Protokol 43 houdende Verdrag betreffende de regeling der patenten voor Rijnschippers
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 08-07-1925
- Bronpublicatie:
14-12-1922, Stb. 1925, 269 (uitgifte: 01-01-1925, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
08-07-1925
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-1925, Stb. 1925, 269 (uitgifte: 06-07-1925, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Binnenvaart
De bezitter van een patent, die, op welke wijze ook, een aan hem verleend patent laat komen in handen van een persoon, die een zoodanig stuk niet bezit, met het oogmerk dien in de gelegenheid te stellen krachtens dit patent de scheepvaart op den Rijn uit te oefenen, zal, naar mate van de omstandigheden, worden gestraft met tijdelijke of definitieve intrekking van dit stuk.
Elk persoon, die, niet voorzien van een aan hem verleend patent, de scheepvaart op den Rijn uitoefent en zich daarbij bedient van een aan een ander persoon verleend patent, zal gedurende een termijn, naar mate van de omstandigheden te bepalen, van het verkrijgen van een schipperspatent zijn uitgesloten.