid te bieden op die gegevens te reageren.
Deze klacht is gegrond. Het hof heeft zijn beslissing kennelijk doen steunen op feitelijke gegevens die niet in het procesdossier voorkwamen, maar die het uit eigen beweging op internet heeft gevonden. Door die gegevens aan zijn beslissing ten nadele van de bewindvoerder ten grondslag te leggen, zonder dat deze de gelegenheid heeft gekregen van die gegevens kennis te nemen en daarop desgewenst te reageren, heeft het hof gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor (vgl. HR 15 april 2011, LJN BP5612, NJ 2011/180).
3.6 Onderdeel 3.8 is gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 3.2.5.4 dat de wettelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bewindvoerder niet relevant is, omdat de draagplicht met betrekking tot de onderhavige kosten bij de bewindvoerder ligt.
Ook dit onderdeel treft doel. Het oordeel van het hof omtrent de draagplicht met betrekking tot de onderhavige kosten is blijkens rov. 3.2.5.3 en 3.2.5.4 mede gebaseerd op de door het hof uit eigen beweging op internet gevonden gegevens (in het bijzonder dat het in de eerste plaats om een systeem ten behoeve van de administratie van de bewindvoerder gaat, en dat het systeem tot zijn bedrijfsadministratie hoort en van belang is voor al zijn cliënten). Gelet op de grondbevinding van de onderdelen 3.2 tot en met 3.5 kan echter niet zonder meer van de juistheid van die gegevens worden uitgegaan, terwijl die gegevens wel (mede) van belang zijn voor het antwoord op de vraag of het namens de rechthebbende sluiten van de overeenkomst met Smart FMS en het door de rechthebbende laten betalen van de daaraan verbonden kosten aan Smart FMS, kan worden beschouwd als een "gewone beheersdaad" als bedoeld in art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW, waartoe de bewindvoerder bevoegd is en waarvoor hij geen toestemming van de rechthebbende of machtiging van de kantonrechter behoeft. Voor het antwoord op die vraag kan ook van belang zijn hoe hoog de ten laste van de rechthebbende komende kosten zijn, maar de enkele omstandigheid dat de bewindvoerder volgens het hof (rov. 3.2.5.2) niet heeft uiteengezet of onderbouwd hoe het bedrag van € 10,-- per maand is berekend, kan de afwijzende beslissing van het hof niet zelfstandig dragen.
3.7 De overige onderdelen van middel I behoeven geen behandeling. Hetgeen daarin is aangevoerd, kan na verwijzing aan de orde komen.
3.8 Middel II is gericht tegen rov. 3.2.8, waarin het hof met betrekking tot de advocaatkosten als volgt heeft overwogen.
"De advocaatkosten ad € 353,43 zijn door de kantonrechter voor vergoeding geweigerd op de grond dat een onderbouwing ontbreekt waaruit kan worden afgeleid dat deze uitgaven ten behoeve van de belanghebbende noodzakelijk waren. Deze onder-bouwing wordt ook in hoger beroep niet gegeven. Het oordeel van de kantonrechter is juist. De bewindvoerder ziet eraan voorbij dat het zijn taak is rekening en verantwoording af te leggen. De grief faalt mitsdien ook in zoverre."
3.9 Gelet op hetgeen de bewindvoerder in hoger beroep met betrekking tot de advocaatkosten had aangevoerd (geciteerd in onderdeel 4.3 van het middel), geeft het oordeel van het hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk. De in onderdeel 4.4 vermelde feitelijke gegevens zijn niet voor het hof aangevoerd en kunnen niet voor het eerst in cassatie worden aangevoerd, daar zij een onderzoek van feitelijke aard zouden vereisen. Op het voorgaande stuit het middel af.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 januari 2011;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers, als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 september 2011.
Conclusie 01‑07‑2011
Mr. L. Timmerman
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verzoeker] handelend onder de naam Budgetbeheer Limburg B.V. (tegenwoordig geheten Cirkel Bewindvoeringen B.V.) in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1])
verzoeker tot cassatie (hierna: de bewindvoerder)
1
Bij beschikking van 19 juli 2010 heeft de rechtbank Maastricht, sector kanton, aan de bewindvoerder op zijn verzoek als loon toegekend over 2008 een bedrag van € 801,93 en over 2009 een bedrag van € 1.071,-, beide bedragen inclusief btw en kosten. Daarnaast heeft de rechter goedkeuring aan de rekening en verantwoording over 2008 en 2009 verleend onder de voorwaarde dat aan de rechthebbende bedragen van resp. € 174,34 en € 531,93 door de bewindvoerder worden terugbetaald voor 10 oktober 2010.
2
De bewindvoerder is van deze beschikking in hoger beroep gekomen. De rechthebbende is niet gehoord en de bewindvoerder heeft afgezien van mondelinge behandeling. Bij beschikking van 20 januari 2011 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
3
Tegen dit arrest heeft de bewindvoerder tijdig1. beroep in cassatie ingesteld.
4
Het verzoekschrift bevat twee cassatiemiddelen. De middelen hebben tot inzet het voorkomen van terugbetaling van € 70,- voor het administratiesysteem FMS en € 353,43 Euro aan advocatenkosten. Middel 1 is gericht tegen rov. 3.2.5.1 tot en met 3.2.5.4. De onderdelen 3.2 tot en met 3.5 voeren aan dat het hof zelfstandig heeft kennis genomen van de website van Smart FMS en deze informatie aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd. Volgens de bewindvoerder is er dan ook sprake is van een verrassingsbeslissing nu de bewindvoerder niet de mogelijkheid heeft gehad op vragen en opmerkingen van het hof over het Smart FMS systeem te reageren. Het hof heeft gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor nu de bewindvoerder niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op de door het hof vergaarde feiten.
5
De bewindvoerder heeft geen belang bij deze klacht. Het hof heeft in rov. 3.2.5.2 overwogen dat de bewindvoerder niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe het bedrag van € 10,- per maand is berekend. Om die reden wijst het hof deze kosten af. Vervolgens overweegt het hof in rov. 3.2.5.3 nog ten overvloede dat uit de op internet gegeven informatie blijkt dat het systeem in de eerste plaats een systeem ten behoeve van de administratie van de budgetbeheerder is en het neveneffect voor de cliënten is dat het de financiële mutaties op de eigen rekening inzichtelijk maakt. Het systeem behoort volgens het hof tot de bedrijfsadministratie van de bewindvoerder. Dit is voor het hof een reden te meer om de kosten niet toe te wijzen.
6
Daarnaast klagen de onderdelen 3.6 tot en met 3.8 dat het hof heeft miskend dat
- (i)
op basis van de LOK- en BPBI-richtlijnen voor tussentijdse rekening en verantwoording € 185,- mag worden doorbelast, dat nu bespaard wordt door slechts € 10,- per maand in rekening te brengen (onderdeel 3.6);
- (ii)
de applicatie geheel los staat van de eigen bedrijfsadministratie van de bewindvoerder (onderdeel 3.7) en
- (iii)
de kosten wel voor rekening van de betrokkene blijven nu de bewindvoerder gerechtigd is de gebruikersovereenkomst namens de onder bewind gestelde aan te gaan, aangezien het dagelijks beheer betreft (onderdeel 3.8).
7
De onderdelen falen. Het hof heeft in rov. 3.2.5.3 en 3.2.5.4 overwogen dat het gebruik maken van geavanceerde systemen geen reden voor een extra vergoeding is. Nu het systeem van belang is voor alle cliënten van de bewindvoerder, dienen de kosten volgens het hof voor rekening van de bewindvoerder te blijven (laatste zin rov. 3.2.5.4). Daarnaast is niet gebleken dat het systeem tegemoet komt aan de wens van de onderhavige cliënt. Ook staat het de bewindvoerder niet vrij om een contract te sluiten zonder voorafgaand overleg met de kantonrechter en voordat er goedkeuring is verkregen. De bewindvoerder heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de cliënt heeft ingestemd. Het enkele feit dat de cliënten worden geïnformeerd over het systeem is volgens het hof terecht niet voldoende.
8
Onderdeel 3.9 is gericht tegen de rov. 3.2.5.2 tot en met 3.2.5.4 en klaagt dat het hof heeft miskend dat het niet voorafgaande aan zijn beslissing de bewindvoerder om opheldering heeft verzocht over de pijn- of vraagpunten die het hof opwerpt.
9
Het is aan de bewindvoerder om de kosten die in rekening worden gebracht voldoende te onderbouwen, zodat het hof tot een toewijzing van de kosten kan komen. De informatie die de bewindvoerder heeft overgelegd is voor het hof geen reden om de kosten voor het Smart FMS-systeem toe te wijzen. Die redenering van het hof is niet onbegrijpelijk, zodat het onderdeel faalt.
10
Onderdeel 3.10 voert ten slotte nog aan dat de kantonrechter te Roermond en Breda het Smart FMS-systeem zonder meer als kostenpost in het kader van een onderbewindstelling ten laste van de onder bewind gestelde hebben aanvaard en goedgekeurd. Hierdoor ontstaat verschil in behandeling. Door hiermee geen rekening te houden, geeft het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting althans toepassing.
11
Het onderdeel faalt. Zoals het hof in rov. 3.2.5.4 terecht opmerkt is de enkele omstandigheid dat de kantonrechter in Venlo wel goedkeuring geeft, geen omstandigheid die het hof aanleiding moet geven anders te oordelen dan het heeft gedaan.
12
Middel 2 is gericht tegen rov. 3.2.8 in samenhang met rov. 3.3 tot en met 3.4, waarin het hof in rekening gebrachte advocaatkosten van € 353,43 voor vergoeding heeft geweigerd. De onderdelen 4.2 tot en met 4.10 klagen dat het hof ten onrechte de vergoeding van de advocaatkosten heeft geweigerd nu de bewindvoerder wel verantwoording heeft afgelegd voor de kosten. De onderdelen lichten toe dat de bewindvoerder de kosten als advocaat heeft gemaakt in het kader van een procedure wegens bezwaar fictieve afwijzing van het verzoek van [betrokkene 1] tot toekenning van een bijstandsuitkering. Nu niet is gebleken van bezwaren of protesten van [betrokkene 1] had het hof tot uitgangspunt moeten nemen dat die advocaatkosten met goedvinden en medeweten van [betrokkene 1] zijn gemaakt. Een noodzakelijkheidstoets zou dan ook niet toegestaan zijn.
13
In rov. 3.2.8 heeft hof overwogen dat de vergoeding geweigerd wordt, omdat een onderbouwing ontbreekt waaruit kan worden afgeleid dat de uitgaven voor [betrokkene 1] noodzakelijk waren. Gezien de inhoud van de gedingstukken is dit oordeel van het hof niet onbegrijpelijk. De rechtbank heeft in de beschikking van 19 juli 2010 op pag. 2 overwogen dat vergoeding van de kosten wordt geweigerd omdat onderbouwing ontbreekt. In het appelrekest wordt enkel gesteld dat de kosten betrekking hebben op een zuivere daad van beheer ten aanzien waarvan de bewindvoerder onbeperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid toekomt2.. Hieruit valt niet op te maken of de advocaatkosten gemaakt dienden te worden. In zoverre is het oordeel van het hof dan ook niet onbegrijpelijk en falen de onderdelen. Voor zover het onderdeel nog stelt dat het hof had dienen aan te nemen dat de bewindvoerder toestemming had van [betrokkene 1] om de procedure te starten nu er geen bezwaar of protest van [betrokkene 1] is geweest, faalt het eveneens.
14
Ik concludeer tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 Ro.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑07‑2011
Zie pag. 7 van het appelrekest.