Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Rb. Amsterdam, 19-07-2021, nr. 13/255621-19 (Promis)
ECLI:NL:RBAMS:2021:3708, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
19-07-2021
- Zaaknummer
13/255621-19 (Promis)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2021:3708, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 19‑07‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2024:1554, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2021-0605
Uitspraak 19‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Schietincident in een pizzeria aan het Hugo de Grootplein in Amsterdam. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de schutter is geweest en veroordeelt hem tot een gevangenisstraf van 24 jaar voor medeplegen van een poging moord en een gekwalificeerde doodslag. De rechtbank acht het alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk en verwerpt dit.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/255621-19 (Promis)
Datum uitspraak: 19 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, door verdachte opgegeven verblijfsadres: [verblijfadres] , [verblijfplaats] ,
gedetineerd in [naam Justitieel Complex] .
1. Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 16, 17 en 21 juni 2021. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 5 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.P.A. Kint naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd zoals op de terechtzitting van 16 juni 2021 nader is omschreven dat hij zich op 23 oktober 2019 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. Medeplegen van gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer 1] door hem met een vuurwapen in zijn nek te schieten, subsidiair ten laste gelegd als doodslag.
2. Medeplegen van poging tot moord dan wel doodslag op [slachtoffer 2] door hem met een vuurwapen in zijn buik te schieten.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezen verklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van beide feiten acht zij het ten laste gelegde medeplegen bewezen. In haar op schrift gestelde requisitoir, heeft zij hiertoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het alternatief scenario van [verdachte] (waarover hij wisselend heeft verklaard) wordt weerlegd door de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de hand van zijn op schrift gestelde pleitnota primair bepleit dat niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat [verdachte] de schutter is. [verdachte] moet daarom integraal worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde oogmerk als kwalificerend bestanddeel niet kan worden vastgesteld zodat [verdachte] als gevolg daarvan moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag.
Ten aanzien van het primaire standpunt
Het dossier bevat een aantal contra-indicaties voor de stelling dat [verdachte] de schutter is geweest. Ten eerste is [verdachte] bij een enkelvoudige fotoconfrontatie door meerdere getuigen niet herkend. Ten tweede ziet [verdachte] een duidelijk verschil in postuur tussen zichzelf en de schutter. Dit wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] en de beelden van [verdachte] in MacDonalds. Ook heeft [verdachte] verklaard dat zijn manier van lopen niet overeenkomt met de manier van lopen van de schutter. Dit wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] . Verder is niet het DNA van [verdachte] , maar dat van een onbekende man A aangetroffen op de deurpost van de pizzeria, terwijl op de beelden te zien is dat de schutter deze heeft aangeraakt.
Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat het mogelijk is dat het door [verdachte] geschetste scenario heeft plaatsgevonden nádat de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] de Volkswagen Golf hebben zien wegrijden, omdat verdachte pas ruim twintig minuten na de schietpartij is aangehouden. Ten aanzien van het aangetroffen DNA van [verdachte] op het vuurwapen, de zwarte leren jas en de hoodie heeft [verdachte] een verklaring gegeven die past in het door hem geschetste scenario. [verdachte] heeft het wapen immers aangeraakt toen hij het aantrof in de auto nadat het feit was gepleegd door een ander (volgens [verdachte] ene [naam 1] ). De overige voorwerpen heeft hij aangeraakt zowel voorafgaand aan als nadat het feit heeft plaatsgevonden. In dit scenario is het ook mogelijk dat het DNA van [verdachte] op de jas van [slachtoffer 2] terecht is gekomen door secundaire overdracht, namelijk doordat de schutter in een worsteling met [slachtoffer 2] is geraakt terwijl de schutter de jas van [verdachte] droeg. Ten aanzien van de schotresten op de handen van [verdachte] heeft de raadsman bepleit dat deze daar terecht kunnen zijn gekomen nadat het feit door een ander is gepleegd.
[verdachte] ontkent de schutterstelefoon (* [nummer] ) te hebben gebruikt. Het gebrekkige Engels dat in de berichten op deze telefoon wordt gebruikt is hiervoor een contra-indicatie, omdat [verdachte] geschoold Engels stelt te spreken. Ten aanzien van de contacten met [naam 2] en [medeverdachte 1] met zijn privételefoon heeft [verdachte] verklaard dat deze hebben plaatsgevonden in de context van de verkoop van hennep. Deze verkoop heeft plaatsgevonden tijdens hun ontmoeting bij restaurant [naam restaurant] .
Ten aanzien van het subsidiaire standpunt
[verdachte] ontkent dat hij de schutter is en derhalve ontkent hij met het bedoelde oogmerk te hebben gehandeld. Het oogmerk om de uitvoering van de poging moord op [slachtoffer 2] gemakkelijk te maken of straffeloosheid te verzekeren kan ook niet worden vastgesteld op grond van andere bewijsmiddelen. Hierbij is van belang dat de schutter niet meer op [slachtoffer 2] heeft geschoten nadat hij op [slachtoffer 1] schoot. De poging tot moord op [slachtoffer 2] had al plaatsgevonden voordat op [slachtoffer 1] werd geschoten. Het schieten op [slachtoffer 1] kan daarom niet dienen om de poging tot moord op [slachtoffer 2] gemakkelijk te maken. Ook kan niet worden bewezen dat de schutter het oogmerk had om de vlucht mogelijk te maken. Het kan namelijk ook zijn dat de schutter heeft geschoten met het doel om zichzelf te beschermen. Een contra-indicatie voor het oogmerk om te vluchten is bovendien dat de schutter alle gelegenheid heeft gehad om na de worsteling op [slachtoffer 2] te schieten zodat hij hem niet zou hinderen in de vlucht, maar daar heeft de schutter uitdrukkelijk niet voor gekozen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van gekwalificeerde doodslag en het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van een poging tot moord bewezen en overweegt hiertoe als volgt.
4.3.1.
Tijdlijn en bewijsoverwegingen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.1.
Schietincident op 23 oktober 2019
Om 15:41 uur loopt een persoon (hierna: de schutter) vanuit de Rombout Hogerbeetsstraat, over de Tweede Hugo de Grootstraat, het Hugo de Grootplein op. De schutter loopt om 15:43 uur pizzeria La Piccola Baracca (hierna: de pizzeria) binnen.2.Op dat moment staat [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) bij het raam. [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) zit samen met een onbekend gebleven persoon aan de bar. Op camerabeelden is te zien dat de schutter een vuurwapen vast heeft en recht op [slachtoffer 2] afloopt. De schutter laadt het vuurwapen en schiet vervolgens richting [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] verdedigt zichzelf door een barkruk richting de schutter te gooien waarna een worsteling ontstaat tussen de schutter en [slachtoffer 2] . Hierbij schiet de schutter tweemaal.3.Tijdens de worsteling steekt de schutter zijn linkerhand onder de rechterarm van [slachtoffer 2] door en raakt met zijn linkerhand de achterkant van de jas van [slachtoffer 2] aan.4.Tijdens de worsteling tussen de schutter en [slachtoffer 2] pakt [slachtoffer 1] de schutter van achteren vast aan zijn jas. De schutter brengt dan het vuurwapen achter de rug van [slachtoffer 1] en schiet waarbij hij [slachtoffer 1] raakt. [slachtoffer 1] komt direct ten val. In de tussentijd weet [slachtoffer 2] achter de bar te vluchten. De schutter kijkt nog richting [slachtoffer 2] en richt het vuurwapen daarbij op hem, maar verlaat de pizzeria. Voordat de schutter wegrent, pakt hij met zijn linkerhand de deurpost vast. Vervolgens rent hij weg in de richting van Albert Heijn op de Frederik Hendrikstraat.5.Op camerabeelden van dit filiaal van Albert Heijn is om 15:42 uur6.een rennende persoon vanaf het Hugo de Grootplein te zien.7.
[slachtoffer 1] is ter plekke overleden door verwikkelingen van één doorschot door de romp.8.[slachtoffer 2] heeft een schotwond in zijn buik opgelopen en heeft een spoedoperatie aan zijn darmen ondergaan.9.[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de schietpartij een gevolg is van een probleem in zijn thuisland. In het verleden is drie maal eerder gepoogd om zijn leven te beëindigen. Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard dat er een man de pizzeria binnenkwam en dat die man, zodra hij binnen was, zijn kleding omhoog trok en een pistool uit zijn broeksband trok. De man laadde het pistool en richtte op [slachtoffer 2] .10.
Tussenconclusie
Gelet op de ogenschijnlijk doelbewuste gang van de schutter richting [slachtoffer 2] , het ontstane letsel bij [slachtoffer 2] en diens verklaring komt de rechtbank tot de conclusie dat het gelet op de uiterlijke verschijningsvorm niet anders kan dan dat het de bedoeling van de schutter was [slachtoffer 2] te doden.
Vlucht schutter en aanhouding [verdachte]
Getuige [getuige 5] heeft kort na het schietincident verklaard dat hij buiten stond (de rechtbank begrijpt: op het Hugo de Grootplein) en dat hij een man de pizzeria in zag lopen. Hooguit vijf seconden later hoorde [getuige 5] ongeveer vijf knallen. Na de knallen zag [getuige 5] dezelfde man de pizzeria uit lopen. De man liep de Frederik Hendrikstraat op.11.
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij als monteur werkzaam was op de Frederik Hendrikstraat toen hij schoten hoorde. Kort na het horen van de schoten zag [getuige 6] twee mannen rennen. De man aan de overkant van de straat had een vuurwapen dat hij met zijn linkerhand in zijn trui vasthield. [getuige 6] zag vervolgens een vrouw achter de man aanrennen. De man met het vuurwapen rende vervolgens linksaf de bocht om. Een collega van [getuige 6] heeft foto’s gemaakt van de man.12.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij rond 15:45 uur op de Tweede Hugo de Grootstraat richting het Hugo de Grootplein reed toen zij meerdere knallen hoorde. [getuige 4] heeft haar auto geparkeerd en is naar de pizzeria gerend. Van een paar werkmannen begreep [getuige 4] dat de man rechtdoor en linksaf de eerste straat in was gerend. Daarop heeft [getuige 4] tegen een motorrijder gezegd: "ga erachteraan". [getuige 4] is zelf ook achter de man aangerend en zag hem op de Rombout Hogerbeetsstraat ter hoogte van nummer [huisnummer] aan de bestuurderskant van een donkergrijze Volkswagen voorzien van een Belgisch kenteken [kenteken] instappen. [getuige 4] heeft verder niemand in de auto gezien. De man in de auto reed vervolgens achteruit de straat uit richting de Eerste Hugo de Grootstraat. Daarna is hij naar de Gillis van Ledenberchstraat gereden.13.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op zijn motor op de Frederik Hendrikstraat reed toen hij werd aangesproken door een vrouw. De vrouw zei hem dat hij achter een man aan moest gaan die op de stoep rende. [getuige 3] zag een man de Eerste Hugo de Grootstraat inrennen. De man hield zijn handen voor zijn buik, alsof hij iets vast probeerde te houden ter hoogte van zijn buik. [getuige 3] is achter deze man aangereden en heeft van anderen gehoord dat de man linksaf de Rombout Hogerbeetsstraat in was gerend. [getuige 3] zag dat de man ter hoogte van nummer [huisnummer] in een grijskleurige Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] is gestapt. [getuige 3] heeft zijn motor voor de auto gezet en heeft gezien dat de man de enige persoon in de auto was. De man is vervolgens achteruit de Rombout Hogerbeetsstraat uitgereden, rechtsaf de Eerste Hugo de Grootstraat op en in de richting van de Gillis van Ledenberchstraat gereden.14.[getuige 3] heeft verklaard dat de man was gekleed in onder meer een zwart T-shirt met glitters erop en een zwarte hoodie met capuchon.15.
Om 16:01 uur zien agenten een grijskleurige Volkswagen Golf voorzien van Belgisch kenteken [kenteken] rijden op de Haarlemmerweg. De bestuurder van het voertuig wordt aangehouden en blijkt verdachte [verdachte] te zijn (hierna: [verdachte] ).16.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt vast dat de getuigenverklaringen van [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 4] en [getuige 3] op elkaar aansluiten en elkaar in tijd opvolgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat kan worden geconcludeerd dat de schutter vanuit de pizzeria naar de Rombout Hogerbeetsstraat is gerend en daar, ter hoogte van nummer [huisnummer] , in de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken]17.is gestapt en is weggereden. De schutter zat op dat moment alleen in de auto.
Volkswagen Golf
De Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] is in beslag genomen18.en bleek op naam te staan van [naam 3] .19.In het voertuig werd een aantal relevante voorwerpen aangetroffen en in beslag genomen:
- Vuurwapen20.;
- Leren jas21..
- Nokia telefoon22.;
- Samsung telefoon23.;
Onderzoeken aan het vuurwapen
Vergelijkend kogel- en hulsonderzoek
Na het schietincident zijn in de pizzeria drie hulzen (AAMM0355NL, AAMM0354NL, AAMM0353NL24.), drie kogels (AAMC4948NL25., AAMB9732NL26., AAMB9733NL27.) en een kogelmantel (AAMM0352NL28.) in beslag genomen. Door middel van een zogeheten vergelijkend kogel- en hulsonderzoek is onderzocht of deze hulzen en kogels kunnen zijn verschoten met het in beslag genomen vuurwapen. Uit het vergelijkend hulsonderzoek is gebleken dat ten aanzien van iedere in beslag genomen huls geldt dat de resultaten van het onderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer de hypothese dat de huls is verschoten met het in beslag genomen vuurwapen waar is, dan wanneer de hypothese dat de huls is verschoten met een ander vuurwapen waar is.29.
Uit het vergelijkend kogelonderzoek is gebleken dat ten aanzien van alle in beslag genomen kogels en ten aanzien van de kogelmantel geldt dat de resultaten van het onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de hypothese dat de kogels en de kogelmantel zijn afgevuurd uit de loop van het in beslag genomen vuurwapen waar is, dan wanneer de hypothese dat de kogels en de kogelmantel zijn afgevuurd uit een andere loop waar is.30.
DNA-onderzoek
Verschillende delen van het wapen zijn bemonsterd31.en onderzocht. Uit de bemonstering van de ruwe delen van het vuurwapen (AAMR9975NL#01) is een DNA-mengprofiel van ten minste drie personen verkregen. Een deel van het DNA in de bemonstering kan afkomstig zijn van [verdachte] . Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van [verdachte] waar is dan wanneer de hypothese dat de bemonstering geen DNA van [verdachte] bevat, maar alleen van willekeurige onbekende, niet aan [verdachte] verwante personen waar is.
Uit de bemonstering van de loop (AAMR9976NL#01) is een DNA-mengprofiel van ten minste twee personen verkregen. Een deel van het DNA in de bemonstering kan afkomstig zijn van [verdachte] . Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van [verdachte] waar is dan wanneer de hypothese dat de bemonstering geen DNA van [verdachte] bevat, maar alleen van willekeurige onbekende, niet aan [verdachte] verwante personen waar is.
Uit de bemonstering van de scherpe delen en de vulopening van het patroonmagazijn (AAMR9977NL#01) is een DNA-profiel van ten minste één man verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Het verkregen DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de bemonstering DNA van [medeverdachte 2] bevat waar is dan wanneer de hypothese dat de bemonstering geen DNA van [medeverdachte 2] bevat, maar alleen van een onbekende willekeurige, niet aan [medeverdachte 2] verwant persoon waar is.32.
Uit de bemonstering van de in beslag genomen huls met SIN-nummer AAMM0354NL is een DNA-mengprofiel verkregen afkomstig van ten minste twee personen.33.Voor dit spoor is een consensus DNA-mengprofiel opgesteld dat overeenkomt met een DNA-profiel aanwezig in de DNA databank. Dit DNA-profiel blijkt afkomstig van [medeverdachte 2] . De bevindingen van dit DNA-onderzoek zijn 10 miljard keer waarschijnlijker onder de hypothese dat het DNA-mengprofiel wordt verklaard door vermenging van celmateriaal van [medeverdachte 2] en een onbekende, niet aan [medeverdachte 2] verwant persoon dan onder de hypothese dat het DNA-mengprofiel wordt verklaard door vermenging van celmateriaal van twee onbekende, niet aan [medeverdachte 2] verwante personen.34.
Tussenconclusie
Gelet op de resultaten van het vergelijkend kogel- en hulsonderzoek concludeert de rechtbank dat de in de pizzeria La Piccola Baracca aangetroffen kogels en hulzen zijn verschoten met het in de Volkswagen aangetroffen vuurwapen. Verder wordt geconcludeerd dat de ruwe delen en de loop van het vuurwapen DNA bevatten van [verdachte] . De scherpe delen en de vulopening van het patroonmagazijn van het vuurwapen en een huls bevatten DNA van [medeverdachte 2] .
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien leidt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 2] betrokkenheid hebben gehad bij het vuurwapen waarmee op 23 oktober 2019 in pizzeria La Piccola Baracca is geschoten. [verdachte] heeft zelf verklaard dat hij het wapen vast heeft gehouden. [medeverdachte 2] heeft geen verklaring willen afleggen. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor een ander scenario dan dat [medeverdachte 2] het aangetroffen celmateriaal zelf heeft achtergelaten. De rechtbank concludeert daarom dat [medeverdachte 2] de huls en het patroonmagazijn heeft aangeraakt.
Onderzoek aan kleding [verdachte] en jas [slachtoffer 2] en schiethanden [verdachte]
DNA-onderzoek leren jas
De linker manchet en de binnenzijde van de kraag van de leren jas die is aangetroffen in de Volkswagen Golf zijn bemonsterd. In beide bemonsteringen is een DNA-profiel afkomstig van een man aangetroffen. Het DNA kan afkomstig zijn van [verdachte] . Voor beide bemonsteringen geldt dat de matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard is.35.
Overige kleding [verdachte]
Naast de leren jas is ook de kleding die [verdachte] ten tijde van zijn aanhouding droeg in beslag genomen.36.De broek en de schoenen die [verdachte] droeg ten tijde van zijn aanhouding komen qua uiterlijke kenmerken overeen met de broek en schoenen welke de schutter draagt tijdens het schietincident.37.
DNA-onderzoek hoodie
De hoodie die [verdachte] droeg ten tijde van zijn aanhouding is op verschillende plekken bemonsterd.
In de bemonsteringen die zijn genomen van de kraag (AAMC2743NL#01, AAMC2743NL#02) en aan de binnenzijde van de hoodie (AAMC2743NL#12, AAMC2743NL#13, AAMC2743NL#15, AAMC2743NL#16 en AAMC2743NL#17) is een DNA-profiel van één man aangetroffen. Het DNA-profiel komt overeen met het DNA-profiel van [verdachte] . Voor de DNA-profielen uit deze bemonsteringen geldt dat elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer het DNA afkomstig is van [verdachte] dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige persoon.
In de bemonsteringen die zijn genomen van het voorpand van de hoodie (AAMC2743NL#03, AAMC2743NL#05, AAMC2743NL#06, AAMC2743NL#07, AAMC2743NL#08) en van de capuchon van de hoodie (AAMC2743NL#14) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen. In dit DNA-mengprofiel kan een relatief grote hoeveelheid DNA van [verdachte] afkomstig zijn. Een relatief [opgeslagen naam] hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn minimaal één onbekende persoon.
In bemonstering AAMC2743NL#04, welke ook is genomen aan het voorpand van de hoodie, is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen. Een relatief grote hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn van [verdachte] . Een relatief [opgeslagen naam] hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn van [slachtoffer 1] .
In de bemonsteringen die zijn genomen van de manchetten van de hoodie (AAMC2743NL#09 en AAMC2743NL#10) is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen. In dit DNA-mengprofiel kan een relatief grote hoeveelheid DNA van [verdachte] afkomstig zijn. Een relatief [opgeslagen naam] hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn van minimaal twee onbekende personen.
In bemonstering AAMC2743NL#11, welke is genomen aan de binnenzijde van de rechtermanchet, is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Een relatief grote hoeveelheid DNA in deze bemonstering kan afkomstig zijn van [verdachte] . Een relatief [opgeslagen naam] hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn van [slachtoffer 2] .
Voor de afgeleide DNA-hoofdprofielen uit bemonsteringen AAMC2743NL#03 t/m #11 en #14 geldt dat elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in deze
bemonsteringen afkomstig is van [verdachte] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige, niet aan [verdachte] verwant persoon.38.
Schiethandenonderzoek
De handen van [verdachte] zijn bemonsterd op aanwezigheid van schotresten.39.Uit schotrestenonderzoek is gebleken dat op de stubs waarmee de handen van [verdachte] zijn bemonsterd, categorie A en categorie B deeltjes zijn aangetroffen. Categorie A deeltjes zijn tot op heden niet aangetroffen bij personen die voor zover bekend op geen enkele wijze met een schietproces te maken hebben. De categorie B deeltjes passen bij de aangetroffen categorie A deeltjes. Naar het oordeel van de deskundige is het extreem veel waarschijnlijker deze verzameling deeltjes aan te treffen wanneer op de bemonsteringen van verdachte wel schotresten aanwezig zijn, dan wanneer op de bemonsteringen van verdachte géén schotresten aanwezig zijn.40.
Onderzoek Jas [slachtoffer 2]
Nu op de beelden van het schietincident te zien is dat de schutter met zijn linkerhand de achterkant van de jas van [slachtoffer 2] aanraakt, is deze jas in beslag genomen41.en onderzocht. Op basis van de camerabeelden zijn bemonsteringen genomen van de buitenzijde van de rechtermanchet en het achterpand van de jas ter hoogte van de rechterschouder en de rechteroksel.
Uit de bemonstering onder het rechter schouderblad (AANE9835NL#03) is een DNA-mengprofiel van ten minste twee personen verkregen. Een deel van het DNA in de bemonstering kan afkomstig zijn van [verdachte] . Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en één willekeurige persoon dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende, niet aan [verdachte] verwante personen.
Uit de bemonstering van de oksel (AANE9835NL#04) is een DNA-mengprofiel van ten minste drie personen verkregen. Het DNA van één van deze personen kan afkomstig zijn van [verdachte] . Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en twee willekeurige personen dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.42.
De locatie van het aantreffen van de DNA-mengprofielen komen overeen met de plek waarop de schutter de jas van [slachtoffer 2] aanraakt.43.
Tussenconclusie
Uit voornoemde onderzoeken leidt de rechtbank af dat op de hoodie celmateriaal van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is aangetroffen. Ook is gebleken dat de broek en de schoenen van [verdachte] overeenkomen met de broek en de schoenen die de schutter ten tijde van het schietincident droeg. De rechtbank concludeert aan de hand hiervan dat de schutter de hoodie, de broek en de schoenen die [verdachte] droeg ten tijde van zijn aanhouding heeft gedragen tijdens het schietincident.
De hoodie is bemonsterd op plekken waarvan wordt verwacht dat de drager van de hoodie er huidcontact mee heeft gemaakt en DNA heeft achtergelaten. De rechtbank concludeert op basis van voornoemde onderzoeken dat in alle bemonsteringen (een relatief grote hoeveelheid) celmateriaal van [verdachte] is aangetroffen. In de bemonsteringen die zijn genomen aan de binnenzijde van de hoodie en van de kraag is alleen celmateriaal van [verdachte] aangetroffen en niet van een andere persoon. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit bij uitstek gedeelten van het kledingstuk die de huid van de drager raken. De rechtbank stelt vast dat ook in de bemonsteringen van de leren jas van [verdachte] alleen celmateriaal van hem is aangetroffen en van het slachtoffer [slachtoffer 2] , en niet van nog een andere persoon.
In de bemonsteringen die zijn genomen aan de buitenzijde van de hoodie is steeds (een relatief [opgeslagen naam] hoeveelheid) celmateriaal van één of twee onbekende personen aangetroffen. Dit celmateriaal is vergeleken met het DNA-profiel dat is verkregen uit de bemonstering van de deurpost van pizzeria La Piccola Baracca. Er is echter geen aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van het DNA van deze onbekende persoon in de bemonsteringen van de hoodie. Ook blijkt uit de onderzoeksresultaten niet van een ander DNA-profiel dat in meerdere bemonsteringen is aangetroffen, anders dan dat van [verdachte] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Ten slotte leidt de rechtbank uit de hierboven besproken onderzoeksresultaten af dat in de bemonsteringen die zijn genomen van de leren jas van [slachtoffer 2] celmateriaal van [verdachte] is aangetroffen op de plekken waar de schutter – volgens de camerabeelden – de jas van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt.
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien concludeert de rechtbank – ondanks het aangevoerde alternatieve scenario, waarover meer in paragraaf 4.3.2. – dat het [verdachte] moet zijn geweest die deze kleding heeft gedragen ten tijde van het schietincident en niet een andere, onbekend gebleven persoon.
Onderzoek Nokia telefoon
De in de auto aangetroffen en in beslag genomen Nokia telefoon was voorzien van een simkaart met telefoonnummer + [nummer] (hierna: * [nummer] ). In de telefoon was één contact opgeslagen onder de naam ‘ [opgeslagen naam] ’ met telefoonnummer + [nummer] (hierna: * [nummer] ).44.De telefoon is op 21 oktober 2019 in gebruik genomen en op 23 oktober 2019 te 15:36 uur voor het laatst gebruikt.45.De laatste berichten die zijn ontvangen zijn afkomstig van * [nummer] :
- om 15:34 uur: ‘Go’
- om 15:34 uur: ‘Long Hair!’
- om 15:36 uur: ‘Go Now’46.
De telefoon is op 21, 22 en 23 oktober 2019 gebruikt in de directe omgeving van de plaats delict. Uit onderzoek is gebleken dat de simkaarten van de nummers * [nummer] en * [nummer] opeenvolgende IMSI nummers hebben. Dit doet vermoeden dat de simkaarten tegelijk zijn gekocht. Ook is gebleken dat de simkaarten op hetzelfde tijdstip en op dezelfde plaats in gebruik zijn genomen, waarbij gebruik is gemaakt van dezelfde zendmast in Haarlem.47.
De simkaart van de Nokia telefoon is bemonsterd op de aanwezigheid van DNA.48.In de bemonstering AANE8360NL#01 is een DNA-mengprofiel aangetroffen. Uit de resultaten van vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat een deel van het DNA in de bemonstering afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Dit DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 1] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.49.
Tussenconclusie
De rechtbank concludeert uit voornoemd onderzoek dat op de simkaart uit de Nokia-telefoon celmateriaal van [medeverdachte 1] is aangetroffen. Verdachte heeft geen verklaring willen afleggen en het dossier bevat geen aanknopingspunten voor een ander scenario dan dat [medeverdachte 1] dit celmateriaal zelf op de simkaart heeft achtergelaten. De rechtbank concludeert daarom dat [medeverdachte 1] deze simkaart heeft aangeraakt.
Onderzoek Samsung telefoon
Ook de in de Volkswagen Golf aangetroffen Samsung telefoon is onderzocht. Deze telefoon met IMEI-nummer [nummer] maakt gebruik van telefoonnummer + [nummer] (hierna: * [nummer] ).50.[verdachte] heeft verklaard dat hij gebruik maakte van deze telefoon met dit telefoonnummer.51.
Het eerder genoemde telefoonnummer * [nummer] staat in de Samsung opgeslagen onder de naam ‘ [opgeslagen naam] ’. Op 22 oktober 2019 worden de volgende berichten verstuurd tussen [verdachte] en * [nummer] :
14:11 uur ingaande sms [opgeslagen naam] : “Jo 2.45 same place!”
14:12 uur uitgaande sms [verdachte] : “Oke.”52.
Ook is gebleken dat [verdachte] tussen 20 oktober 2019 en 22 oktober 2019 contact heeft gehad met telefoonnummer + [nummer] (hierna: * [nummer] ), opgeslagen onder ‘ [opgeslagen naam] ’. Dit nummer is in de politiesystemen gekoppeld aan [medeverdachte 1] .53.[medeverdachte 1] heeft de toeschrijving van dit telefoonnummer niet betwist. Verder heeft [verdachte] verschillende keren contact gehad met het nummer + [nummer] , opgeslagen onder de naam ‘ [opgeslagen naam] ’.54.Na onderzoek blijkt dit het nummer van [naam 2] (hierna: [naam 2] ) te zijn.55.Ten slotte is [verdachte] op 22 oktober 2019 om 14:09:51 uur gebeld door het nummer + [nummer] , dat volgens politiesystemen is gekoppeld aan [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ).56.Deze toeschrijving is door [medeverdachte 3] niet betwist.
Uit onderzoeken naar de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [naam 2] en [medeverdachte 3] is gebleken dat zij beiden contact hadden met het telefoonnummer + [nummer] (hierna: * [nummer] ).57.Uit de historische gegevens van * [nummer] blijkt dat het nummer van 19 oktober tot en met 23 oktober 2019 gebruik heeft gemaakt van de zendmast op de Hugo de Grootkade, dit is in de directe omgeving van het schietincident.58.Ook is uit de historische gegevens van het nummer * [nummer] gebleken dat het veelvuldig contact heeft met twee telefoonnummers die op naam staan van [naam vriendin] . [naam vriendin] blijkt de vriendin van [medeverdachte 2] te zijn bij wie hij verblijft.59.Het nummer * [nummer] wordt dan ook toegeschreven aan [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft dit niet betwist.
Naar aanleiding van voormelde onderzoeksresultaten is het vermoeden ontstaan dat [verdachte] niet alleen heeft gehandeld. Om die reden is onderzoek gedaan naar camerabeelden op en rondom het Hugo de Grootplein, historische telefoongegevens van voornoemde telefoonnummers en parkeeracties. Hieruit is het volgende beeld naar voren gekomen.60.
19 oktober 2019
18:31 uur: [medeverdachte 1] start een parkeeractie op de Frederik Hendrikstraat.61.
18:34 uur: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nemen plaats aan een tafel in pizzeria La Piccola Baracca en nuttigen een maaltijd.62.
18:35 uur en 19:34 uur: de telefoon van [medeverdachte 1] straalt een zendmast op de Hugo de Grootkade aan.63.
18.53 uur: de telefoon van [medeverdachte 2] straalt een zendmast op het Hugo de Grootplein aan.64.
19:34 uur [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verlaten de pizzeria.65.
20 oktober 2019
15:07 uur: [medeverdachte 1] start een parkeeractie op de Frederik Hendrikstraat.66.
15:09 uur: [medeverdachte 1] loopt in de richting van de pizzeria.67.Voordat hij de pizzeria in loopt, geeft hij een seintje in de richting van de rotonde. Kort daarna stopt een zwarte Mercedes op de rotonde voor de pizzeria.68.[medeverdachte 2] stapt uit en loopt de pizzeria binnen.
15:11 uur: [medeverdachte 3] start een parkeeractie op het kenteken [kenteken] , de zwarte Mercedes, op de Frederik Hendrikstraat.69.
15:13 uur: [medeverdachte 3] komt aan bij de pizzeria.70.
15:27 uur (de rechtbank begrijpt: 15:13 uur): [slachtoffer 2] komt samen met een andere man (hierna: NN1) de pizzeria binnen. Als [slachtoffer 2] langs de tafel van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] loopt, kijkt [medeverdachte 2] naar [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] neemt plaats achter in het restaurant. [medeverdachte 2] lijkt iets tegen [medeverdachte 1] te zeggen.71.
15:34 uur (de rechtbank begrijpt: 15:20 uur): [medeverdachte 2] draait zich om en kijkt in de richting van [slachtoffer 2] . Vervolgens lijkt het erop dat [medeverdachte 1] een foto maakt van [medeverdachte 2] . Hierna geeft [medeverdachte 1] zijn telefoon aan [medeverdachte 2] die op de telefoon kijkt.72.
15:23 uur: [medeverdachte 2] houdt zijn telefoon voor zich en maakt mogelijk een selfie.73.
Tussenconclusie
Na het zien van de beelden ter terechtzitting heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat [medeverdachte 1] een foto heeft gemaakt van [medeverdachte 2] en dat [medeverdachte 2] later een of meerdere foto’s van zichzelf maakt.
15:25 uur: NN1 loopt naar buiten. [medeverdachte 2] loopt vervolgens ook naar buiten.74.
15:36 uur (de rechtbank begrijpt: 15:26 uur): [medeverdachte 2] houdt zijn telefoon voor zich. De camera van de telefoon lijkt te zijn gericht in de richting van NN1. Hierna gaat [medeverdachte 2] weer naar binnen en neemt hij weer plaats aan de tafel bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] .75.
15:47 uur: is te zien dat [medeverdachte 1] belt met zijn telefoon. Hiervoor heeft [medeverdachte 1] ook reeds tweemaal iemand geprobeerd te bellen.76.Uit de historische gegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat hij tussen 15:46 uur en 15:54 uur drie keer kort telefonisch contact heeft met [naam 2] .77.
15:52 uur: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] verlaten de pizzeria.78.
15:58-15:59 uur: [medeverdachte 2] wordt twee keer door [naam 2] gebeld.79.
15:59 uur: [verdachte] wordt gebeld door [naam 2] . [naam 2] laat [verdachte] weten dat hij naar Amsterdam moet komen, omdat ‘ze’ graag met hem willen praten en dat hij ‘hem’ naar [naam restaurant] zal sturen. [verdachte] antwoordt dat hij over drie uur in Amsterdam kan zijn. [naam 2] zegt dat hij moet opschieten.80.
16:01 uur: [naam 2] belt [medeverdachte 2] .81.
19:14 uur: [verdachte] wordt gebeld door [medeverdachte 1] . [verdachte] zegt dat hij er is en dat hij voor de deur gaat parkeren.82.
19:16 uur: [verdachte] stuurt een SMS naar [naam 2] waarin hij laat weten dat hij er is.83.De telefoons van [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stralen op dat moment allemaal een mast in de omgeving van restaurant [naam restaurant] op de Admiraal de Ruijterweg in Bos en Lommer aan.84.
21 oktober 2019
9:09 uur: er vindt een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [naam 2] . [naam 2] vraagt hoe het gisteren was en [verdachte] antwoordt dat ze gewoon gepraat hebben en ze zullen zien wat er vandaag zou zijn.85.
9:27 uur - 11:36 uur: SMS en WhatsAppcontact tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Ze spreken af in Osdorp. [verdachte] laat om 11:36 uur weten dat hij daar is.86.
13:40 uur: zowel de simkaart met het nummer * [nummer] (hierna: schutterstelefoon) als de simkaart met nummer * [nummer] (hierna: spotterstelefoon) wordt in gebruik genomen. Beide nummers maken op dat moment gebruik van een zendmast op de Lingestraat te Haarlem.87.Tussen 13:00 uur en 14:00 uur maken ook de telefoons van [medeverdachte 2]88., [medeverdachte 1]89.en [verdachte]90.gebruik van zendmasten in Haarlem.
- Tussen 14:42 uur - 20:45 uur: de telefoons van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] , de spotter- en schutterstelefoon maken gebruik van zendmasten in de directe omgeving van het Hugo de Grootplein.91.Gedurende deze tijd is er 14 keer contact tussen de schutters- en spotterstelefoon, onder meer:
16:26 spotterstelefoon: All ok?
16:52 schutterstelefoon: I think not today?
16:54 spotterstelefoon: We wait till 7 ok
16:54 schutterstelefoon: 6 i think
16:54 spotterstelefoon: We wait till 7 ok
16:55 schutterstelefoon: oke bro
16:56 spotterstelefoon: 7 bro
17:52 schutterstelefoon: [naam 4] whant to tuck but i dont think today.92.
16:56 uur - 17:23 uur: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn te zien op camerabeelden op en rondom het Hugo de Grootplein.93.
17:31 uur: [medeverdachte 2] wordt gebeld door [naam 2] .94.
19:42 uur: [verdachte] stuurt een WhatsApp bericht naar [medeverdachte 1] waarin hij vraagt om shoarma met extra knoflooksaus en sambal, drinken en een wc.95.
22 oktober 2019
In de ochtend maakt de telefoon van [medeverdachte 2] gebruik van zendmasten in Slotervaart, onder meer de zendmast op de L. Bouwmeesterstraat.96.
13:16 uur: [verdachte] stuurt een SMS naar [medeverdachte 1] met de tekst ‘heb andere telefoon thuis als er iets is bel op deze’.97.
13:55 uur: de schutterstelefoon, die gebruik maakt van de zendmast aan de F. van Almondestraat98., ontvangt een SMS van de spotterstelefoon, die op dat moment gebruik maakt van de zendmast op de L. Bouwmeesterstraat. Op deze SMS wordt niet gereageerd.
14:00 uur: de schutterstelefoon wordt gebeld door de spotterstelefoon, maar er wordt niet opgenomen.99.
14:09 uur: [verdachte] wordt gebeld door [medeverdachte 3] .100.
14:11 uur: [verdachte] ontvangt een SMS van de spotterstelefoon met de tekst ‘Jo 2.45 same place!’. [verdachte] antwoordt met ‘oke’.101.
- Tussen 14:38 uur en 19:30 uur: de telefoons van [verdachte]102., [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1]103.en [medeverdachte 3]104.en de schutters- en spotterstelefoon105.maken gebruik van zendmasten in de directe omgeving van de plaats delict.
14:44 uur: de schutterstelefoon verstuurt een SMS naar de spotterstelefoon met de tekst ‘i am parkd’.106.Op dit moment stralen de schutterstelefoon en de telefoon van [verdachte] dezelfde zendmast aan.107.
- Tussen 14:52 uur - 16:55 uur: op camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zich in Brasserie [naam brasserie] en op het Hugo de Grootplein bevinden.108.
16.01 uur: [verdachte] stuurt een WhatsApp naar [medeverdachte 1] met de tekst ‘Breng over een uurtje wat eten en pakje sigaretten bro een boordje shoarma of iets anders??”. Hierop wordt niet gereageerd.109.
- Vanaf 16:19 uur: sms-berichten tussen de schutters- en spotterstelefoon, te weten:
16:19 uur spotterstelefoon: ‘all oke’
16:22 uur schutterstelefoon: ‘all ok’
16:24 uur spotterstelefoon: ‘Send ervy half hour when its ok?’
16:26 uur schutterstelefoon: ‘Oke can taks bring shigarets tood shawarma cola?’
16:28 uur schutterstelefoon: ‘hahahahahaha’
16:29 uur spotterstelefoon: ‘Oke bro you want desert?’
16:29 uur schutterstelefoon: ‘No Thanx no derert’
16:31 uur spotterstelefoon: ‘I Call now one girl on kinky half hour is there’
16:32 uur schutterstelefoon: ‘hahaha thanx bro i whit for her thanx bro hahaha’
16:44 uur schutterstelefoon: ‘Thanx bro and now the girl hahaha’
16:45 uur spotterstelefoon: ‘Haha’
17:15 uur schutterstelefoon: ‘All oke bro’
17:56 uur schutterstelefoon: ‘All good’
18:19 uur schutterstelefoon: ‘No Kinky bro ? I neem to tuck shomting haha need sam shigaret bro kink rustig aan trakilo’
18:22 uur spotterstelefoon: ‘Bro all are in position cannot move now in 19 oclock’
18:23 uur schutterstelefoon: ‘Oke my bro’
18:54 uur schutterstelefoon: ‘All good’
19:25 uur schutterstelefoon: ‘Sorry’
19:25 uur spotterstelefoon: ‘Bro are you mogol why you think we buy this’
19:27 uur spottersterlefoon: ‘Oke we brenge je’110.
23 oktober 2019
In de ochtend maakt de telefoon van [medeverdachte 2] gebruik van zendmasten in Slotervaart, onder meer de zendmast op de L. Bouwmeesterstraat.111.De telefoon van [verdachte] maakt gebruik van de zendmast in de F. van Almondestraat.112.
12:05 uur: [medeverdachte 1] wordt gebeld door [naam 2] .113.
13:55 uur: de spotterstelefoon maakt gebruik van de zendmast op de L. Bouwmeesterstraat. De schutterstelefoon maakt op dat moment gebruik van de zendmast in de F. van Almondestraat.114.De schutterstelefoon ontvangt een SMS van de spotterstelefoon: 'Jo 1445 daar’.115.
- Tussen 14:20 uur - 15:38 uur: de telefoons van [verdachte]116., [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]117.en de spotters- en schutterstelefoon118.maken allen gebruik van zendmasten in de omgeving van de plaats delict.
14:37 uur: een zilverkleurige Volkswagen Golf met witte kentekenplaten rijdt de Gillis van Ledenberchstraat in.119.
14:41 uur en 14:52 uur: de zwarte Mercedes rijdt rondjes op en in de buurt van het Hugo de Grootplein.120.
14:46 uur: [slachtoffer 2] en een onbekende man (hierna: NN2) lopen op de Tweede Hugo de Grootstraat. Zij gaan een Griekse traiteur binnen.121.
14:50 uur: de schutterstelefoon ontvangt een SMS van de spotterstelefoon met de tekst: ‘Sta klaar die ouwe gezien nu die ander nog’122.
14:52 uur: de zwarte Mercedes parkeert op het Hugo de Grootplein.123.[medeverdachte 3] stapt uit, loopt langs de pizzeria naar Etos. Terwijl hij langs de pizzeria loopt, kijkt hij in de richting van de pizzeria. NN1 zit op het terras.124.Wanneer [medeverdachte 3] terugloopt naar de Mercedes kijkt hij op nieuw in de richting van het restaurant.125.[medeverdachte 3] stapt in de Mercedes, maar rijdt niet weg.126.
15:04 uur: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] stappen uit de Mercedes en lopen in de richting van de Van Houweningenstraat.127.Na een minuut komt [medeverdachte 3] terug, hij stapt in de Mercedes en rijdt weg.128.
15:07 uur: [medeverdachte 3] loopt op het Hugo de Grootplein en gaat Brasserie [naam brasserie] binnen.129.Hij bestelt en neemt plaats voor het raam, vanwaar hij zicht heeft op de pizzeria.130.
15:08 uur: een bekende van [slachtoffer 2] loopt uit de richting van de pizzeria naar de Griekse traiteur. [medeverdachte 3] staat op dat moment op en rekent af, terwijl hij zijn bestelling nog niet had gekregen. [medeverdachte 3] verlaat Brasserie [naam brasserie] en loopt in de richting van de Nassaukade.131.
15:10 uur: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] lopen op het Hugo de Grootplein.132.
15:11 uur: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] nemen plaats aan een tafeltje bij het raam bij Brasserie [naam brasserie] .133.
15:14 uur: [medeverdachte 3] komt vanuit de richting van de Frederik Hendrikstraat gelopen in de richting van Brasserie [naam brasserie] . [medeverdachte 3] blijft voor het raam staan terwijl [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] achter dat raam zitten. Een minuut later loopt NN2 in de richting van de Nassaukade.134.
15:30 uur: [slachtoffer 2] en NN2 lopen vanaf de Griekse traiteur richting pizzeria La Piccola Baracca.135.
- -
15:31 uur: [slachtoffer 2] loopt voorbij Brasserie [naam brasserie] . Op dat moment staan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op en lopen naar de bar om hun drankjes te betalen.
- -
15:32 uur: [medeverdachte 3] komt vanaf de Nassaukade aangelopen richting Brasserie [naam brasserie] .136.[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verlaten Brasserie [naam brasserie] en [medeverdachte 3] volgt hen op korte afstand. Het drietal loopt van de Tweede Hugo de Grootstraat in de richting van de Frederik Hendrikstraat.137.
Vanaf 15:32 vindt er een korte conversatie plaats tussen de spotterstelefoon en de schutterstelefoon:
15:32 uur spotterstelefoon: ‘Jo He is there’.
15:33 uur schutterstelefoon: ‘ok’
15:33 uur spotterstelefoon: ‘Inside’
15:33 uur schutterstelefoon: ‘Oke’
15:34 uur spotterstelefoon: ‘Go’
15:34 uur spotterstelefoon: ‘Long Hair!’
15:36 uur spotterstelefoon: ‘Go Now’138.
15:40 uur: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] lopen vanuit de Tweede Hugo de Grootstraat de Van Reigersbergenstraat in. Zij blijven op de hoek met de Van Reigersbergenstraat en de Tweede Hugo de Grootstraat stil staan. Vanaf hier hadden zij zicht op het Hugo de Grootplein en de pizzeria.139.
15:41 uur: de schutter loopt vanuit de Rombout Hogerbeetsstraat in de richting van de pizzeria.140.
15:42 uur: de schutter loopt over de Tweede Hugo de Grootstraat richting het Hugo de Grootplein en steekt zijn rechterhand omhoog. Op dit moment hadden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] mogelijk zicht op de schutter.141.
15:43 uur: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] lopen op de Tweede Hugo de Grootstraat vanuit de richting van het Hugo de Grootplein in de richting van de Jan van Galenstraat.142.
15:44 uur: het schietincident in La Piccola Baracca vindt plaats.
Tussenconclusie
Uit het beeld dat naar voren is gekomen uit de camerabeelden, historische gegevens en parkeeracties leidt de rechtbank af dat sprake is van een vooropgezet plan, gericht op het ombrengen van [slachtoffer 2] en dat dit plan gedurende meerdere dagen is voorbereid.
Verder is de rechtbank van oordeel dat kan worden geconcludeerd dat de spotterstelefoon in gebruik is geweest bij [medeverdachte 2] en bij [medeverdachte 1] . Volgens de historische gegevens straalt de telefoon in de ochtenden van 22 en 23 oktober 2019 een zendmast aan in de buurt van het verblijfsadres van [medeverdachte 2] . De privételefoon van [medeverdachte 2] straalt dezelfde zendmast aan. Een groot deel van de berichten op de spotterstelefoon is in het Engels. Er worden echter ook Nederlandse berichten gestuurd met de spotterstelefoon. [medeverdachte 2] is de Nederlandse taal niet voldoende machtig, reden waarom de rechtbank het aannemelijk acht dat [medeverdachte 1] deze Nederlandse berichten heeft gestuurd. Uit de camerabeelden blijkt namelijk dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] veelal samen optrekken in de dagen voorafgaand aan het schietincident en daarnaast heeft [medeverdachte 1] ook via zijn privé telefoon contact gehad met de privé telefoon van [verdachte] . De rechtbank verwijst in dat verband ook naar de hiervoor genoemde berichten die op 22 oktober 2019 om 13:16 uur en 14:11 uur zijn verstuurd van en naar de privé telefoon van [verdachte] . Ten aanzien van de schutterstelefoon is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] deze in gebruik heeft gehad, omdat deze steeds dezelfde palen aanstraalt als de privételefoon van [verdachte] .
4.3.2.
Alternatief scenario
Verklaring [verdachte]
heeft onder meer ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 oktober 2019 van plan was om zijn moeder op te halen om trouwringen uit te gaan zoeken. Daarvoor heeft hij echter eerst in de Rombout Hogerbeetsstraat als autotechnicus een dienst verleend aan een taxichauffeur genaamd [naam 1] en een man die [naam 5] zou heten. [naam 1] had [verdachte] gevraagd naar zijn auto te kijken, omdat hij pech had. Daarop is [verdachte] met de zilverkleurige Volkswagen Golf naar de Rombout Hogerbeetsstraat gereden. Daar heeft [verdachte] al zijn kleding, op zijn T-shirt na, en zijn schoenen verruild voor een overall en laarsjes. Hij heeft zijn kleding en schoenen in zijn auto gelegd. [verdachte] heeft vervolgens naar de auto gekeken en was telefonisch in gesprek met [naam toenmalige verloofde] , zijn toenmalige verloofde. Een paar minuten voordat dit telefoongesprek ten einde kwam, vroeg [naam 1] of hij de auto van [verdachte] mocht lenen om sigaretten te halen. [verdachte] heeft dit toegestaan. Toen [verdachte] klaar was met de auto van [naam 1] heeft hij zijn werkkleding vast uitgetrokken, tot hij in zijn boxershort en op zijn sokken op straat stond. Zijn T-shirt heeft hij nooit uitgedaan. Na ongeveer tien minuten kwamen [naam 1] en [naam 5] met hoge snelheid aanrijden in de auto van [verdachte] . [naam 1] zat aan de bestuurderskant en heeft de auto slordig geparkeerd. [naam 1] en [naam 5] zijn uitgestapt, hebben de achterklep van de kofferbak van de taxi dichtgeslagen en zijn ervandoor gegaan met de taxi. [verdachte] merkte op dat zijn kleding niet meer netjes opgevouwen in zijn auto lag, maar op een hoopje. Verdachte heeft zich aangekleed en vervolgens is hij in zijn auto gestapt en wilde hij de broodjes pakken die hij eerder had gekocht. Toen merkte hij dat die tas erg zwaar was. Uit die tas kwamen een vuurwapen en een telefoon. Op dat moment kwam er een motorrijder met een gele helm naast zijn auto staan. De motorrijder zei “bro, bro, bro, je auto of jij”. [verdachte] had dat wapen toen vast en is erop gaan zitten. Daarna is [verdachte] uitgestapt om een matje te pakken dat nog buiten lag en is vervolgens weggereden. Even later is [verdachte] aangehouden.
[verdachte] stelt zich op het standpunt dat een ander zijn kleding moet hebben aangetrokken en met deze kleding de pizzeria binnen is gelopen en heeft geschoten op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt ten eerste op dat [verdachte] wisselend en inconsistent heeft verklaard ten aanzien van het alternatief scenario. Zo heeft [verdachte] bij zijn aanhouding verklaard “ik heb niets gedaan, ik heb alleen iemand een lift gegeven”. Tijdens de bemonstering van zijn handen op de aanwezigheid van schotresten heeft [verdachte] verklaard dat hij broodjes was gaan halen terwijl hij op een maat aan het wachten was toen hij opeens een gozer zag aan komen rennen die iets weggooide tussen de auto’s. Tijdens de insluitingsfouillering heeft [verdachte] verklaard dat hij aan een auto aan het sleutelen was toen twee mannen in zijn auto zijn weggereden. In zijn eerste en tweede verhoor heeft [verdachte] dit scenario herhaald. In zijn tweede verhoor heeft [verdachte] verklaard dat hij in een tas in zijn auto een vuurwapen en een telefoon had gevonden. Pas tijdens zijn derde verhoor op 1 november 2019 heeft [verdachte] genoemd dat hij zijn werkkleding had aangedaan en dat zijn eigen kleding in zijn auto lag. Verder heeft [verdachte] wisselend verklaard over de volgorde van het ontdekken van het vuurwapen en het aangesproken worden door de motorrijder.
Naast het feit dat [verdachte] wisselend en inconsistent heeft verklaard stelt de rechtbank vast dat het scenario dat [verdachte] heeft geschetst niet wordt ondersteund door het dossier. Dit scenario past niet in de tijdlijn die volgt uit de bewijsmiddelen. Zoals onder 4.3.1. is vastgesteld heeft de schietpartij om 15:44 uur plaatsgevonden. De rechtbank gaat er op basis van de bewijsmiddelen vanuit dat getuige [getuige 4] degene is geweest die getuige [getuige 3] heeft aangesproken en hem heeft gevraagd met zijn motor achter een rennende man aan te rijden. Getuige [getuige 4] heeft de schutter zelf niet uit de pizzeria zien komen, maar heeft op het Hugo de Grootplein een man zien rennen die haar door andere getuigen is aangewezen als de schutter. Kort daarna heeft getuige [getuige 3] de zilverkleurige Volkswagen Golf op de Rombout Hogerbeetsstraat geblokkeerd. De persoon die op dat moment als bestuurder in de auto zat is volgens getuige [getuige 3] dezelfde persoon als de persoon die hij zag wegrennen in de richting van de Eerste Hugo de Grootstraat. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de schutter dezelfde persoon is als de persoon die getuige [getuige 3] heeft zien rennen en vanaf de Rombout Hogerbeetsstraat heeft zien wegrijden. Hoewel de tijdspanne niet exact is vast te stellen, blijkt uit de hiervoor geschetste gang van zaken dat het onmogelijk is dat een derde persoon zich in deze korte tijd heeft ontdaan van de kleding van [verdachte] en dat [verdachte] zijn eigen kleding weer heeft aangetrokken. Bovendien zijn er geen getuigen die hebben verklaard dat zij een man hebben zien sleutelen aan een taxi of in een boxershort en op sokken op straat hebben zien staan, terwijl dit gelet op de locatie en het drukke tijdstip wel voor de hand had gelegen, als dit daadwerkelijk zou hebben plaatsgevonden.
De stelling dat het door [verdachte] geschetste scenario pas na het wegrijden van de schutter heeft plaatsgevonden, met andere woorden: dat de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] een ander dan [verdachte] de auto in hebben zien stappen, wordt weersproken door de bewijsmiddelen in het dossier.
Getuige [getuige 3] heeft namelijk verklaard dat de persoon die hij heeft zien rennen een zwart T-shirt met glitters en kleurtjes droeg. Dit komt overeen met het T-shirt dat [verdachte] droeg ten tijde van zijn aanhouding. [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn T-shirt nooit heeft uitgedaan. Overigens heeft [verdachte] ter terechtzitting ook verklaard, dat hij is weggereden vanaf de Rombout Hoogerbeetsstraat. Bovendien geven ook andere getuigen een signalement van de schutter dat naadloos past op [verdachte] . Anders dan de raadsman vindt de rechtbank het van belang dat bij de enkelvoudige fotoconfrontatie geen enkele getuige uitdrukkelijk heeft verklaard dat de persoon op de foto, zijnde [verdachte] , niet de schutter is. Een uitzondering hierop is getuige [getuige 1] . Deze getuige heeft echter een beeld van de schutter geschetst op basis van de camerabeelden die hij direct na het schietincident aan de politie heeft laten zien. Op die beelden is een man in een korte broek te zien, buiten de pizzeria. Later is vastgesteld dat de tijdsaanduiding op die beelden niet overeenkomt met de werkelijke tijd en dat deze man niet de schutter is.
Ten aanzien van de overige bewijsmiddelen in het dossier overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is van oordeel dat de resultaten van ieder afzonderlijk DNA-onderzoek het scenario zoals geschetst door [verdachte] niet volledig uitsluiten. De rechtbank constateert echter dat het DNA-profiel van [verdachte] de enige constante factor in deze resultaten is. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat het ontbreken van DNA van [verdachte] op de deurpost van de pizzeria steun biedt voor het scenario dat [verdachte] niet de schutter is. Daarvoor is de bewijswaarde van dat DNA-onderzoek te gering. Ten eerste omdat op deze deurpost slechts één plek is bemonsterd en de rechtbank niet kan vaststellen of de bemonsterde plek de exacte plek is waar de schutter de deurpost heeft aangeraakt. Bovendien is de deurpost pas vijf dagen het schietincident bemonsterd. De officier van justitie heeft bovendien ter terechtzitting verklaard dat de deurpost geen deel uitmaakte van de afgesloten plaats delict, zodat de mogelijkheid bestaat dat de deurpost in de tussentijd is aangeraakt door andere personen. Ten slotte acht de rechtbank hierbij van belang dat het uit de bemonstering van de deurpost verkregen DNA-profiel van de onbekende man A is verkregen niet is aangetroffen in andere DNA-bemonsteringen aan bijvoorbeeld de kleding van [verdachte] en aan het vuurwapen (terwijl de schutter geen handschoenen droeg).
[verdachte] heeft zijn contacten met [medeverdachte 1] en [naam 2] geplaatst in de context van de verkoop van hennep. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen die deze verklaring onderbouwen. Ook heeft [verdachte] verklaard dat hij de in zijn auto aangetroffen Nokia telefoon nooit zou hebben gebruikt. Deze telefoon straalt echter zowel in de ochtend van 22 oktober 2019 als in de ochtend van 23 oktober 2019 dezelfde zendmast aan als de privételefoon van [verdachte] . Bovendien heeft [verdachte] op 22 oktober 2019 een bericht naar [medeverdachte 1] gestuurd waarin [verdachte] laat weten dat hij zijn ‘andere telefoon’ thuis heeft liggen. [verdachte] spreekt vervolgens via zijn privételefoon met de persoon die de schutterstelefoon bedient af om ergens om 2:45 te zijn. Om 14:44 uur wordt er vanuit de schutterstelefoon een bericht inhoudende ‘i am parkd’ aan de spotterstelefoon gestuurd. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat [verdachte] de gebruiker was van de schutterstelefoon en verwerpt zijn verklaring hieromtrent.
Ten slotte benoemt de rechtbank dat zij na het zien van de betreffende beelden ter terechtzitting het standpunt van [verdachte] dat zijn postuur niet overeenkomt met dat van de schutter niet onderschrijft.
Tegenover al het voorgaande staat dat de bevindingen uit het dossier naadloos passen op het de in het dossier geschetste tijdlijn en op de resultaten van het forensisch onderzoek. Concluderend acht de rechtbank het door [verdachte] geschetste scenario niet aannemelijk en zal dit verwerpen.
4.3.3.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
De rechtbank heeft onder 4.3.1. vastgesteld dat op 23 oktober 2019 een schutter pizzeria La Piccola Baracca binnenloopt, op [slachtoffer 2] afloopt en begint te schieten. [slachtoffer 2] is hierbij zwaargewond geraakt, maar heeft de aanslag op zijn leven wel overleefd. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat [verdachte] deze schutter is en dat de aanslag op het leven van [slachtoffer 2] in de dagen voorafgaand aan het schietincident is voorbereid. Hierbij zijn [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in beeld gekomen.
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van de poging tot moord moet komen vast te staan dat er sprake is van:
- -
opzet op de dood van [slachtoffer 2] ;
- -
voorbedachte raad, en
- -
dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het voltooien van het delict, tussen de verschillende mededaders.
Opzet op de dood
De rechtbank heeft onder 4.3.1. overwogen dat op grond van de camerabeelden van het schietincident en uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat het handelen van [verdachte] naar de uiterlijke verschijningsvorm was gericht op het doden van [slachtoffer 2] . De rechtbank acht daarom het opzet op de dood bewezen.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte moet de gelegenheid hebben gehad over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te hebben gegeven.
De aanslag op het leven van [slachtoffer 2] is gedurende meerdere dagen voorbereid. Tussen 19 oktober en 23 oktober 2019 is er uitgebreid onderzoek gedaan naar het beoogde slachtoffer (‘gespot’). Wanneer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het beoogde slachtoffer, [slachtoffer 2] , op 20 oktober 2019 hebben gespot, wordt [verdachte] naar Nederland gehaald. Diezelfde avond vindt er een ontmoeting plaats tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in restaurant [naam restaurant] . Op de dagen erna zijn [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] veelvuldig in de directe omgeving van het Hugo de Grootplein. Ook hebben zij veelvuldig contact door middel van de spotters- en schutterstelefoon, onder meer over de vraag hoe lang zij nog wachten. Op 23 oktober 2019 stuurt [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] met de spotterstelefoon ‘Go’, ‘Long hair’ en ‘Go now’. Vervolgens loopt [verdachte] de pizzeria binnen en schiet in de richting van [slachtoffer 2] .
Uit de uitgebreide voorbereiding voorafgaand aan het schietincident leidt de rechtbank af dat de verdachten het vooropgezette, gezamenlijke plan hadden [slachtoffer 2] van het leven te beroven. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachten vóór de uitvoering van de schietpartij, hebben nagedacht over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daadwerkelijk rekenschap hebben gegeven van de consequenties daarvan. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin de verdachten zouden hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachten met voorbedachte raad hebben gehandeld en acht de poging tot moord bewezen.
Medeplegen
De betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verschillende mededaders.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Hiervoor is overwogen dat de moordaanslag gedurende een aantal dagen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] is voorbereid, waarna [verdachte] op [slachtoffer 2] heeft geschoten. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn hiertoe veelvuldig gezamenlijk aanwezig geweest op en rondom het Hugo de Grootplein, waar zij bezig waren [slachtoffer 2] te observeren. De rol van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] was echter groter dan alleen het observeren. Zij hebben een aansturende en initiërende rol gehad. Zo is het zeer aannemelijk dat, wanneer [slachtoffer 2] op 20 oktober 2019 is gespot in de pizzeria, [medeverdachte 1] telefonisch contact opneemt met [naam 2] met als doel [verdachte] naar Nederland te halen. Vervolgens komen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] diezelfde avond nog bij elkaar bij restaurant [naam restaurant] . De volgende ochtend spreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] af in Amsterdam Osdorp en later die dag zijn zij in Haarlem op het moment dat daar de schutters- en de spotterstelefoon in gebruik worden genomen. Gelet op het aangetroffen DNA van [medeverdachte 1] op de simkaart is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] in ieder geval een aandeel heeft gehad bij het prepareren van deze telefoons. Vervolgens is er veelvuldig contact tussen de spotters- en de schutterstelefoon. De rechtbank heeft hieromtrent geconcludeerd dat deze in gebruik zijn geweest bij respectievelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (de spotterstelefoon) en bij [verdachte] (de schutterstelefoon). Uit de berichten op 23 oktober 2019 inhoudende ‘Go’, ‘Long Hair!’ en ‘Go Now’ blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [verdachte] opdracht hebben gegeven om de moordaanslag uit te voeren. Deze rolverdeling blijkt ook op de dagen voor het schietincident. Met name uit het bericht op 21 oktober 2019 inhoudende ‘We wait till 7 ok’ blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] beslissen wanneer de moordaanslag moet plaatsvinden. Daarnaast spreken zij [verdachte] vermanend toe wanneer hij in de ogen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kennelijk iets fout doet. Ten slotte is het DNA van [medeverdachte 2] aangetroffen op het patroonmagazijn van het vuurwapen waarmee is geschoten en op een huls. Daaruit kan worden afgeleid dat [medeverdachte 2] op enig moment betrokkenheid heeft gehad bij het vuurwapen.
De rechtbank concludeert dat zonder de gedragingen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de moordaanslag op dat moment niet had kunnen plaatsvinden. Zij zijn een onmisbaar onderdeel in het gehele gezamenlijke plan. De rol van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is dan ook niet ondergeschikt aan die van [verdachte] en overstijgt die van de rol van medeplichtige. Er is verder sprake van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan het tenlastegelegde van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
4.3.4.
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
Doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van een vooropgezet plan om [slachtoffer 1] om het leven te brengen. Door het wapen naar achter te brengen en te schieten op het moment dat hij van achteren werd vastgehouden door [slachtoffer 1] , heeft [verdachte] echter bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] door zijn handelen zou komen te overlijden. Dit gevolg is ook ingetreden, zodat de doodslag op [slachtoffer 1] is bewezen.
Juridisch kader gekwalificeerde doodslag
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of er sprake is van een gekwalificeerde doodslag. Voor gekwalificeerde doodslag in de zin van art. 288 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat die doodslag in een onmiddellijk verband staat met een ander strafbaar feit, zowel in causaal opzicht als wat het tijdstip van het zich voordoen van de feiten betreft: het andere feit (ook wel aangeduid als oorsprongsfeit) moet de doodslag in zo’n mate vergezellen of van nabij volgen of daaraan voorafgaan dat het geacht kan worden er één geheel van uit te maken. De reikwijdte van de strafbaarstelling wordt verder beperkt doordat de verdachte het (bijkomende) oogmerk moet hebben dat de doodslag is gericht op het voorbereiden, gemakkelijk maken van – of kort gezegd straffeloosheid verzekeren voor – dat andere (oorsprongs-)feit.
Gekwalificeerde doodslag?
Nadat [verdachte] op [slachtoffer 2] heeft geschoten, is een worsteling tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] ontstaan. De poging tot moord op [slachtoffer 2] was op dat moment niet voorbij. [slachtoffer 1] heeft zich in deze worsteling gemengd. Hierdoor werd [verdachte] gestoord in de uitvoering van het oorsprongsfeit en heeft hij geschoten op [slachtoffer 1] die hierbij dodelijk is geraakt. Hiermee is sprake van een oorzakelijk verband tussen de doodslag op [slachtoffer 1] en de moordaanslag op [slachtoffer 2] . De doodslag op [slachtoffer 1] is bovendien gepleegd met het doel om de moordaanslag te vergemakkelijken dan wel om de straffeloosheid voor dat feit te verzekeren.
Medeplegen
Net als voor [verdachte] geldt ook voor [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dat niet is gebleken dat zij een vooropgezet plan hebben gehad om [slachtoffer 1] om het leven te brengen. [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben echter wel het vooropgezette, gezamenlijke plan gehad om [slachtoffer 2] te doden (zie overweging 4.3.3.). Met dit doel is [verdachte] de pizzeria binnen gegaan en heeft daar het vuur geopend. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren goed bekend met de situatie aldaar, vanwege hun langdurige bezoek op 20 oktober 2019 aan de pizzeria. Dat het de gezamenlijke bedoeling was om [slachtoffer 2] in de pizzeria te beschieten blijkt uit de berichten die kort voor de moordaanslag met de spotterstelefoon zijn verstuurd (“Jo he is there, inside, go now”). [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben hiermee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [verdachte] andere aanwezigen zou raken, maar ook dat andere personen zich zouden mengen in deze situatie en vervolgens (dodelijk) zouden kunnen worden geraakt. De kans hierop is naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten, met name nu de moordaanslag – volgens het vooropgezette plan – op klaarlichte dag in een restaurant heeft plaatsgevonden. Weliswaar konden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet vooraf weten hoe [verdachte] precies zou reageren indien een dergelijke situatie zich zou voordoen, maar dat [verdachte] zou reageren zoals hij heeft gedaan, is een voldoende voorzienbaar gevolg van het gezamenlijke plan dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachten nauw en bewust hebben samengewerkt tot het plegen van de gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer 1] .
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen – waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat verdachte:
1.
op 23 oktober 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] met een vuurwapen in zijn nek te schieten,
welke doodslag werd vergezeld van enig strafbaar feit, te weten het medeplegen van een poging tot moord op [slachtoffer 2] , en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren;
2.
op 23 oktober 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade, van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] met een vuurwapen in zijn buik heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. Strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . Daarnaast heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen per 1 juli 2021.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
[verdachte] heeft samen met anderen geprobeerd [slachtoffer 2] te vermoorden. De aanslag op het leven van [slachtoffer 2] is in ieder geval gedurende een aantal dagen intensief voorbereid. Op 23 oktober 2019 is [verdachte] , na een opdracht daartoe van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , op klaarlichte dag een pizzeria ingelopen en heeft het vuur geopend op [slachtoffer 2] . De onschuldige restauranthouder [slachtoffer 1] heeft vervolgens geprobeerd in te grijpen, wat hij met zijn leven heeft moeten bekopen. [slachtoffer 2] is bij het schietincident geraakt in zijn darmen en is zwaargewond naar het ziekenhuis afgevoerd, waar hij is geopereerd.
[verdachte] heeft met zijn handelen het leven van [slachtoffer 1] ontnomen en diens nabestaanden onherstelbaar leed bezorgd. Zoals op de terechtzitting is gebleken, ondervinden zij tot op de dag van vandaag nog dagelijks het verdriet van het verlies van hun levenspartner en vader. De partner van [slachtoffer 1] wordt behandeld voor een als gevolg van de schietpartij opgelopen posttraumatische stressstoornis. Ook haar jongste zoon krijgt psychologische hulp na het verlies van zijn vader.
Het handelen van [verdachte] en zijn mededaders getuigt van gewetenloosheid. [verdachte] heeft door in opdracht op pad te gaan om een moord uit te voeren blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor het menselijk leven. De schietpartij heeft op klaarlichte dag, in een druk bezochte pizzeria en op een druk punt in Amsterdam plaatsgevonden, waardoor veel mensen hiervan getuige zijn geweest. Voor deze omstanders en voor buurtbewoners moet dit een heftige en indrukwekkende gebeurtenis zijn geweest. Het levensgevaarlijke handelen van de daders heeft bovendien gevoelens van angst en onveiligheid opgeroepen bij buurtbewoners en vele anderen in de samenleving.
De liquidatiegolf in Amsterdam gaat maar door. Kennelijk worden inmiddels ook buitenlandse vetes op klaarlichte dag in Amsterdam uitgevochten. Dit dwingt de rechtbank een hoge gevangenisstraf op te leggen. Mogelijk dat daar uiteindelijk een preventief effect vanuit gaat, zodat kan worden voorkomen dat steeds opnieuw mensenlevens worden verwoest, waaronder ook die van onschuldige omstanders zoals [slachtoffer 1] , en de inwoners van Amsterdam met vuurwapengeweld in hun woonomgeving worden geconfronteerd.
De rechtbank is van oordeel dat bij het bepalen van de hoogte van de straf onderscheid moet worden gemaakt in de rol die iedere verdachte heeft gehad bij de aanslag. Deze rollen zijn niet uitwisselbaar. De daadwerkelijke schutter wordt het zwaarst bestraft. Tegen personen die bereid en in staat zijn om als moordcommando op te treden dient de maatschappij het meest beschermd te worden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van [verdachte] van 20 mei 2021. Hieruit blijkt onder meer dat [verdachte] in 2009 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar ter zake van onder meer een poging tot doodslag, meermalen gepleegd. Verder is [verdachte] in 2019 veroordeeld tot 140 dagen gevangenisstraf ter zake van belaging. Ook is hij een aantal keren veroordeeld voor vermogensfeiten, al dan niet met geweld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een Pro-Justitia rapportage van 30 juni 2020, opgemaakt door Gz-psycholoog J.E.P. Kruikemeier. Verdachte heeft niet mee willen werken aan het onderzoek, reden waarom de deskundige geen conclusies heeft kunnen trekken over het bestaan van psychopathologie. Wel heeft de deskundige aanwijzingen geconstateerd voor antisociale en narcistische persoonlijkheidsproblematiek.
Op 1 juli 2021 is de Wet straffen en beschermen in werking getreden. De Wet straffen en beschermen wijzigt de gehele detentiefasering, waaronder de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De wetgever heeft ervoor gekozen niet te voorzien in een regeling van overgangsrecht. Dit heeft tot gevolg dat onder meer de wettelijke regelingen met betrekking tot voorwaardelijke invrijheidsstelling aanzienlijk strenger worden. Ten aanzien van gevangenisstraffen van twee jaar of meer die voor 1 juli 2021 zijn opgelegd geldt dat een veroordeelde na het uitzitten van twee derde van zijn gevangenisstraf van rechtswege in aanmerking komt voor een voorwaardelijke invrijheidstelling. Ten aanzien van gevangenisstraffen die worden opgelegd na 1 juli 2021 geldt dat de maximale duur van de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt beperkt tot twee jaar. Gedetineerden die na 1 juli 2021 worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van meer dan zes jaar zullen door deze regeling in de regel pas aanzienlijk later vrijkomen dan gedetineerden die voor 1 juli 2021 tot een gevangenisstraf van dezelfde duur zijn veroordeeld.
In deze zaak betreft het feiten die zijn gepleegd in 2019. Het onderzoek was al geruime tijd klaar – de verdediging heeft nauwelijks onderzoekswensen ingediend – zodat de zaak eerder op zitting behandeld had kunnen worden. In dat geval zou er voor 1 juli 2021 zijn beslist. De rechtbank vindt het niet goed uit te leggen dat verdachte enkel door niet aan hem te wijten tijdsverloop met een fors hogere netto straf zou worden geconfronteerd
De rechtbank realiseert zich dat ook onder de oude regeling een voorwaardelijke invrijheidsstelling geen recht of automatisme was, en in geval van een voorwaardelijke invrijheidsstelling soms langdurig zware voorwaarden aan een voorwaardelijke invrijheidsstelling konden worden verbonden. Dat neemt niet weg dat de wetswijziging voor situaties als de onderhavige, waar een gevangenisstraf van zeer lange duur passend en geboden is, een duidelijke wijziging van de omvang en reikwijdte van de straf betekent. De rechtbank is daarom van oordeel dat zij bij de bepaling van de hoogte van de straf niet zonder meer kan aansluiten bij straffen die voor de inwerkingtreding van de wetswijziging in vergelijkbare situaties zijn opgelegd. Dat zou immers resulteren in een aanzienlijke verlenging van de detentieduur, louter vanwege het tijdsverloop van de procedure.
Daarom wordt in dit specifieke geval rekening gehouden met de inwerkingtreding van de nieuwe wet, waardoor de op te leggen straf lager uitvalt dan in vergelijkbare zaken die voor 1 juli 2021 zijn afgedaan. Hiermee wil de rechtbank niet het signaal afgeven dat deze zaak minder ernstig is dan soortgelijke zaken waarin voor 1 juli 2021 straffen zijn opgelegd. Wel moet de rechtbank in elke individuele zaak meewegen wat de gevolgen van strafoplegging zijn en dat in haar beoordeling betrekken. In dit specifieke geval brengt dat mee, dat de rechtbank de gevolgen van de nieuwe regeling ten aanzien van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en de doorwerking daarvan voor de daadwerkelijke detentieduur heeft meegewogen.
Duur van de gevangenisstraf
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf gaat de rechtbank uit van de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Zoals hiervoor overwogen zal de rechtbank hierbij rekening houden met de genoemde wetswijziging. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaar passend en geboden en zal dit aan verdachte opleggen.
9. Beslag
Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen en nog niet geretourneerd. Deze goederen
staan vermeld op de beslaglijst in bijlage II.
9.1.
Verbeurdverklaring
Het voorwerp genoemd onder nummer 11 behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp de bewezen geachte feiten zijn begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
9.2.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met behulp van de voorwerpen genoemd onder nummers 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 de bewezen geachte feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
9.3.
Teruggave aan verdachte
Alle overige op de beslaglijst opgenomen goederen (nummers 13 tot en met 18) behoren toe aan verdachte en kunnen aan hem worden teruggegeven.
10. Vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
10.1.
De vorderingen
[naam partner]
De benadeelde partij [naam partner] , partner van overledene, vordert € 21.417,16 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering aan materiële schade bestaat uit:
- Begrafeniskosten | € 12.741,71 |
- Grafsteen | € 5.199,65 |
- Kleding begrafenis | € 534,80 |
- Eten begrafenis | € 79,00 |
- Kaarsen begrafenis | € 200,00 |
- Eten voor diner 40 dagen na overlijden | € 466,02 |
- Kosten priester | € 300,00 |
- Medicatie | € 73,69 |
- Eigen risico zorgverzekering | € 770,00 |
- Kosten fysiotherapeut | € 280,00 |
- Benzine | € 39,78 |
- Parkeerkosten | € 32,51 |
- Babysitter | € 200,00 |
- Schoonmaak appartement | € 500,00 |
Daarnaast vordert de benadeelde partij € 50.000,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande uit shockschade en affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten slotte vordert de benadeelde partij €2.500 aan proceskosten, bestaande uit de kosten van haar vorige raadsvrouw.
[zoon 1] en [zoon 2]
Namens de minderjarige zoons van overledene, [zoon 1] en [zoon 2] , is voor ieder van hen € 20.000,- aan vergoeding van affectieschade gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
La Piccola Baracca B.V.
Namens het restaurant La Piccola Baracca B.V., waarvan overledene mede-eigenaar was, is een vordering ter hoogte van € 31.988,82 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, ingediend. De vordering aan materiële schade bestaat uit:
- Omzetverlies | € 23.632,90 |
- Schade ten gevolge van het politieonderzoek | € 3.740,00 |
- Huur gedurende sluiting i.v.m. politieonderzoek | € 1.347,54 |
- Salaris personeel gedurende sluiting | € 2.629,47 |
- Verloren producten | € 204,84 |
- Advocaatkosten Bibob procedure | € 434,07 |
10.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door benadeelde partijen [naam partner] en La Piccola Baracca B.V. gevorderde materiële schade volledig kan worden toegewezen, omdat deze voldoende zijn onderbouwd. Ook de door [naam partner] gevorderde proceskosten zijn voldoende onderbouwd en komen voor toewijzing in aanmerking.
De gevorderde vergoedingen voor affectieschade kunnen worden toegewezen, omdat [naam partner] als partner van de overledene en aan [zoon 1] en [zoon 2] als minderjarige zoons van de overledene tot de kring van gerechtigden behoren.
Daarnaast kan aan [naam partner] ook een bedrag worden toegewezen in verband met shockschade. Ten aanzien van de hoogte van het bedrag verzoekt de officier van justitie een redelijk bedrag toe te kennen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de toegewezen bedragen hoofdelijk worden opgelegd, dat de genoemde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden toegepast.
10.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – gelet op de bepleitte vrijspraak – op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen.
10.4.
Oordeel van de rechtbank
Uit de wet (artikelen 51f en 361 Sv) volgt dat alleen diegene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit in het strafproces schade kan vragen. Daarop geldt een uitzondering als diegene is overleden door dat strafbare feit. In dat geval kunnen nabestaanden en naasten zich voegen in de strafprocedure en schadevergoeding vragen. De schade waarvoor vergoeding mogelijk is, beperkt zich tot kort gezegd de kosten voor de begrafenis, schade vanwege het wegvallen van het inkomen van degene die is overleden, affectieschade, shockschade en de schade die je als erfgenaam kunt vragen.
10.4.1.
[naam partner]
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat aan benadeelde partij [naam partner] door het onder feit 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde kosten komen voor vergoeding in aanmerking en zijn niet door de verdediging betwist. De posten komen de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor en zijn voldoende onderbouwd.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 21.417,16, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, waarvoor de rechtbank zal uitgaan van 14 juni 2021, de datum van indiening van de vordering.
Shockschade
Een vordering tot vergoeding van shockschade moet worden beoordeeld aan de hand van de rechtspraak van de Hoge Raad. Bij shockschade gaat het om schade van de benadeelde partij zelf bij wie door het zien van een ernstige gebeurtenis of vanwege de directe confrontatie van de ernstige gevolgen daarvan, een hevige emotionele schok ontstaat, waardoor diegene geestelijk letsel krijgt. Dat geestelijk letsel zal zich vooral kunnen voordoen als iemand in een nauwe relatie staat met degene die bij het ongeval is gedood of gewond is geraakt. In de rechtspraak worden de voorwaarden om shockschade te vergoeden strikt toegepast.
[naam partner] heeft voor haar ogen haar man in hun eigen restaurant neergeschoten zien worden waarna hij korte tijd later op straat in haar armen is overleden. Daarbij is [naam partner] niet alleen met het overlijden van haar man geconfronteerd, maar ook met de vele bloedsporen in en voor het restaurant. Door de directe confrontatie met het geweld en de dodelijke gevolgen hiervan heeft [naam partner] een trauma opgelopen waarvoor zij onder specialistische behandeling is bij een psycholoog. Bij [naam partner] is een post traumatische stress stoornis geconstateerd.
De rechtbank is van oordeel dat hiermee is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam partner] door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien.
De gevorderde schadevergoeding ter hoogte van € 30.000,- komt de rechtbank billijk voor. Dit bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 23 oktober 2019.
Affectieschade
Affectieschade is immateriële schade die iemand lijdt door het verdriet van onder meer het overlijden van een naaste. In de wet (artikel 6:108 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) staat een opsomming van de personen die in aanmerking komen voor vergoeding van affectieschade bij overlijden. Hieronder vallen onder andere ouders, kinderen, partners en zorgrelaties. Vergoeding van affectieschade heeft een erkennings- en genoegdoeningsfunctie. Het gaat om min of meer vaste bedragen per categorie naasten, die de wetgever heeft vastgesteld.
De rechtbank stelt vast dat aan [naam partner] door de gekwalificeerde doodslag affectieschade is toegebracht. Partners worden expliciet genoemd in artikel 6:108 lid 4 BW. Omdat [naam partner] de partner van de overledene is, wijst de rechtbank dit deel van de vordering toe tot een bedrag van € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 23 oktober 2019.
Proceskosten
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde proceskosten voldoende zijn onderbouwd en veroordeelt verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. Tot op heden zijn deze kosten berekend op € 2.500,-.
10.4.2.
[zoon 1] en [zoon 2]
Affectieschade
De rechtbank stelt vast – onder verwijzing naar wat is overwogen over affectieschade in paragraaf 9.4.1. – dat aan [zoon 1] en [zoon 2] door de gekwalificeerde doodslag affectieschade is toegebracht. Kinderen worden expliciet genoemd in artikel 6:108 lid 4 BW. Omdat [zoon 1] en [zoon 2] de minderjarige zoons van de overledene zijn, wijst de rechtbank de vorderingen die namens hen zijn ingediend toe tot (elk) een bedrag van € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, te weten 23 oktober 2019.
10.4.3.
La Piccola Baracca B.V.
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde kosten komen voor vergoeding in aanmerking en zijn niet door de verdediging betwist. De posten komen de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor en zijn voldoende onderbouwd.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 31.988,82, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, waarvoor de rechtbank zal uitgaan van 14 juni 2021, de datum van indiening van de vordering.
10.4.4.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank merkt hierbij op dat proceskosten niet onder de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht vallen.
De rechtbank zal bovendien, als stok achter deur, een periode van gijzeling verbinden aan de drie op te leggen schadevergoedingsmaatregelen. De totale duur van deze gijzeling kan en zal dus ook niet meer zijn dan één jaar. Toepassing van deze gijzeling heft de betalingsverplichting van verdachte niet op.
De rechtbank waardeert de schade ten aanzien van [naam partner] op een bedrag van € 70.417,16 (zeventigduizend vierhonderdzeventien euro en zestien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan het moment dat de schade is vergoed. Indien verdachte niet betaalt, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 183 dagen.
Ten aanzien van [zoon 1] waardeert de rechtbank de schade op een bedrag van € 20.000,- (twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan het moment dat de schade is vergoed. Indien verdachte niet betaalt, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 51 dagen.
Ten aanzien van [zoon 2] waardeert de rechtbank de schade op een bedrag van € 20.000,- (twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan het moment dat de schade is vergoed. Indien verdachte niet betaalt, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 51 dagen.
De rechtbank waardeert de schade ten aanzien van La Piccola Baracca B.V. op een bedrag van € 31.988,82 (eenendertigduizend negenhonderdachtentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan het moment dat de schade is vergoed. Indien verdachte niet betaalt, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 80 dagen.
10.4.5.
Hoofdelijkheid
De toegewezen bedragen worden hoofdelijk aan verdachte en de medeverdachten opgelegd. Verdachte en zijn medeverdachten zijn ieder afzonderlijk verplicht om het totale toegewezen bedrag aan de benadeelde partijen te betalen, voor zover de ander niet al heeft betaald.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
12. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aan zien van feit 1 primair:
medeplegen van doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid te verzekeren;
Ten aanzien van feit 2 primair:
medeplegen van moord.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
11 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G5830076, Nokia)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
2 1 STK Wapen (Omschrijving: 5826377, merk: vuurwapen);
3 1 STK Pistool (Omschrijving: 5825464, HSs 9);
4 1 DV Huls (Omschrijving: 5825466, Prvi Partizan Ppu);
5 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: G5825514, PRVI PARTIZAN);
6 1 STK Munitie> projectiel (Omschrijving: G5825900);
7 1 STK projectiel (Omschrijving: G5825780);
8 1 STK projectiel (Omschrijving: G5825898);
9 1 STK Projectiel (Omschrijving: G5825783);
10 1 STK Huls (Omschrijving: 5825893).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
13 1 STK Broek (omschrijving: G5825539);
14 1 STK Schoenen (omschrijving: G5825540);
15 1 STK Vest (omschrijving: G5825542, Nike);
16 1 STK Shirt (omschrijving: G5825538, Zara);
17 1 STK Jas (omschrijving: G5826354);
18 1 STK Jas (omschrijving: G5827876).
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam partner] toe tot een bedrag van
- € 21.417,16 (eenentwintigduizend vierhonderdzeventien euro en zestien eurocent) aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit:
- Begrafeniskosten | € 12.741,71 | |
- Grafsteen | € 5.199,65 | |
- Kleding begrafenis | € 534,80 | |
- Eten begrafenis | € 79,00 | |
- Kaarsen begrafenis | € 200,00 | |
- Eten voor diner 40 dagen na overlijden | € 466,02 | |
- Kosten priester | € 300,00 | |
- Medicatie | € 73,69 | |
- Eigen risico zorgverzekering | € 770,00 | |
- Kosten fysiotherapeut | € 280,00 | |
- Benzine | € 39,78 | |
- Parkeerkosten | € 32,51 | |
- Babysitter | € 200,00 | |
- Schoonmaak appartement | € 500,00 |
Voornoemd bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, gesteld op: 14 juni 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening en
- € 30.000,- (dertigduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten: 23 oktober 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening en
- € 20.000,- (twintigduizend euro) aan vergoeding van affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten: 23 oktober 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam partner] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro).
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam partner] , aan de Staat te betalen:
- € 21.417,16 ( eenentwintigduizend vierhonderdzeventien euro en zestien eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, gesteld op: 14 juni 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening en
- € 30.000,- ( dertigduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten: 23 oktober 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening en
- € 20.000,- ( twintigduizend euro) aan vergoeding van affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten: 23 oktober 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening,
behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 183 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [zoon 1] toe tot een bedrag van € 20.000,- (twintigduizend euro) aan vergoeding van affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, te weten: 23 oktober 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [zoon 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [zoon 1] , aan de Staat € 20.000,- (twintigduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten: 23 oktober 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 51 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [zoon 2] toe tot een bedrag van € 20.000,- (twintigduizend euro) aan vergoeding van affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, te weten: 23 oktober 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [zoon 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [zoon 1] , aan de Staat € 20.000,- (twintigduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten: 23 oktober 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 51 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij La Piccola Baracca B.V. toe tot een bedrag van € 31.988,82 (eenendertigduizend negenhonderdachtentachtig euro) aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit:
- Omzetverlies | € 23.632,90 |
- Schade ten gevolge van het politieonderzoek | € 3.740,00 |
- Huur gedurende sluiting i.v.m. politieonderzoek | € 1.347,54 |
- Salaris personeel gedurende sluiting | € 2.629,47 |
- Verloren producten | € 204,84 |
- Advocaatkosten Bibob procedure | € 434,07 |
Voornoemd bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, gesteld op: 14 juni 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan La Piccola Baracca B.V. voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van La Piccola Baracca B.V., aan de Staat € 31.988,82 (eenendertigduizend negenhonderdachtentachtig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, gesteld op: 23 oktober 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 80 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2021.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑07‑2021
Proces-verbaal van bevindingen, p. A158 en A171.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A168.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A180.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A168.
Deze tijd loopt ruim twee minuten achter op de werkelijke tijd (zie proces-verbaal voetnoot 7).
Proces-verbaal van bevindingen, p. A173 en A174.
Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, p. F222.
Medische indicatie aanvraag geneeskunde, p. A069 en A070.
Proces-verbaal van gehoor getuige p. A072.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A013 en A014.
Proces-verbaal van verhoor getuige, p. G022 en G024.
Proces-verbaal van verhoor getuige, p. G013.
Proces-verbaal van verhoor getuige, p. G010-G011.
Proces-verbaal van verhoor getuige, p. G006.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A079.
Nu getuigen [getuige 4] en [getuige 3] hebben verklaard omtrent eenzelfde type voertuig, te weten een zilver- dan wel grijskleurige Volkswagen Golf, en omtrent dezelfde locatie waar dit voertuig stond geparkeerd, te weten in de Rombout Hogerbeetsstraat ter hoogte van nummer [huisnummer] , gaat de rechtbank ervan uit dat zij hebben verklaard omtrent hetzelfde voertuig en dat sprake is van een vergissing met betrekking tot het kenteken, namelijk het verwisselen van twee letters.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A080.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A136.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (James Wattstraat 84 Amsterdam), p. F103.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Kabelweg 25 Amsterdam), p. F122.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Admiraal de Ruijterweg 449 Amsterdam), p. F089.
Idem.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. F005.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Hugo de Grootplein 10 Amsterdam), p. F003.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Hugo de Grootplein 10 Amsterdam), p. F069.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Hugo de Grootplein 10 Amsterdam), p. F068.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Hugo de Grootplein 10 Amsterdam), p. F005.
Herzien rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, p. F256.
Herzien rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, p. F257.
Proces-verbaal vooronderzoek lab, p. F116 en F117.
Herzien rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, p. F285 en F286.
Rapport Forensisch DNA-onderzoek LUMC Forensisch Laboratorium voor DNA-Onderzoek, p. F203.
Rapport Forensisch DNA-onderzoek LUMC Forensisch Laboratorium voor DNA-Onderzoek, p. F204.
Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, p. F181 en F182.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Meer en Vaart 284 Amsterdam), p. F147 en F149.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A177 en A179.
Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, ongenummerd, gedateerd 10 juni 2021.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Meer en Vaart 284 Amsterdam), p. F147.
Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, p. F216.
Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. F168 en F170.
Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, p. F188 en F189.
Proces-verbaal, p. F180.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A203.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A207.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A203 tot en met A205.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A357.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Admiraal de Ruijterweg 449 Amsterdam), p. F089.
Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, p. F242.
Proces-verbaal van bevindingen; telefoons [verdachte] , p. A206.
Proces-verbaal van terechtzitting van 16 juni 2021.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A207.
Proces-verbaal van bevindingen; telefoons [verdachte] , p. A209.
Proces-verbaal van bevindingen; telefoons [verdachte] , p. A210 en A211.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A383.
Proces-verbaal van bevindingen; telefoons [verdachte] , p. A212 en A242.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A465.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A468.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A467.
NN1, NN2 en NN3 op de camerabeelden zijn herkend als respectievelijk [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , zie processen-verbaal van bevindingen op p. A470 ev. en op p. A378 en A379. Nu dit niet is weersproken, neemt de rechtbank deze conclusie over.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A578.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A481.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A697.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A697.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A481.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A578.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A483.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A484.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A367.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A485.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A486.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A487.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A488.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A488.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A489.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A490.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A698.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A490.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A698.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A381 en A382.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A698.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A581 en A582.
Proces-verbaal van bevindingen; telefoons [verdachte] , p. A211.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A699 en A700.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A382.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A209 en A210.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A695.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A697.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A696.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A695.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A700 en A701.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A204.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A292 tot en met A298.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A704 en A705.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A210.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A704.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A210.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A702.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A205.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A212 en A242.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A208.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A702.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A704.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A705.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A703.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A205.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A703.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A308 - A349.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A210.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A205.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A708.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A707.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A708.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A707.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A205.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A706.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A708.
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, p. A707.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A311.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A313 tot en met A315.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A316.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A205.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A320.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A323.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A325.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A326.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A327.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A328.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A329.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A330.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A331.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A332.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A335.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A336.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A339.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A340.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A341.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A205.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A342.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A171.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A343.
Proces-verbaal van bevindingen, p. A344.