RvdW 2018/840
Procesrecht. Incidentele vordering in cassatie tot verbinden voorwaarde van zekerheidstelling aan (door hof uitgesproken) uitvoerbaarverklaring bij voorraad; maatstaf.
HR 06-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1115
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 juli 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/00034
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:204, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑02‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1408, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2018
ECLI:NL:HR:2018:1115, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑07‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:462, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑05‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑01‑2018
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Incidentele vordering in cassatie tot verbinden voorwaarde van zekerheidstelling aan (door hof uitgesproken) uitvoerbaarverklaring bij voorraad; maatstaf.
Met betrekking tot de vordering bedoeld in art. 235 Rv tot het verbinden van de voorwaarde van zekerheidstelling aan de uitvoerbaarheid bij voorraad van een in vorige instantie gegeven beslissing, gelden op overeenkomstige wijze de maatstaven, genoemd in HR 20 maart 2015, NJ 2015/158, voor de vordering om een beslissing die in een vorige instantie is gegeven, alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Bij de afweging van belangen die volgens die maatstaven moet worden gemaakt, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.