JWB 2016/304
Procesrecht
HR 12-08-2016, ECLI:NL:HR:2016:1926
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 augustus 2016
- Zaaknummer
12/02816
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:1926, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑08‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:344, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑04‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑12‑2015
ECLI:NL:HR:2013:1132, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑11‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:872, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑09‑2013
- Wetingang
Essentie
Procesrecht
Samenvatting
Casus
Het gaat in deze zaak om de vraag of een advocaat in cassatie die optreedt nadat de oorspronkelijke advocaat zich aan de behandeling van de zaak heeft onttrokken, op de voet van art. 28 Wgbz medeaansprakelijk is voor de voldoening van het verschil tussen het aan het begin van de procedure voorlopig vastgestelde griffierecht en het griffierecht dat definitief is vastgesteld nadat deze opvolgend advocaat zich in de procedure heeft gesteld.
Rechtsvraag
Is opvolgend advocaat medeaansprakelijk voor voldoening van griffierecht dat is vastgesteld op basis van proceshandeling die door de voorgaande advocaat is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.