Rb. Zutphen, 26-04-2004, nr. 03-379 WET 29
ECLI:NL:RBZUT:2004:AO9300
- Instantie
Rechtbank Zutphen
- Datum
26-04-2004
- Zaaknummer
03-379 WET 29
- LJN
AO9300
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZUT:2004:AO9300, Uitspraak, Rechtbank Zutphen, 26‑04‑2004; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2004:AR5084
Uitspraak 26‑04‑2004
Inhoudsindicatie
factuur voor BSE-testen is geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Partij(en)
RECHTBANK ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 03-379 WET 29
UITSPRAAK
in het geding tussen:
Besloten vennootschap Exportslachterij J. Gosschalk & Zoon B.V. te Epe, eiseres
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 12 februari 2003.
2. Feiten
De Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV- ID-Lelystad) heeft op verzoek van eiseres in de periode 1 mei - 31 december 2001 monsters van hersenstamweefsel van in totaal 52.937 runderen ouder dan 30 maanden op BSE getest en daarvoor bij facturen van 22 februari, 8 maart en 19 april 2002 per test het, destijds in artikel 3b van de Regeling tarieven keuring vlees en vleesproducten 1993 genoemde bedrag van €EUR 31,76 (in totaal EUR€ 1.681.279,12) in rekening gebracht.
De werkelijke kosten bedroegen in april 2001 (inclusief monstername en transport) NLG 198,35.
Voor 1 april 2001 nam de Staat de kosten geheel voor haar rekening.
De Europese Commissie liet, getuige de Richtsnoer PB nr. C234 2002/12/24, in 2001 desgevraagd 100% staatssteun voor BSE-testen toe.
Sinds 1 januari 2002 worden de testen uitgevoerd door erkende private laboratoria met wie door slachterijen wordt gecontracteerd, in verband waarmee artikel 3b ingaande genoemde datum bij besluit van 21 december 2001 (Stcrt 2001 nr. 250) is ingetrokken.
Bij brieven van 27 maart en 28 mei 2002 is namens eiseres bij verweerder bezwaar gemaakt tegen de facturen met als stelling dat de kosten van BSE-testen geheel, of althans voor een groter deel, gelet op Gemeenschapsrecht, voor rekening van de Staat dienen te komen.
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaarschriften ongegrond verklaard.
3. Procesverloop
Mr. drs. K.J. Defares, advocaat te Amsterdam, heeft namens eiseres bij brief van 20 maart 2003 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 20 april 2004, waar mr. drs. Defares en J. Gosschalk namens eiseres zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mevr.mr. N. Saanen-Siebenga, advocaat te Den Haag.
4. Motivering
4.1
In artikel 2, eerste lid, onder y. van de Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereiding 1985 was ook tussen 1 april 2001 en 1 januari 2002 bepaald dat vlees niet afkomstig mag zijn van runderen, ouder dan dertig maanden, die niet met een van de in bijlage IV, deel A, van Beschikking 98/272/EG (zoals gewijzigd bij Beschikking 2000/374 van 5 juni 2000) genoemde goedgekeurde sneltests (Prionics Check , Enfer of CEA-test) zijn onderzocht of waarvan de uitslag van genoemde sneltest positief is.
Ingaande 11 november 2001 moet voor de bijlage worden gelezen bijlage III, hoofdstuk A, onderdeel I, punt 1 en punt 2, van verordening 999/2001/EG met de snelle test, bedoeld in bijlage X, hoofdstuk C, punt 4, eerste gedachtestreepje.
Op grond van artikel 12 onder e. van het Besluit produktie en handel in verse vlees is in artikel 14.b, derde lid van het Onderzoekingsregulatief 1994 het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid aangewezen als laboratorium dat de test uitvoert.
Het eerste lid van artikel 3b van de Regeling tarieven keuring vlees en vleesproducten 1993 luidde van 1 april tot 1 november 2001:
- 1.
Voor het uitvoeren van de sneltesten, als bedoeld in bijlage IV A van de beschikking 98/272/EG bij runderen ouder dan dertig maanden wordt een tarief in rekening gebracht van NLG 70,-- per rund.
Van 1 november 2001 tot 1 januari 2002 luidde dit voorschrift:
- 1.
Voor de uitvoering van de snelle testen, als bedoeld in bijlage X, hoofdstuk C, punt 4, eerste gedachtestreepje, van verordening (EG) Nr. 999/2001, bij runderen, ouder dan dertig maanden, wordt een tarief in rekening gebracht van €EUR 31,76 (NLG 70,-) per rund.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, jo artikel 7:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen belanghebbenden na bezwaar beroep instellen bij de rechtbank tegen een besluit, dat wil zeggen: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Blijkens de wetsgeschiedenis is met "rechtshandeling" bedoeld aan te geven dat het moet gaan om een handeling die gericht is op rechtsgevolg.
Daarvan is sprake indien beoogd is om een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of te niet te doen.
Het vorenstaande roept de vraag op of kan worden gezegd dat de bestreden onderdelen van de facturen kunnen worden aangemerkt als een besluit of dat moet worden gezegd dat de betalingsverplichting rechtstreeks uit de Regelingen voortvloeit en de facturen derhalve niet als besluiten kunnen worden aangemerkt.
Namens eiseres is ter zitting in dit verband een beroep gedaan op het arrest van de Hoge Raad van 11 november 1988 (AB 1989/81- Ekro/Staat), waarin facturen voor keurlonen (overwerk) gebaseerd op het Tariefbesluit keuring vlees 1978, welk besluit berustte op artikel 73 van de Veewet, anders dan tot dan toe, werden aangemerkt als voor beroep vatbare beschikkingen in de zin van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen.
De rechtbank constateert dat dit ook het geval is in een drietal uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 juni 2000 (o.a. H. 019770607) ten aanzien van facturen uit de tweede helft van 1993 ter zake van keurlonen gebaseerd op de Regeling tarieven, eveneens gebaseerd op artikel 73 van de Veewet.
Ook daar richtten de grieven zich vooral tegen de in de Regeling tarieven genoemde bedragen, maar de facturen waren, als de rechtbank het goed ziet, het resultaat van een beoordeling van het soort slachtdier en een beoordeling van een te hanteren omrekeningsfactor.
In de uitspraak van 15 oktober 2003 (LJN-nr: AL8922) heeft de Afdeling, anders dan de rechtbank Amsterdam, geoordeeld dat facturen ter zake van kosten van luchtverkeersbeveiliging op rechtsgevolg gericht waren, omdat bij het opstellen van die facturen een beoordeling plaats heeft gevonden van het aantal en de soort vluchten die op de desbetreffende luchthaven hebben plaats gevonden, alsmede van de soort luchtvaartuigen waarmee deze vluchten zijn afgelegd en het dus om meer ging dan de weergave van een aantal vaststaande bedragen.
Hier heeft een soortgelijke beoordeling niet plaats gevonden.
Anders dan in AbRS 16 juli 2003 (LJN-nr: AH9890) is hier ook geen sprake van een vast uurtarief met bij factuur vast te stellen werkuren.
Het bedrag op de factuur is niet meer dan het resultaat van het aantal aangeleverde monsters vermenigvuldigd met het bedrag genoemd in de Regeling tarieven en dat alleen omdat niet per test een factuur is gezonden.
De grieven van eiseres richten zich dan ook niet tegen enige beoordeling die aan de facturen ten grondslag zou liggen, maar tegen het tarief zoals dat door verweerder - ruim voorafgaand aan de facturen - bij besluiten van 30 maart 2001 (Stcrt. 64) en 1 november 2001 (Stcrt. 212) voor testen op BSE op grond van artikel 73 van de Veewet is vastgesteld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de facturen, voor zo ver bestreden, geen besluit in de zin van de Awb behelzen, zodat daartegen geen bezwaar kon worden gemaakt op grond van die wet. Verweerder had het bezwaarschrift dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren.
Het beroep is dan ook, zij het op geheel andere gronden dan aangevoerd, gegrond.
De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb doen hetgeen verweerder had behoren te doen.
De rechtbank komt derhalve niet toe aan beantwoording op de vraag of verweerders besluiten van 30 maart 2001 en 1 november 2001, anders dan ten tijde van de Wet Arob, voor beroep vatbare besluiten zijn en of deze besluiten formele rechtskracht hebben omdat daartegen niet tijdig bezwaar is gemaakt.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank ter zake van verleende rechtsbijstand 2,5 punten toe, waarbij een wegingsfactor van 1 wordt gehanteerd.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat beslist moet worden als hierna is aangegeven.
5. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt het bestreden besluit;
- -
verklaart het bezwaarschrift alsnog niet-ontvankelijk
- -
bepaalt dat de Staat het betaalde griffierecht van €EUR 232,-- aan eiseres vergoedt;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van EUR€ 805,--, te betalen door de Staat
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019 2500 EA Den Haag.
Aldus gegeven door mr. J.A. Lok en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.