Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en door de lucht in het Caribisch gebied
Artikel 13 Assistentie door luchtvaartuigen ter bestrijding van sluikhandel
Geldend
Geldend vanaf 18-09-2008
- Redactionele toelichting
De inwerkingtreding is gepubliceerd in het Maandbericht van november 2008.
- Bronpublicatie:
10-04-2003, Trb. 2004, 54 (uitgifte: 12-03-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-09-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-10-2010, Trb. 2010, 253 (uitgifte: 07-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Een Partij kan andere Partijen verzoeken om assistentie door luchtvaartuigen, met inbegrip van controle en toezicht, bij de bestrijding van sluikhandel.
2.
Elke assistentie uit hoofde van dit artikel binnen het luchtruim van de verzoekende Partij wordt uitgevoerd in overeenstemming met de wetten van de verzoekende Partij en uitsluitend in de aangegeven gebieden en in de mate waarom is verzocht en waarvoor toestemming is verleend.
3.
Voorafgaande aan het begin van elke assistentie kan de Partij die bij dergelijke activiteiten assistentie wenst te verlenen (de aangezochte Partij) worden verzocht de desbetreffende burgerluchtvaartautoriteiten van de verzoekende Partij binnen een redelijke termijn vooraf daarvan in kennis te stellen alsmede van communicatiefrequenties en andere gegevens met betrekking tot vluchtveiligheid.
4.
De aangezochte Partijen nemen ten behoeve van de veiligheid van de luchtvaart de volgende procedures in acht bij het in kennis stellen van de desbetreffende luchtvaartautoriteiten van dergelijke overvluchten door deelnemende luchtvaartuigen:
- a.
In geval van geplande bilaterale of multilaterale rechtshandhavingsoperaties stelt de aangezochte Partij de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor luchtverkeersleiding, van elke Partij daarvan binnen een redelijke termijn vooraf in kennis alsmede van de communicatiefrequenties met betrekking tot de voorgenomen vluchten van deelnemende luchtvaartuigen in het luchtruim van die Partij.
- b.
In geval van niet geplande rechtshandhavingsoperaties, waaronder het achtervolgen van verdachte luchtvaartuigen tot in het luchtruim van een andere Partij, wisselen de rechtshandhavingsautoriteiten en de desbetreffende burgerluchtvaartautoriteiten van de betrokken Partijen informatie uit met betrekking tot de juiste communicatiefrequenties alsmede overige informatie die relevant is voor de veiligheid van de luchtvaart.
- c.
Elk luchtvaartuig dat betrokken is bij rechtshandhavingsoperaties of activiteiten ter ondersteuning van rechtshandhavingsoperaties houdt zich aan de instructies met betrekking tot luchtvaart en vluchtveiligheid die kunnen worden gegeven door de luchtvaartautoriteiten van elke betrokken Partij tijdens de vlucht door het luchtruim van deze Partijen.
5.
De aangezochte Partijen houden contact met de aangewezen rechtshandhavingsfunctionarissen van de verzoekende Partij en houden hen op de hoogte van de resultaten van dergelijke operaties teneinde hen in staat te stellen de door hen nodig geachte maatregelen te nemen.
6.
Met inachtneming van het zevende lid van dit artikel, geeft de verzoekende Partij luchtvaartuigen van een aangezochte Partij, wanneer zij betrokken zijn bij rechtshandhavingsoperaties of activiteiten ter ondersteuning van rechtshandhavingsoperaties, toestemming over haar grondgebied of wateren te vliegen, en, met inachtneming van de wetten van de Partij die toestemming geeft en die van de aangezochte Partij, op verzoek van de Partij die toestemming geeft, bevelen door te geven aan verdachte luchtvaartuigen om de instructies en aanwijzingen van haar luchtverkeersleiding en rechtshandhavingsautoriteit op te volgen, indien:
- a.
- b.
voorafgaand toestemming is verleend door de Partij die om assistentie verzoekt.
7.
De Partijen kiezen een van de in het zesde lid, onderdeel a of b bedoelde procedures en stellen de Depositaris in kennis van hun keuze. Vóór de ontvangst van de kennisgeving door de Depositaris, worden de Partijen geacht de procedure bedoeld in het zesde lid, onderdeel a te hebben gekozen.
8.
Geen enkele bepaling van dit Verdrag doet afbreuk aan de legitieme rechten van luchtvaartuigen die lijn- of chartervluchten uitvoeren voor het vervoer van passagiers, bagage of vracht of van het luchtverkeer in het algemeen.
9.
Geen enkele bepaling van dit Verdrag mag zodanig worden uitgelegd dat zij luchtvaartuigen van een Partij toestemming verleent het luchtruim binnen te gaan van een Staat die geen Partij is bij dit Verdrag.
10.
Geen enkele bepaling van dit Verdrag mag zodanig worden uitgelegd dat zij een luchtvaartuig van een Partij toestemming verleent onafhankelijk patrouilles uit te voeren in het luchtruim van een andere Partij.
11.
Tijdens het uitvoeren van activiteiten in de lucht uit hoofde van dit Verdrag brengen de Partijen de levens van de personen aan boord noch de veiligheid van de burgerluchtvaart in gevaar.