NJ 2018/80
Griffierecht; te late betaling ; ontslag van instantie op voet art. 127a Rv; rechtsmiddelenverbod; doorbrekingsgronden.
HR 02-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2760, m.nt. H.J. Snijders
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 december 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
15/02718
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Noot
H.J. Snijders
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS154347:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2760, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:1191, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑09‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑06‑2015
- Wetingang
Art. 123 lid 1, 127a, 353 lid 1 Rv; art. 3 lid 3 Wgbz
Essentie
Griffierecht; te late betaling ; ontslag van instantie op voet art. 127a Rv; rechtsmiddelenverbod; doorbrekingsgronden.
Ingevolge art. 127a lid 4 Rv staat geen hogere voorziening open tegen beslissingen ingevolge lid 2 en 3 van die bepaling (ontslag van instantie wegens te late betaling griffierecht). Een tegen een dergelijke beslissing gericht (cassatie)beroep is desondanks ontvankelijk indien wordt aangevoerd dat de rechter buiten het toepassingsgebied van lid 2 of 3 art. 127a Rv is getreden, dat lid 2 of 3 ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.