Rb. Rotterdam, 29-11-2010, nr. 364722 / KG ZA 10-1015
ECLI:NL:RBROT:2010:BO6099
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
29-11-2010
- Zaaknummer
364722 / KG ZA 10-1015
- LJN
BO6099
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2010:BO6099, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 29‑11‑2010; (Kort geding)
- Wetingang
Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten
- Vindplaatsen
JAAN 2011/19
JAAN 2011/28
Uitspraak 29‑11‑2010
Inhoudsindicatie
Aanbesteding met elektronische veiling. Kwaliteitsscore is omgezet in een malusbedrag. Aanbestedende dienst heeft daarbij met een staffel gewerkt, die voor aanvang van de elektronische veiling maar na inschrijving bekend is gemaakt. Bezwaar dat transparantiebeginsel is geschonden is te laat. Daarnaast kan niet worden geconcludeerd dat bekendmaking van de staffel na de preselectie niet aanvaardbaar is. Voorts komen de berekeningsmethode met betrekking tot de malusbedragen, de verschillen in de staffelbedragen en het aan eiseres berekende malusbedrag, rekening houdend met de door de aanbestedende dienst gehanteerde prijs/kwaliteitsverhouding van 40/60, niet buitenproportioneel, onredelijk of willekeurig voor.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 364722 / KG ZA 10-1015
Vonnis in kort geding van 29 november 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OCÉ-NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. T.H. Chen,
tegen
de stichting
STICHTING VOOR INTERCONFESSIONEEL BEROEPS- EN ALGEMEEN VORMEND ONDERWIJS EN VOLWASSEN-EDUCATIE VOOR ROTTERDAM EN OMSTREKEN,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.C.M. Fischer-Braams,
in welk geschil als tussenkomende partij optreedt,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RICOH NEDERLAND B.V.
gevestigd te ’s-Hertogenbosch
advocaat mr. T.R.M. van Helmond.
Partijen zullen hierna Océ, het Albeda College en Ricoh genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- -
de dagvaarding d.d. 18 oktober 2010, met producties
- -
de producties en pleitnotities van mr. Cheng
- -
de pleitnotities van mr. Fischer-Braams
- -
de incidentele conclusie tot primair tussenkomst en subsidiair voeging en de pleitnotities van mr. Van Helmond.
1.2.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 15 november 2010.
Ricoh heeft verzocht te mogen tussenkomen in dit geding. Ter zitting hebben Océ en het Albeda College verklaard geen bezwaar te maken tegen tussenkomst door Ricoh. De voorzieningenrechter heeft daarop de tussenkomst toegestaan, aangezien voldoende is gebleken dat Ricoh een belang heeft om benadeling of verlies van een haar toekomend recht te voorkomen en niet is gebleken dat het verzoek tot tussenkomst aan de vereiste spoed en de goede procesorde in dit kort geding in de weg staat.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1.
Op 23 maart 2010 heeft het Albeda College als aanbestedende dienst een niet-openbare aanbesteding aangekondigd voor een raamovereenkomst voor de levering van print- en kopieerpapier aan een groot aantal ROC’s, AOC’s en vakscholen. Het Albeda College is als penvoerder schriftelijk gemachtigd om bij deze aanbesteding namens deze scholen op te treden.
2.2.
In de selectiefase hebben zich zeven ondernemingen aangemeld als gegadigden. Het Albeda College heeft daarvan zes ondernemingen, waaronder Océ -de huidige leverancier van print- en kopieerpapier- en Ricoh, toegelaten tot de gunningsfase.
2.3.
Het bestek luidt voor zover thans van belang:
“(…)
- 1.
Inleiding
(…)
Mocht u desondanks tegenstrijdigheden, onvolkomenheden, onrechtmatigheden, onregelmatigheden en/of onjuistheden tegenkomen, dan wordt u verzocht de Penvoerder hiervan uiterlijk 16 juli 2010 op de hoogte te stellen via e-mail (…). Indien naderhand blijkt dat het Bestek tegenstrijdigheden, onvolkomenheden, onrechtmatigheden, onregelmatigheden en/of onjuistheden bevat en deze niet door u is opgemerkt en/of u de Penvoerder hier niet tijdig schriftelijk van op de hoogte hebt gesteld, zijn deze voor uw eigen risico. U bent alsdan niet ontvankelijk in enige (latere) vordering gericht tegen de vermeende tegenstrijdigheid, onvolkomenheid, onjuistheid, onrechtmatigheid en/of onregelmatigheid anderszins (…).
(…)
Door het uitbrengen van een inschrijving verklaart Inschrijver zich akkoord met alle in hoofdstuk 1 tot en met 7 van dit Bestek genoemde voorwaarden.
(…)
4. Procedure
(…)
4.4 Vragen over Bestek
Vragen over dit Bestek kunnen (…) worden gericht aan de Penvoerder (…).
De vragen en antwoorden daarop zullen geanonimiseerd worden gepubliceerd in een Nota van inlichtingen (….).
Uiterste datum tot stellen vragen is 7 juli 2010
(…)
Alle verschenen Nota’s van Inlichtingen (één of meer) maken integraal onderdeel uit van dit Bestek en prevaleren boven het overige deel van het Bestek.
(…)
4.5 Veiling
Zoals eerder vermeld in dit aanbestedingsdocument wordt na beoordeling van de offertes het aanbestedingstraject voortgezet met een elektronische veiling. De Inschrijvers die voldoen aan de eisen die gesteld zijn in het bestek mogen meedoen aan deze e-veiling.
De definitieve e-Veiling wordt op dinsdag 31 augustus 2010 gehouden. De uitnodigingen voor deze e-Veiling zullen uiterlijk op donderdag 26-08-2010 worden verstuurd. Voorafgaande aan de e-veiling wordt een trainingsveiling gehouden.
(…)
7. Gunning
Gunning vindt plaats op basis van de economisch meest voordelige inschrijving waarbij de onderstaande criteria worden meegenomen:
- 1.
de (laagste) prijzen voor 75 of 80 gr wit A4-papier;
- 2.
de mate van instemming met de in dit Bestek opgenomen eisen en wensen (vraag 20);
3.
kwaliteit en milieu (vragen 18 t/m 19);
4.
het logistieke proces;
5.
de beantwoording van de overige vragen uit hoofdstuk 8 (vraag 21);
6.
de in de pre-selectie behaalde score.
(…)
Met de vragen 1 t/m 23 zijn maximaal 4300 punten te behalen.
(…)
7.1
Veiling
Tijdens de e-veiling worden prijzen geboden voor wit papier, A4 formaat, conform de specificaties in dit Bestek.
(…)
Bij aanvang van de veiling wordt het maximaal te behalen aantal punten op de vragen uit hoofdstuk 6 en 8, gekwantificeerd naar een malusbedrag dat als een vaste kwaliteitswaarde per Inschrijver wordt verrekend in de totale kostenformule gedurende de veiling. Zie de veilingconfiguratie (…) voor details omtrent de totale kostenformule.
Nadat deze waarden per Inschrijver zijn vastgesteld, worden deze voorafgaand aan de e-veiling aan de desbetreffende inschrijvers gecommuniceerd via de uitnodigingsbrief voor de veiling (…).
7.2
Gunningscriteria
De initiële inschrijving (tegelijkertijd openingsbieding voor de e-veiling) wordt bepaald aan de hand van de prijzen zoals door inschrijver opgegeven in bijlage C.
De beoordeling van het kwantitatieve gunningscriterium Prijs vindt plaats met behulp van een elektronische veiling.
Het startbod van een inschrijver voor de elektronische veiling wordt evenals de kwaliteitswaarde via de uitnodigingsbrief bevestigd naar de Inschrijvers. Elke inschrijver ontvangt alleen zijn eigen waarden en niet die van de overige inschrijvers.
(…)
Na afloop van de e-veiling wordt voorlopig gegund aan de Inschrijver die de beste totale kostenwaarde behaalt (=economisch meest voordelige aanbieding).
(…).
(…)”.
- 2.4.
De in het bestek genoemde veilingconfiguratie luidt voor zover thans van belang:
“(…)
Artikel 5: Kavels
- 1.
Voor perceel Print- en kopieerpapier geldt de volgende totale kostenformule:
TK = ([Prijs_A4_doos] * [Aantal_A4_doos]) + [KW]
TK = Totale kosten
Prijs_A4_doos = Prijs doos A4 à 2500 vel
Aantal_A4_doos = Aantal dozen A4 à 2500 vel
KW = Kwaliteitswaarde
(…)
3. Vaste waarde:
- -
Aantal dozen A4 à 2500 vel = 100.000
4. De kwaliteitswaarde betreft een vaste waarde en wordt individueel (per aanbieder) op basis van de Inschrijving vastgesteld.
(…)”.
- 2.5.
Naar aanleiding van vragen van de aanbieders is op 10 augustus 2010 een Nota van Inlichtingen verschenen (hierna: NVI 1). Vraag 21, die betrekking heeft op paragraaf 7.1 van het bestek, luidt:
“Kan aanbestedende partij s.v.p. meer inzicht geven in de totstandkoming van de ‘vaste kwaliteitswaarde’, wat is de maximale score en hoe deze zich verhoudt ten opzichte van de uitkomst van de ‘TK formule’? (Met ander woorden, hoe zwaar wordt de kwaliteit meegewogen?)”.
Het antwoord van het Albeda College op die vraag luidt als volgt:
“De vaste kwaliteitswaarde wordt aan de hand van de beoordeling van de antwoorden in de uitgebrachte offerte vastgesteld en dient als uitgangspunt voor de score aan het begin van de veiling. Uitgangspunt is een kwaliteit/prijsverhouding van 60/40”.
- 2.6.
Naar aanleiding van nadere vragen van de aanbieders is op 12 augustus 2010 een Tweede Nota van Inlichtingen verschenen (hierna: NVI 2).
- 2.7.
De zes geselecteerde ondernemingen, waaronder Océ en Ricoh, hebben vóór de sluitingsdatum op 19 augustus 2010 een offerte ingediend.
- 2.8.
De brief van het Albeda College aan Océ d.d. 9 september 2010 luidt voor zover van belang:
“(…)
Hierbij ontvangt u de uitnodiging voor de e-veiling (…). De e-veiling plaats op
Datum: 24 september 2010
Tijd: 10.00 uur
(…)
Ten aanzien van de e-veiling heeft MBO Inkoopgroep de volgende waarden voor u vastgesteld:
Biedparameters
Prijs doos A4 à 2500 vel: € 13.58
Overige waarden
Kwaliteitswaarde: € 200.000
Zie Bijlage Toelichting Kwaliteitswaarde voor nadere details omtrent de bepaling van de kwaliteitswaarde.
(…)
De maximale score voor de beoordeling van de gunningscriteria bedraagt 4300 punten. Uw score bedraagt 3000 punten.
(…)”.
- 2.9.
De onder 2.8 genoemde Bijlage ‘Toelichting kwaliteitswaarde’ luidt voor zover thans van belang:
“(…)
De kwaliteitswaarde is als volgt berekend:
Huidige prijs doos A4 à 2500 vel: € 11,00
(Gemiddeld huidige prijs (afgerond) MBO Inkoopgroep deelnemers)
Aantal dozen: 100.000
Totale waarde: € 1.100.000,00
Het uitgangspunt bij de bepaling van de kwaliteitswaarde is een prijs/kwaliteitverhouding van 40/60.
De totale ‘prijswaarde’ is zoals hierboven aangegeven € 1.100.000,00 en vormt 40%. Conform de 40/60 verhouding vormt de kwaliteitswaarde 60%.
De totale kwaliteitswaarde is daarmee € 1.650.000,00.
Punten Kwaliteitswaarde in €
3871 – 4300 0
3441 – 3870 100.000
3011 – 3440 200.000
2581 – 3010 300.000
2151 – 2580 450.000
1721 – 2150 600.000
1291 – 1720 750.000
861 – 1290 1.000.000
431 – 860 1.300.000
0 – 430 1.650.000
afhankelijk van het aantal punten behaald in de beoordeling wordt de kwaliteitswaarde vastgesteld per aanbieder. Een aanbieder met bijvoorbeeld krijgt een kwaliteitswaarde van € 100.000 toegekend.
Deze kwaliteitswaarde wordt als malus toegevoegd aan de door u geboden prijs voor 100.000 dozen wit A4 papier à 2500 vel.
De beste score bij aanvang van de veiling is € 1.393.000.
(…)”.
- 2.10.
Brieven van 9 september 2010 en 15 september 2010 heeft Océ het Albeda College verzocht de wijze van malusverdeling als bedoeld onder 2.9 te heroverwegen.
- 2.11.
Het Albeda College heeft bij e-mail van 16 september 2010 bericht dat zij niet tot heroverweging overgaat.
- 2.12.
Op 22 september 2010 heeft een trainingsveiling plaatsgevonden. Zowel Océ als Ricoh hebben aan deze trainingsveiling deelgenomen.
- 2.13.
Op 24 september 2010 heeft de elektronische veiling plaatsgevonden.
- 2.14.
Bij brief van 5 oktober 2010 heeft het Albeda College aan Océ bericht dat zij voornemens is de opdracht aan Ricoh te gunnen. Deze brief luidt voor zover thans van belang:
“(…)
In onderstaande tabel ziet u uw score, de maximaal te behalen score alsmede de eindscore van de winnaar.
Océ Nederland B.V. Te behalen resultaat Ricoh Nederland B.V.
3000 4300 60% Programma van Eisen en Wensen 3925
100 100 Informatie en samenwerking
240 600 Overleg en rapportage
1550 2100 Logistiek
180 200 Prijzen en condities
100 100 Facturering
620 900 Kwaliteit en milieu
210 300 Overige wensen
40% Prijzenblad (bijlage 4)
200.000 Malus kwaliteitswaarde 0
€ 11,44 doos wit A4 papier à 2500 vel inclusief € 11,30
malus
(…)”.
- 3.
Het geschil
De vordering van Océ
- 3.1.
Océ vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- I)
het Albeda College te verbieden de opdracht van de aanbestedingsprocedure “Print- en kopieerpapier” definitief te gunnen aan Ricoh,
- II)
het Albeda College te gebieden de aanbestedingsprocedure “Print- en kopieerpapier” te staken en gestaakt te houden,
- III)
het Albeda College, indien zij de Opdracht van de aanbestedingprocedure “Print- en kopieerpapier” alsnog wenst te gunnen, te gelasten hiervoor een heraanbesteding uit te voeren waarbij gunningscriteria worden gehanteerd die in een redelijke verhouding staan tot de aard en omvang van de opdracht.
Een en ander met veroordeling van het Albeda College in de proceskosten.
- 3.2.
Océ stelt hiertoe -kort gezegd- dat het Albeda College het transparantiebeginsel heeft geschonden door in het bestek niet te vermelden hoe de malusbedragen zouden worden berekend. Het Albeda College heeft aldus naar willekeur heeft kunnen handelen door de staffelgrenzen te bepalen op het moment dat de kwaliteitsscores bekend waren. Voorts stelt Océ dat het aan haar berekende malusbedrag en de verschillen in de staffelbedragen buitenproportioneel groot zijn. De door het Albeda College gehanteerde malusbedragen zijn niet conform de op de papiermarkt gebruikelijke prijsverschillen.
- 3.3.
Het Albeda College en Ricoh voeren verweer.
- 3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De vordering van Ricoh (in tussenkomst)
- 3.5.
Ricoh vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) Océ niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar vorderingen af te wijzen,
2) het Albeda College te gebieden de opdracht voor levering van print- en kopieerpapier binnen twee weken definitief te gunnen aan Ricoh, voor zover zij de aanbestede opdracht nog altijd wenst te gunnen.
Een en ander met veroordelen van Océ of het Albeda College in de kosten van het incident en de hoofdzaak, vermeerderd met de wettelijke rente.
- 3.6.
Océ voert verweer.
- 3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.
De beoordeling
De vordering van Océ
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit reeds uit de aard van de vordering voort. Het Albeda College heeft het spoedeisend belang bovendien niet betwist.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer is het verweer van het Albeda College en Ricoh dat Océ te laat is met haar bezwaren tegen (de wijze van berekening van) het aan haar berekende malusbedrag.
4.3.
Naar vaste jurisprudentie mag van een inschrijver een zekere proactieve houding verwacht worden en mag van hem verwacht worden dat hij tegen onduidelijkheden of onvolkomenheden in aanbestedingsstukken opkomt in een stadium waarin deze nog ongedaan kunnen worden gemaakt (HvJ EG 12 februari 2004, zaaknr. C-230/02 Grossman). Daarnaast mag verwacht worden dat de inschrijver behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettend is (HvJ EG 29 april 2004, zaaknr. C-496/66 Succhi di Frutta). In dit verband heeft het Albeda College in hoofdstuk 1 en 4.4 van het bestek (zie 2.3) de inschrijvers ook de mogelijkheid geboden eventuele tegenstrijdigheden, onvolkomenheden, onrechtmatigheden, onregelmatigheden en/of onjuistheden te melden en (aanvullende) vragen te stellen. Hierbij is uitdrukkelijk vermeld dat het niet of het niet tijdig melden van het voorgaande voor risico van de inschrijver komt. Bovendien is in hoofdstuk 1 van het bestek bepaald dat de inschrijver zich door het uitbrengen van een inschrijving akkoord verklaart met alle in hoofdstuk 1 tot en met 7 van het bestek genoemde voorwaarden.
4.4.
Met betrekking tot de in het geding zijnde malusbedragen is in hoofdstuk 7.1 van het bestek bepaald dat bij aanvang van de veiling het aantal kwaliteitspunten wordt gekwantificeerd naar een malusbedrag dat als een vaste kwaliteitswaarde per inschrijver wordt verrekend in de totale kostenformule gedurende de veiling. In art. 5 van de als bijlage bij het bestek gevoegde veilingconfiguratie is vervolgens de kostenformule vermeld en is tevens bepaald dat de kwaliteitswaarde een vaste waarde betreft en individueel (per aanbieder) op basis van de inschrijving wordt vastgesteld.
4.5.
Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen had het op de weg van Océ gelegen om tijdig, doch in ieder geval vóór inschrijving eventuele onduidelijkheden of onvolkomen met betrekking tot de vaststelling van voornoemde kwaliteitswaarde te melden of vragen te stellen. Océ heeft dat evenwel niet gedaan. Ook naar aanleiding van het antwoord op vraag 21 in NVI 1 betreffende de totstandkoming van de kwaliteitswaarde en de kwaliteit/prijsverhouding heeft Océ geen nadere vragen gesteld of opmerkingen gemaakt omtrent de wijze van vaststelling van de malusbedragen. Eerst na inschrijving en na bekendmaking van het aan haar berekende malusbedrag heeft Océ geklaagd bij het Albeda College.
4.6.
Op grond van het voorgaande is Océ naar het oordeel van de voorzieningenrechter te laat met haar bezwaar dat in het bestek niet is vermeld hoe de malusbedragen zouden worden berekend en dat het Albeda College daarmee het transparantiebeginsel heeft geschonden. De stelling dat Océ, gelet op hetgeen de Hoge Raad in het arrest van 26 juni 2009 (LJN: BI0467) heeft overwogen, het beroep op rechtsverwerking niet kan worden tegengeworpen, wordt verworpen nu dit niet uit voornoemd arrest valt af te leiden.
4.7.
Daarnaast acht de voorzieningenrechter het navolgende van belang.
Océ klaagt er over dat omzetting van de kwaliteitsscore in een malusbedrag van te voren niet op heldere wijze duidelijk is gemaakt. Het gaat evenwel niet om wijziging van in het bestek vastgelegde gunningscriteria. De tekst van hoofdstuk 7.1 van het bestek is bovendien duidelijk en overigens is niet aannemelijk gemaakt dat, indien de staffel eerder bekend zou zijn gemaakt, zulks de voorbereiding van Océ in relevante mate had beïnvloed. Hoewel het mogelijk beter was geweest indien de staffel in de aanbestedingsstukken was opgenomen, leidt zulks, nu uit zowel de algemene beginselen van aanbestedingsrecht als art. 57 BAO, dat specifiek over veilingen gaat, geen verplichting daartoe kan worden afgeleid, niet tot de conclusie dat bekendmaking van die staffel na de preselectie niet aanvaardbaar zou kunnen zijn.
4.8.
Ten aanzien van het bezwaar van Océ dat het aan haar berekende malusbedrag en de verschillen in de gestaffelde malusbedragen buitenproportioneel groot zijn, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
4.9.
Uit NVI 1 blijkt dat in de onderhavige aanbesteding het subgunningscriterium ‘prijs’ voor 40% meetelt en het subgunningscriterium ‘kwaliteit’ voor 60%. Gesteld noch gebleken is dat Océ bezwaar tegen die prijs/kwaliteit-verhouding heeft (gemaakt). De voorzieningenrechter gaat er derhalve vanuit dat Océ wist en accepteerde dat de kwaliteit in de totale aanbieding relatief zwaar zou wegen.
Voorts is niet gebleken dat Océ bezwaar heeft gemaakt tegen de beoordeling van haar inschrijving door het Albeda College, waarbij het Albeda College aan Océ 3000 van de maximaal 4300 te behalen kwaliteitspunten heeft toegekend.
4.10.
Ter zitting heeft het Albeda College toegelicht dat zij per 10% van de maximaal 4300 te behalen punten voor kwaliteit een malusbedrag van de totale kwaliteitswaarde van
€ 1.650.000 heeft bepaald. Omdat verdeling van de kwaliteitswaarde in stappen van 10% tot onevenredig grote stappen zou leiden, heeft zij die stappen verkleind. Concreet bekent een kwaliteitswaarde van € 100.000,-- een malusbedrag van € 1,-- per doos A4-papier.
4.11.
Océ stelt weliswaar dat zij bij kleinere staffelbedragen wel als economisch meest voordelige inschrijver zou zijn beoordeeld, maar in het door haar ter zitting gegeven voorbeeld heeft zij geen rekening gehouden met de voornoemde prijs/kwaliteitsverhouding van 40/60. Océ heeft verder geen voorbeeld gegeven van een berekening van de malusbedragen waarbij zij, rekeninghoudend met de prijs/kwaliteitverhouding van 40/60, de economisch meest voordelige inschrijver zou zijn. Op grond van de ter zitting door het Albeda College voorgehouden berekening waarbij een maluswaarde per punt is toegekend, zou aan Océ zelfs nog een groter malusbedrag zijn toegekend.
Het verweer dat de prijsverschillen op de papiermarkt veel kleiner zijn dan de verschillen in de door het Albeda College vastgestelde malusbedragen, leidt ook niet tot het oordeel dat laatstgenoemde verschillen buitenproportioneel groot zijn. In kader van dit verweer verliest Océ -wederom- uit het oog dat het Albeda College aan de kwaliteit relatief veel gewicht toekent. De omstandigheid dat -zoals Océ stelt- de verschillen in kwaliteit tussen papiersoorten gering zijn, maakt een en ander niet anders. Uit het bestek blijkt immers voldoende dat het bij kwaliteit niet alleen om de papiersoort gaat, maar ook om de dienstverlening.
4.12.
Tegen de achtergrond van het voorgaande en rekening houdend met de door het Albeda College gehanteerde prijs/kwaliteitsverhouding van 40/60, komen voormelde berekeningsmethode, de verschillen in de staffelbedragen en het aan Océ berekende malusbedrag (dat per abuis op € 200.000,-- is berekend in plaats van € 300.000,-- conform het staffelbedrag bij een puntentotaal van 3000 punten) de voorzieningenrechter niet buitenproportioneel, onredelijk of willekeurig voor.
4.13.
Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van Océ zullen worden afgewezen.
De vordering van Ricoh
4.14.
Nu het Albeda College zich niet heeft verzet tegen de vordering van Ricoh om het Albeda College te gebieden de opdracht voor levering van print- en kopieerpapier aan definitief aan haar te gunnen, zal deze vordering, voor zover het Albeda College deze opdracht nog steeds wenst te gunnen, worden toegewezen.
Proceskosten
4.15.
Océ zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van zowel het Albeda College als Ricoh. De door het Albeda College gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen als hierna vermeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
ten aanzien van de vordering van Océ:
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Océ in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van het Albeda College begroot op € 560,-- aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt Océ, indien Océ niet binnen de gestelde termijn aan de proceskostenveroordeling voldoet, tot betaling van € 131,-- aan nakosten, verhoogd met
€ 68,-- aan betekeningskosten in het geval betekening van de executoriale titel plaatsvindt,
ten aanzien van de vordering van Ricoh
5.4.
gebiedt het Albeda College om, voor zover zij de ten processe bedoelde opdracht voor levering van print- en kopieerpapier wenst te gunnen, deze opdracht binnen twee weken na betekening van dit vonnis definitief te gunnen aan Ricoh,
5.5.
veroordeelt Océ in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Ricoh begroot op € 560,-- aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2010, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Bosch, griffier