Protokol 43 houdende Verdrag betreffende de regeling der patenten voor Rijnschippers
Protokol 22
Geldend
Geldend vanaf 08-07-1925
- Bronpublicatie:
14-12-1922, Stb. 1925, 269 (uitgifte: 01-01-1925, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
08-07-1925
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-1925, Stb. 1925, 269 (uitgifte: 06-07-1925, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Binnenvaart
zijnde een aanvullend protokol op protokol 43 van 14 December 1922
Straatsburg, 22 December 1923.
De ondergeteekenden, leden der Commissie, zijn overeengekomen te verklaren, dat de bepalingen voorkomende in het Verdrag van 14 December 1922 met de interpretatieve verklaringen opgenomen in Protokol No. 27 van de eerste zitting van 1923, voorloopig toegepast zullen worden tot de algemeene herziening van het Verdrag van Mannheim van 17 October 1868 en dat op zijn laatst na het verstrijken van een termijn van twee jaar na het in werking stellen van het onderhavige Verdrag, deze bepalingen aan een hernieuwd onderzoek zullen worden onderworpen, aan de hand van de ondervinding, die ter zake gedurende dien tijd is opgedaan. In den tusschentijd zullen de Rijnvaart Commissarissen der verdragsluitende Regeeringen aan de Commissie alle ter zake dienstige inlichtingen verschaffen nopens de toepassing van genoemde bepalingen en de gevolgen, welke die toepassing heeft gehad voor de Rijnvaart.
Voorts is het wel te verstaan dat, in afwijking van de bepaling van art. 1 van het Verdrag, gedurende bovengenoemden termijn, de onderhavige bepalingen toepasselijk zulen[lees: zullen] zijn boven het Spijksche Veer en niet alleen boven de brug van Duisburg-Hochfeld.
Zoolang de afwijking, welke is vastgelegd in de vorige alinea, gehandhaafd wordt, zal de inhoudsspecificatie, opgesomd in art. 1 van het Reglement van 14 December 1922, geen toepassing vinden.
Het onderhavige protokol zal beschouwd worden als integreerend deel van de overeenkomst van 14 December 1922.