Einde inhoudsopgave
Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds
Protocol 2 betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2004
- Redactionele toelichting
Dit protocol wordt voorlopig toegepast vanaf 01-01-2000.
- Bronpublicatie:
11-10-1999, Trb. 2000, 45 (uitgifte: 01-05-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-07-2004, Trb. 2004, 183 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Artikel 1. Definities
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
- a.
‘douanewetgeving’: de door de Gemeenschap of Zuid- Afrika aangenomen wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder een andere douaneregeling of -procedure, met inbegrip van verbodsmaatregelen, beperkende maatregelen en controlemaatregelen;
- b.
‘verzoekende autoriteit’: een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij aangewezen is en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand indient;
- c.
‘aangezochte autoriteit’: een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij aangewezen is en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand ontvangt;
- d.
‘persoonsgegevens’: alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
- e.
‘met de douanewetgeving strijdige handeling’: elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving.
Artikel 2. Draagwijdte
1
De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar bijstand op de gebieden die onder hun bevoegdheid vallen, op de wijze en onder de voorwaarden vastgesteld in dit protocol, teneinde de correcte toepassing van de douanewetgeving te waarborgen, inzonderheid met het oog op het voorkomen, opsporen en bestrijden van met de douanewetgeving strijdige handelingen.
2
De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de Overeenkomstsluitende Partijen die bevoegd is voor de toepassing van dit protocol. De bijstand in douanezaken doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken. Hij geldt ook niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van een rechterlijke autoriteit worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteit instemt met de mededeling van dergelijke informatie.
3
De bijstand inzake het innen van heffingen, belastingen en boetes valt niet onder dit protocol.
Artikel 3. Bijstand op verzoek
1
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit haar alle ter zake dienende informatie die zij nodig kan hebben om te waarborgen dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende geconstateerde of voorgenomen daden die met de douanewetgeving strijdige handelingen vormen of zouden kunnen vormen.
2
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mee of:
- a.
goederen die uit het grondgebied van een van de Overeenkomstsluitende Partijen zijn uitgevoerd, op regelmatige wijze op het grondgebied van de andere Partij zijn ingevoerd, in voorkomend geval onder vermelding van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;
- b.
goederen die op het grondgebied van een van de Overeenkomstsluitende Partijen zijn ingevoerd, op regelmatige wijze uit het grondgebied van de andere Partij zijn uitgevoerd, in voorkomend geval onder vermelding van de op deze goederen toegepaste douaneregeling.
3
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit treft de aangezochte autoriteit in het kader van haar wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat toezicht wordt uitgeoefend op:
- a.
natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij met de douanewetgeving strijdige handelingen verrichten of hebben verricht;
- b.
plaatsen waar voorraden goederen op zodanige wijze zijn gevormd of kunnen worden gevormd dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;
- c.
goederen die op zodanige wijze worden vervoerd of kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;
- d.
vervoermiddelen die op zodanige wijze worden gebruikt of kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen.
Artikel 4. Bijstand op eigen initiatief
De Overeenkomstsluitende Partijen staan elkaar op eigen initiatief, overeenkomstig hun wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, bij indien zij zulks noodzakelijk achten voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder door het verschaffen van informatie die zij verkrijgen omtrent:
- —
daden die met de douanewetgeving strijdige handelingen zijn of hen hiermee strijdig lijken, en die van belang kunnen zijn voor de andere Overeenkomstsluitende Partij;
- —
nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;
- —
goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van met de douanewetgeving strijdige handelingen;
- —
natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij betrokken zijn of zijn geweest bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;
- —
vervoermiddelen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij voor het verrichten van met de douanewetgeving strijdige handelingen zijn gebruikt, worden gebruikt of kunnen worden gebruikt.
Artikel 5. Afgifte van documenten/Kennisgeving van besluiten
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig de voor haar geldende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, alle nodige maatregelen voor:
- —
de afgifte van alle documenten of
- —
de kennisgeving van alle besluiten
die van de verzoekende autoriteit uitgaan en waarop het bepaalde in dit protocol van toepassing is, aan een geadresseerde die op het grondgebied van de aangezochte autoriteit verblijft of gevestigd is.
De verzoeken om afgifte van documenten en om kennisgeving van besluiten moeten schriftelijk worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal.
Artikel 6. Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand
1
Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan. Zij gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan dienstig worden geacht. In spoedeisende gevallen kunnen mondelinge verzoeken worden aanvaard, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.
2
De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de hierna volgende gegevens:
- a.
de naam van de verzoekende autoriteit;
- b.
de gevraagde maatregel;
- c.
het voorwerp en de reden van het verzoek;
- d.
de relevante wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen en andere rechtsvoorschriften;
- e.
zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;
- f.
een overzicht van de relevante feiten en het reeds verrichte onderzoek.
3
De verzoeken worden gesteld in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal. Dit vereiste is niet van toepassing op documenten die het in lid 1 bedoelde verzoek vergezellen.
4
Indien een verzoek niet in de hierboven omschreven juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht; inmiddels kunnen reeds conservatoire maatregelen worden genomen.
Artikel 7. Behandeling van verzoeken
1
De aangezochte autoriteit beantwoordt het verzoek om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en van haar middelen, als handelde zij voor eigen rekening of op verzoek van een andere autoriteit van dezelfde Overeenkomstsluitende Partij, door de informatie die haar reeds ter beschikking staat mee te delen en door het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten. Deze bepaling is ook van toepassing op elke andere autoriteit tot welke de aangezochte autoriteit krachtens dit protocol het verzoek richt indien zij niet zelfstandig kan handelen.
2
Aan verzoeken om bijstand wordt voldaan overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij.
3
Naar behoren gemachtigde ambtenaren van een Overeenkomstsluitende Partij kunnen, met instemming van de andere Overeenkomstsluitende Partij en onder de voorwaarden die laatstgenoemde stelt, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere overeenkomstig lid 1 betrokken autoriteit aanwezig zijn en informatie verkrijgen die de verzoekende autoriteit ter uitvoering van het bepaalde in dit protocol nodig heeft met betrekking tot daden die met de douanewetgeving strijdige handelingen vormen dan wel kunnen vormen.
4
Naar behoren gemachtigde ambtenaren van een Overeenkomstsluitende Partij kunnen, met instemming van de andere Overeenkomstsluitende Partij en onder de voorwaarden die laatstgenoemde stelt, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde wordt verricht.
Artikel 8. Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt
1
De aangezochte autoriteit deelt de resultaten van het onderzoek schriftelijk mee aan de verzoekende autoriteit, samen met documenten, gewaarmerkte afschriften of andere ter zake dienende voorwerpen.
2
Deze informatie kan worden meegedeeld met gebruikmaking van systemen voor automatische gegevensverwerking.
3
De originelen van documenten worden slechts op verzoek toegezonden wanneer gewaarmerkte afschriften ontoereikend blijken. Deze originelen worden zo spoedig mogelijk geretourneerd.
Artikel 9. Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend
1
De bijstand kan worden geweigerd of van het voldoen aan bepaalde voorwaarden of vereisten afhankelijk worden gesteld wanneer een Overeenkomstsluitende Partij van mening is dat het verlenen van bijstand in het kader van deze overeenkomst:
- a.
afbreuk kan doen aan de soevereiniteit van Zuid-Afrika of van een lidstaat die op grond van dit protocol om bijstand is verzocht; of
- b.
de openbare orde, de staatsveiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar kan brengen, met name in de gevallen bedoeld in artikel 10, lid 2; of
- c.
de schending inhoudt van een industrieel, een handels- of een beroepsgeheim.
2
De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen op grond van het feit dat deze een onderzoek, een gerechtelijke vervolging of een lopende procedure zou storen. In dat geval raadpleegt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit om na te gaan of de bijstand kan worden verleend onder voorbehoud van regelingen of voorwaarden die de aangezochte autoriteit kan eisen.
3
Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. Het is dan aan de aangezochte autoriteit om te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek zal reageren.
4
In de in lid 1 en 2 bedoelde gevallen dienen het besluit van de aangezochte autoriteit en de redenen die het besluit ervoor verklaren, onverwijld aan de verzoekende autoriteit te worden meegedeeld.
Artikel 10. Uitwisseling van informatie en vertrouwelijkheid
1
Alle informatie die in welke vorm dan ook op grond van dit protocol wordt verstrekt, is vertrouwelijk of bestemd voor beperkte verspreiding, overeenkomstig de regels die bij elk van de Overeenkomstsluitende Partijen gelden. Zij valt onder de geheimhoudingsplicht en geniet de bescherming waarin wordt voorzien door de wetgeving terzake van de Overeenkomstsluitende Partij die de informatie heeft ontvangen, alsmede door de overeenkomstige bepalingen die op de communautaire instanties van toepassing zijn.
2
Persoonsgegevens kunnen slechts worden uitgewisseld indien de Overeenkomstsluitende Partij die ze zou ontvangen, zich ertoe verbindt aan die gegevens een ten minste gelijkwaardige bescherming te verlenen als die welke toepasselijk is in de Overeenkomstsluitende Partij die ze zou verstrekken. Met het oog daarop verstrekken de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar informatie over de door hen toegepaste normen, zo nodig met inbegrip van de rechtsnormen van de lidstaten van de Gemeenschap.
3
Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie bij gerechtelijke of administratieve procedures die worden ingesteld ingevolge de vaststelling van handelingen die in strijd zijn met de douanewetgeving, wordt geacht plaats te vinden ter uitvoering van dit protocol. De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen dan ook de overeenkomstig het bepaalde in dit protocol verkregen informatie en geraadpleegde bescheiden als bewijsmateriaal gebruiken in hun processen-verbaal, rapporten en getuigenverklaringen alsmede in gerechtelijke procedures en tenlasteleggingen. De bevoegde autoriteit die deze informatie heeft verstrekt of toegang tot de documenten heeft verschaft, wordt van dit gebruik in kennis gesteld.
4
De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de in dit protocol omschreven doeleinden gebruikt. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij dergelijke gegevens voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij de voorafgaande schriftelijke instemming te krijgen van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. Het gebruik van die informatie is dan onderworpen aan de door deze autoriteit opgelegde beperkingen.
Artikel 11. Deskundigen en getuigen
Een ambtenaar van een aangezochte autoriteit kan worden gemachtigd, binnen de grenzen van de hem verleende machtiging, als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is, en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of gewaarmerkte afschriften van bescheiden voor te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld voor welke gerechtelijke of administratieve instantie de betrokken ambtenaar moet verschijnen en over welk onderwerp en in welke functie of hoedanigheid de ambtenaar zal worden gehoord.
Artikel 12. Kosten van de bijstand
De Overeenkomstsluitende Partijen eisen van elkaar geen terugbetaling voor uitgaven die bij de toepassing van het bepaalde in dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van uitgaven voor deskundigen en getuigen, en uitgaven voor tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.
Artikel 13. Uitvoering
1
De uitvoering van dit protocol wordt toevertrouwd aan enerzijds de douaneautoriteiten van Zuid-Afrika, en anderzijds aan de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, zo nodig, aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. Deze instanties stellen alle praktische maatregelen en regelingen vast voor de toepassing van dit protocol, met inachtneming van de vigerende voorschriften op met name het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen aan de bevoegde instanties wijzigingen voorstellen die volgens hen in dit protocol moeten worden aangebracht.
2
De Overeenkomstsluitende Partijen plegen onderling overleg en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig dit protocol worden vastgesteld.
Artikel 14. Andere overeenkomsten
1
Rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en van haar lidstaten, geldt voor de bepalingen van dit protocol dat zij:
- —
geen gevolgen hebben voor de verplichtingen van de Overeenkomstsluitende Partijen op grond van andere internationale overeenkomsten of verdragen;
- —
worden geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die zijn of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lidstaten Zuid-Afrika;
- —
geen gevolgen hebben voor de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling, tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lidstaten, van eventueel voor de Gemeenschap van belang zijnde gegevens die verkregen zijn op de onder dit protocol vallende gebieden.
2
Niettegenstaande de bepalingen van lid 1 hebben de bepalingen van dit protocol voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die zijn of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Zuid-Afrika voorzover de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten onverenigbaar zijn met die van dit protocol.
3
Ten aanzien van vraagstukken in verband met de toepassing van dit protocol plegen de Overeenkomstsluitende Partijen overleg met elkaar om deze op te lossen in het kader van het krachtens artikel 97 van de overeenkomst opgerichte Samenwerkingsraad.