Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten
Bijlage VII Definities, aanduidingen en verkoopbenamingen van producten, bedoeld in artikel 78
Geldend
Geldend vanaf 28-11-2023
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 08-11-2024.
- Bronpublicatie:
17-08-2023, PbEU L 2023, 2023/2464 (uitgifte: 08-11-2023, regelingnummer: 2023/2464)
- Inwerkingtreding
28-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-08-2023, PbEU L 2023, 2023/2464 (uitgifte: 08-11-2023, regelingnummer: 2023/2464)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt onder ‘verkoopbenaming’ verstaan: de naam waaronder een levensmiddel wordt verkocht, in de zin van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/13/EG of de naam van het levensmiddel, in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1169/2011.
Deel I. Vlees van runderen die jonger zijn dan 12 maanden
I. Definitie
Met het oog op de toepassing van dit deel wordt onder ‘vlees’ verstaan: geslachte dieren, vlees met of zonder been en slachtafvallen, al dan niet versneden, bestemd voor menselijke consumptie, van runderen die jonger zijn dan 12 maanden, aangeboden in verse, gekoelde of bevroren toestand, al dan niet voorzien van een onmiddellijke verpakking of een verpakking.
II. Indeling in het slachthuis van vlees van runderen die jonger zijn dan 12 maanden
Op het moment van het slachten delen de marktdeelnemers, onder toezicht van de bevoegde autoriteit, alle runderen die jonger zijn dan 12 maanden, in één van de volgende twee categorieën in:
- A)
Categorie V: runderen die jonger zijn dan 8 maanden
Identificatieletter: V;
- B)
Categorie Z: runderen die ten minste 8 maanden oud zijn, maar jonger zijn dan 12 maanden
Identificatieletter: Z.
Deze indeling vindt plaats op basis van het paspoort waarvan de runderen vergezeld gaan, of, bij gebrek daaraan, op basis van de gegevens uit het gecomputeriseerde gegevensbestand als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (1).
Op verzoek van een groepering als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 kan de betrokken lidstaat besluiten dat de in dit punt bedoelde voorwaarden niet van toepassing zijn op vlees van runderen met een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012 beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding die vóór 29 juni 2007 is geregistreerd.
III. Verkoopbenamingen
1
Vlees van runderen die jonger zijn dan twaalf maanden, mag in de verschillende lidstaten slechts worden afgezet onder de volgende, voor iedere lidstaat vastgestelde verkoopbenaming(en):
- A)
voor vlees van runderen die jonger zijn dan acht maanden (identificatieletter: V):
Land van afzet
Verplichte verkoopbenaming
België
veau, viande de veau/kalfsvlees/Kalbfleisch
Bulgarije
Meco OT ManKM TeneTa
Tsjechische Republiek
Telecí
Denemarken
Lyst kalveked
Duitsland
Kalbfleisch
Estland
Vasikaliha
Ierland
Veal
Griekenland
μοσχάρι γάλακτος
Spanje
Ternera blanca, carne de ternera blanca
Frankrijk
veau, viande de veau
Kroatië
teletina
Italië
vitello, carne di vitello
Cyprus
μοσχάρι γάλακτος
Letland
Teļa gaļa
Litouwen
Veršiena
Luxemburg
veau, viande de veau/Kalbfleisch
Hongarije
Borjúhús
Malta
Vitella
Nederland
Kalfsvlees
Oostenrijk
Kalbfleisch
Polen
Cielęcina
Portugal
Vitela
Roemenië
carne de vitel
Slovenië
Teletina
Slowakije
Tel'acie mäso
Finland
vaalea vasikanliha/ljust kalvkött
Zweden
ljust kalvkött
- B)
voor vlees van runderen die ten minste 8 maanden oud zijn, maar jonger zijn dan 12 maanden (identificatieletter: Z):
Land van afzet
Verplichte verkoopbenaming
België
jeune bovin, viande de jeune bovin/jongrundvlees/Jungrindfleisch
Bulgarije
TeneuiKO Meco
Tsjechische Republiek
hovězí maso z mladého skotu
Denemarken
Kalvekød
Duitsland
Jungrindfleisch
Estland
noorloomaliha
Ierland
rosé veal
Griekenland
νεαρó μοσχάρι
Spanje
Ternera, carne de ternera
Frankrijk
jeune bovin, viande de jeune bovin
Kroatië
mlada junetina
Italië
vitellone, carne di vitellone
Cyprus
νεαρó μοσχάρι
Letland
jaunlopa gaļa
Litouwen
Jautiena
Luxemburg
jeune bovin, viande de jeune bovin/Jungrindfleisch
Hongarije
Növendék marha húsa
Malta
Vitellun
Nederland
rosé kalfsvlees
Oostenrijk
Jungrindfleisch
Polen
młoda wołowina
Portugal
Vitelão
Roemenië
carne de tineret bovin
Slovenië
meso težjih telet
Slowakije
mäso z mladého dobytka
Finland
vasikanliha/kalvkött
Zweden
Kalvkött
2
De in lid 1 bedoelde verkoopbenamingen mogen worden aangevuld met de vermelding van de benaming of de aanduiding van de betrokken stukken vlees of van het betrokken slachtafval.
3
De verkoopbenamingen voor categorie V die in deel A) van de tabel in lid 1 zijn opgenomen, en eventuele nieuwe benamingen die van die verkoopbenamingen zijn afgeleid, mogen uitsluitend worden gebruikt indien aan alle eisen van deze bijlage wordt voldaan.
Meer bepaald mag in een verkoopbenaming of op een etiket van vlees van runderen die ouder zijn dan 12 maanden, geen gebruik worden gemaakt van de termen ‘veau’, ‘teleci’, ‘Kalb’, ‘μοσχάρι ’, ‘ternera’, ‘kalv’, ‘veal’, ‘vitello’, ‘vitella’, ‘kalf,’ ‘vitela’ en ‘teletina’.
4
De in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn niet van toepassing op vlees van runderen waarvoor vóór 29 juni 2007 een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1121/2012 van de Raad.
IV. Verplichte vermelding op het etiket
1
Onverminderd Richtlijn 2000/13/EG, Verordening (EU) nr. 1169/2011 en de artikelen 13, 14 en 15 van Verordening (EG) nr. 1760/2000, brengen de marktdeelnemers in ieder stadium van de productie en de afzet de volgende gegevens aan op het etiket van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden:
- a)
de verkoopbenaming overeenkomstig punt III vandit deel;
- b)
de slachtleeftijd van de dieren, door middel van de vermelding
- —
‘slachtleeftijd: tot 8 maanden’;
- —
‘slachtleeftijd: van 8 tot 12 maanden’.
In afwijking van punt b) van de eerste alinea, kunnen de marktdeelnemers de vermelding van de slachtleeftijd vervangen door de vermelding van de categorie, respectievelijk: ‘categorie V’ of ‘categorie Z’, in de stadia voorafgaand aan de aanbieding aan de eindverbruiker.
2
De voorschriften voor het aanbrengen van de in lid 1 bedoelde vermeldingen op het etiket van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden en dat in niet-voorverpakte vorm in de detailhandel wordt aangeboden aan de eindverbruiker, worden door de lidstaten vastgesteld.
V. Registratie
In elk stadium van de productie en de afzet registreren de marktdeelnemers de volgende gegevens:
- a)
het identificatienummer en de geboortedatum van de dieren, alleen in het slachthuis;
- b)
een referentienummer voor de vaststelling van het verband tussen, enerzijds, de identificatie van het dier waarvan het vlees afkomstig is en, anderzijds, de op het etiket van het vlees vermelde verkoopbenaming, slachtleeftijd en identificatieletter van de betrokken categorie;
- c)
de datum waarop de dieren en het vlees de inrichting respectievelijk binnengekomen zijn en verlaten hebben.
VI. Officiële controles
1
De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor de officiële controles waarmee wordt nagegaan of dit deel wordt toegepast, en delen de betrokken gegevens mee aan de Commissie.
2
De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten voeren officiële controles uit overeenkomstig de algemene beginselen van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2).
3
De deskundigen van de Commissie voeren, zo nodig, samen met de betrokken bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, met deskundigen van de lidstaten, controles ter plaatse uit om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van deze bijlage worden toegepast.
4
De lidstaten op het grondgebied waarvan een controle wordt uitgevoerd, verlenen de Commissie alle medewerking die zij bij het verrichten van haar taak nodig heeft.
5
Met betrekking tot uit derde landen ingevoerd vlees zorgt de bevoegde autoriteit die door dat derde land is aangewezen, of, in voorkomend geval, een onafhankelijke dienst ervoor dat aan de eisen van dit deel wordt voldaan. Deze dienst biedt de nodige garanties waaruit blijkt dat hij zich houdt aan de Europese norm EN 45011 of ISO/IEC Guide 65.]
Deel II. Wijncategorieën
De categorieën wijnbouwproducten zijn die welke zijn vastgesteld in de punten 1 tot en met 17. De in punt 1 en de punten 4 tot en met 9 vastgestelde categorieën wijnbouwproducten mogen een volledige of gedeeltelijke dealcoholisatie ondergaan overeenkomstig bijlage VIII, deel I, sectie E, nadat zij volledig beantwoorden aan hun respectieve in die punten omschreven kenmerken.
(1) Wijn
Onder ‘wijn’ wordt verstaan: het product dat uitsluitend wordt verkregen door gehele of gedeeltelijke alcoholische vergisting van al dan niet gekneusde verse druiven of van druivenmost.
Wijn heeft:
- a)
na de eventuele behandelingen als bedoeld in bijlage VIII, deel I, punt B, een feitelijk alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5 % vol, mits deze wijn uitsluitend afkomstig is van druiven die zijn geoogst in de wijnbouwzones A en B zoals bedoeld in het aanhangsel I bij deze bijlage, en van ten minste 9 % vol voor de overige wijnbouwzones;
- b)
wanneer hij een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding heeft, in afwijking van het doorgaans geldende minimale effectieve alcoholvolumegehalte en na de eventuele behandelingen zoals bedoeld in bijlage VIII, deel I, punt B, een feitelijk alcoholvolumegehalte van ten minste 4,5 % vol;
- c)
een totaal alcoholvolumegehalte van ten hoogste 15 % vol. In afwijking daarvan:
- —
kan voor wijn die zonder verrijking is verkregen op bepaalde wijnbouwoppervlakten van de Unie die de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, door middel van gedelegeerde handelingen vaststelt, de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte tot 20 % vol worden verhoogd,
- —
kan de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte tot meer dan 15 % vol worden verhoogd voor wijn met een beschermde oorsprongsbenaming die is verkregen zonder verrijking, of uitsluitend verrijkt door de in bijlage VIII, deel I, afdeling B, punt 1, genoemde procedés van gedeeltelijke concentratie, mits het productdossier in het technisch dossier van de betrokken beschermde oorsprongsbenaming die mogelijkheid bevat;
- d)
behoudens eventuele afwijkingen die de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, door middel van gedelegeerde handelingen kan vaststellen, een totaal gehalte aan zuren, uitgedrukt in wijnsteenzuur, van ten minste 3,5 gram per liter of 46,6 milli-equivalent per liter.
‘Retsina’: wijn die uitsluitend wordt voortgebracht op het geografische grondgebied van Griekenland uit druivenmost die met hars van de Aleppopijnboom is behandeld. Het gebruik van hars van de Aleppopijnboom is alleen toegestaan om ‘retsina’-wijn overeenkomstig de toepasselijke Griekse voorschriften te verkrijgen.
In afwijking van het bepaalde in punt b) van de tweede alinea worden ‘Tokaji eszencia’ en ‘Tokajská esencia’ als wijn beschouwd.
De lidstaten mogen evenwel toestaan dat het woord ‘wijn’ wordt gebruikt indien:
- a)
het vergezeld gaat van de naam van een vrucht in samengestelde benamingen om producten, verkregen door vergisting van andere vruchten dan druiven, af te zetten; of
- b)
het onderdeel is van een samengestelde benaming.
Iedere verwarring met producten die onder de wijncategorieën van deze bijlage vallen, moet worden voorkomen.
(2) Jonge, nog gistende wijn
Onder ‘jonge, nog gistende wijn’ wordt verstaan, wijn waarvan de alcoholische gisting nog niet is geëindigd en die nog niet is ontdaan van de wijnmoer.
(3) Likeurwijn
Onder ‘likeurwijn’ wordt verstaan, het product:
- a)
dat een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol. en ten hoogste 22 % vol. Bij wijze van uitzondering, en voor wijnen met een langere rijping, kunnen deze grenspercentages verschillen bij bepaalde likeurwijnen met een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding die voorkomen op de lijst die de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 75, lid 2, op voorwaarde dat:
- —
de wijnen die in het rijpingsproces worden gebracht, voldoen aan de definitie van likeurwijn, en
- —
de gerijpte wijn een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 14 % vol.;
- b)
dat een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 17,5 % vol, met uitzondering van bepaalde likeurwijnen met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, door middel van gedelegeerde handelingen opstelt;
- c)
dat verkregen is uit:
- —
gedeeltelijk gegiste druivenmost,
- —
wijn,
- —
een mengsel van bovengenoemde producten, of
- —
druivenmost of een mengsel van druivenmost en wijn als het gaat om bepaalde, door de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, door middel van gedelegeerde handelingen vast te stellen likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding;
- d)
dat een oorspronkelijk natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 12 % vol, met uitzondering van bepaalde likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, door middel van gedelegeerde handelingen opstelt;
- e)
waaraan zijn toegevoegd:
- i)
een van de volgende producten of een mengsel daarvan:
- —
neutrale alcohol uit wijnbouwproducten, met inbegrip van alcohol verkregen door de distillatie van rozijnen en krenten, met een feitelijk alcoholvolumegehalte van ten minste 96 % vol,
- —
distillaat van wijn of van rozijnen en krenten met een feitelijk alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol;
- ii)
alsmede, in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:
- —
geconcentreerde druivenmost,
- —
een mengsel van een van de onder e), i), genoemde producten met druivenmost zoals bedoeld onder c), eerste en vierde streepje;
- f)
waaraan, in afwijking van het bepaalde in punt e), voor zover het gaat om likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, door middel van gedelegeerde handelingen opstelt, zijn toegevoegd:
- i)
een van de onder e), i), genoemde producten of een mengsel daarvan; of
- ii)
een of meer van de volgende producten:
- —
alcohol van wijn of van rozijnen en krenten, met een feitelijk alcoholvolumegehalte van ten minste 95 % vol en ten hoogste 96 % vol,
- —
eau-de-vie van wijn of van druivendraf, met een feitelijk alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol,
- —
eau-de-vie van rozijnen en krenten, met een feitelijk alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol doch minder dan 94,5 % vol; en
- iii)
in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:
- —
gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven,
- —
geconcentreerde druivenmost verkregen door rechtstreekse werking van vuur, die, afgezien van deze bewerking, voldoet aan de definitie van geconcentreerde druivenmost,
- —
geconcentreerde druivenmost,
- —
een mengsel van een van de onder f), ii), genoemde producten met druivenmost als bedoeld onder c), eerste en vierde streepje.
(4) Mousserende wijn
Onder ‘mousserende wijn’ wordt verstaan, het product dat:
- a)
is verkregen door eerste of tweede alcoholische vergisting:
- —
van verse druiven,
- —
van druivenmost, of
- —
van wijn;
- b)
wordt gekenmerkt door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat uitsluitend door vergisting is ontstaan;
- c)
bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20 °C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar; en
- d)
wordt bereid uit cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5 % vol.
(5) Mousserende kwaliteitswijn
Onder ‘mousserende kwaliteitswijn’ wordt verstaan, het product dat:
- a)
is verkregen door eerste of tweede alcoholische vergisting:
- —
van verse druiven,
- —
van druivenmost, of
- —
van wijn;
- b)
wordt gekenmerkt door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat uitsluitend door vergisting is ontstaan;
- c)
bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20 °C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3,5 bar; en
- d)
wordt bereid uit cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol.
(6) Aromatische mousserende kwaliteitswijn
Onder ‘aromatische mousserende kwaliteitswijn’ wordt verstaan, het product dat:
- a)
is verkregen door voor de cuvée uitsluitend gebruik te maken van druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost van specifieke wijndruivenrassen die zijn opgenomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, door middel van gedelegeerde handelingen opstelt.
De aromatische mousserende kwaliteitswijnen die traditioneel worden bereid met gebruikmaking van wijnen voor de cuvée, worden door de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, door middel van gedelegeerde handelingen vastgesteld;
- b)
bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20 °C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar;
- c)
een feitelijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 6 % vol; en
- d)
een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 10 % vol.
(7) Mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd
Onder ‘mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd’, wordt verstaan, het product dat:
- a)
is verkregen uit wijn zonder een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding;
- b)
bij het openen van de recipiënten, koolzuurgas laat ontsnappen dat geheel of gedeeltelijk is toegevoegd; en
- c)
bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20 °C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar.
(8) Parelwijn
Onder ‘parelwijn’ wordt verstaan, het product dat:
- a)
is verkregen uit wijn, uit jonge nog gistende wijn, uit druivenmost of uit gedeeltelijk gegiste druivenmost, voor zover het totale alcoholvolumegehalte van die producten ten minste 9 % vol bedraagt;
- b)
een feitelijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol;
- c)
bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20 °C, een door endogeen koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar; en
- d)
wordt opgeslagen in recipiënten van 60 1 of minder.
(9) Parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd
Onder ‘parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd’ wordt verstaan, het product dat:
- a)
is verkregen uit wijn, uit jonge nog gistende wijn, uit druivenmost of uit gedeeltelijk gegiste druivenmost;
- b)
een feitelijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol en een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol;
- c)
bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20 °C, een door geheel of gedeeltelijk toegevoegd koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar; en
- d)
wordt opgeslagen in recipiënten van 60 1 of minder.
(10) Druivenmost
Onder ‘druivenmost’ wordt verstaan: de vloeistof die op natuurlijke wijze of via natuurkundige procedés uit verse druiven wordt verkregen. Druivenmost mag een feitelijk alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.
(11) Gedeeltelijk gegiste druivenmost
Onder ‘gedeeltelijk gegiste druivenmost’ wordt verstaan: het product dat wordt verkregen door vergisting van druivenmost en dat een feitelijk alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 1 % vol doch minder dan drie vijfde van het totale alcoholvolumegehalte.
(12) Gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven
Onder ‘gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven’ wordt verstaan: het product dat wordt verkregen door de gedeeltelijke vergisting van druivenmost van ingedroogde druiven, waarvan het totale gehalte aan suiker vóór de gisting ten minste 272 g per liter bedraagt en waarvan het natuurlijke en effectieve alcoholvolumegehalte niet minder mag bedragen dan 8 % vol. Bepaalde door de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, door middel van gedelegeerde handelingen vast te stellen wijnen die aan deze eisen voldoen, worden echter niet als gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven beschouwd.
(13) Geconcentreerde druivenmost
Onder ‘geconcentreerde druivenmost’ wordt verstaan: de niet-gekarameliseerde druivenmost die wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20 °C met een refractometer volgens een overeenkomstig artikel 80, lid 5, eerste alinea, en artikel 91, eerste alinea, onder d), voor te schrijven methode een waarde van niet minder dan 50,9 % wordt gemeten.
Geconcentreerde druivenmost mag een feitelijk alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.
(14) Gerectificeerde geconcentreerde druivenmost
Onder ‘gerectificeerde geconcentreerde druivenmost’ wordt verstaan:
- a)
de niet-gekarameliseerde vloeistof die:
- i)
wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20 °C met een refractometer volgens een overeenkomstig artikel 80, lid 5, eerste alinea, en artikel 91, eerste alinea, onder d), voor te schrijven methode een waarde van niet minder dan 61,7 % wordt gemeten;
- ii)
een toegestane behandeling voor ontzuring en eliminatie van andere bestanddelen dan suiker heeft ondergaan;
- iii)
de volgende kenmerken vertoont:
- —
pH niet hoger dan 5 bij 25°Brix,
- —
optische dichtheid bij 425 nm en een dikte van 1 cm, niet hoger dan 0,100, voor geconcentreerde druivenmost bij 25°Brix,
- —
sucrosegehalte niet vast te stellen met een nader te bepalen analysemethode;
- —
Folin-Ciocalteau-index niet hoger dan 6,00 bij 25°Brix,
- —
getitreerde zuurgraad niet hoger dan 15 milli-equivalent per kilogram suiker totaal;
- —
gehalte aan zwaveldioxide niet hoger dan 25 mg per kilogram suiker totaal,
- —
gehalte aan kationen totaal niet hoger dan 8 milli-equivalent per kilogram suiker totaal,
- —
conductiviteit bij 25 Brix en 20 °C niet hoger dan 120 micro-Siemens/cm,
- —
gehalte aan hydroxymethylfurfural niet hoger dan 25 mg per kilogram suiker totaal;
- —
aanwezigheid van meso-inositol.
- b)
de niet-gekarameliseerde vaste stof die:
- i)
zonder gebruik van oplosmiddelen wordt verkregen door kristallisatie van vloeibare gerectificeerde geconcentreerde druivenmost;
- ii)
een toegestane behandeling voor ontzuring en eliminatie van andere bestanddelen dan suiker heeft ondergaan;
- iii)
na verdunning bij 25 °Brix de volgende kenmerken vertoont;
- —
pH niet hoger dan 7,5;
- —
optische dichtheid bij 425 nm en een dikte van 1 cm, niet hoger dan 0,100;
- —
sucrosegehalte niet vast te stellen met een nader te bepalen analysemethode;
- —
Folin-Ciocalteu-index niet hoger dan 6,00;
- —
getitreerde zuurgraad niet hoger dan 15 milli-equivalent per kilogram suiker totaal;
- —
gehalte aan zwaveldioxide niet hoger dan 10 mg per kilogram suiker totaal;
- —
gehalte aan kationen totaal niet hoger dan 8 milli-equivalent per kilogram suiker totaal;
- —
conductiviteit bij 20 °C niet hoger dan 120 micro-Siemens/cm;
- —
gehalte aan hydroxymethylfurfural niet hoger dan 25 mg per kilogram suiker totaal;
- —
aanwezigheid van meso-inositol.
Geconcentreerde druivenmost mag een feitelijk alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.
(15) Wijn van ingedroogde druiven
Onder ‘wijn van ingedroogde druiven’ wordt verstaan: het product dat:
- a)
zonder verrijking is verkregen van druiven die in de zon of de schaduw hebben gelegen met het oog op gedeeltelijke dehydratatie;
- b)
een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol en een feitelijk alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol; en
- c)
een natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol (of 272 g suiker/liter).
(16) Wijn van overrijpe druiven
Onder ‘wijn van overrijpe druiven’ wordt verstaan: het product dat:
- a)
wordt bereid zonder verrijking;
- b)
een natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 15 % vol; en
- c)
een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en een feitelijk alcoholvolumegehalte van ten minste 12 % vol.
De lidstaten kunnen voor dit product een rijpingsperiode voorschrijven.
(17) Wijnazijn
Onder ‘wijnazijn’ wordt verstaan: azijn die:
- a)
uitsluitend wordt verkregen door azijnzure vergisting van wijn; en
- b)
een totaal zuurgehalte heeft van ten minste 60 g per liter, uitgedrukt in azijnzuur.
Deel III. Melk en zuivelproducten
1
Onder ‘melk’ wordt uitsluitend vestaan: het product dat normaal door de melkklieren wordt afgescheiden en bij één of meer melkbeurten is verkregen, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken.
De benaming ‘melk’ mag evenwel tevens worden gebruikt:
- a)
voor melk die een behandeling heeft ondergaan waardoor de samenstelling niet wordt gewijzigd of voor melk waarvan het vetgehalte overeenkomstig deel IV is gestandaardiseerd;
- b)
samen met één of meer woorden, om het type, de kwaliteitsklasse, de oorsprong en/of het voorgenomen gebruik van de melk aan te geven, of om de fysieke behandeling te omschrijven waaraan de melk is onderworpen of de wijzigingen in de samenstelling die de melk heeft ondergaan, mits deze wijzigingen beperkt blijven tot het toevoegen en/of het onttrekken van natuurlijke melkbestanddelen aan de melk.
2
Met het oog op de toepassing van dit deel wordt onder ‘zuivelproducten’ verstaan: producten die uitsluitend zijn verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van de melk.
Voor zuivelproducten mogen uitsluitend de onderstaande benamingen worden gebruikt:
- a)
de volgende benamingen, die in alle handelsstadia worden gebruikt
- i)
wei,
- ii)
room,
- iii)
boter,
- iv)
karnemelk of botermelk,
- v)
boterolie,
- vi)
caseïne,
- vii)
watervrij melkvet,
- viii)
kaas,
- ix)
yoghurt,
- x)
kefir,
- xi)
koemis,
- xii)
viili/fil,
- xiii)
smetana,
- xiv)
fil,
- xv)
rjaženka,
- xvi)
rūgušpiens;
- b)
benamingen in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2000/13/EG of artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1169/2011 die daadwerkelijk voor zuivelproducten worden gebruikt.
3
De benaming ‘melk’ en de voor de omschrijving van zuivelproducten gebruikte benamingen mogen eveneens worden gebruikt samen met één of meer woorden voor het omschrijven van samengestelde producten waarvan geen enkel element de plaats van een bestanddeel van melk inneemt of met dit doel wordt toegevoegd, en waarvan de melk of een zuivelproduct een essentieel bestanddeel is, hetzij door zijn hoeveelheid, hetzij omdat zijn effect kenmerkend is voor het product.
4
Wat melk betreft, moet worden vermeld van welke diersoort de melk afkomstig is, indien zij niet afkomstig is van runderen.
5
De in de punten 1, 2 en 3 bedoelde benamingen mogen niet voor andere dan de in die punten bedoelde producten worden gebruikt.
Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is, en/of wanneer duidelijk is dat de benamingen bedoeld zijn om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven.
6
Voor andere dan de in de punten 1, 2 en 3 van dit deel bedoelde producten mogen geen etiketten, handelsdocumenten, reclamemateriaal of enige vorm van reclame als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2006/114/EG (1) van de Raad of enige vorm van presentatie worden gebruikt waarmee wordt aangegeven, geïmpliceerd of gesuggereerd dat het betrokken product een zuivelproduct is.
Voor producten die melk- of zuivelproducten bevatten, mogen de benaming ‘melk’ en de in punt 2, tweede alinea, van dit deel bedoelde benamingen echter uitsluitend worden gebruikt om een beschrijving van de grondstoffen en een opsomming van de ingrediënten te geven overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG of Verordening (EU) nr. 1169/2011.
Deel IV. Melk voor menselijke consumptie van GN-code 0401
I. Definities
Met het oog op de toepassing van dit deel wordt verstaan onder:
- a)
‘melk’: het door het melken van één of meer koeien verkregen product;
- b)
‘consumptiemelk’: de in punt III vermelde producten, bestemd om als zodanig aan de consument te worden geleverd;
- c)
‘vetgehalte’: de massaverhouding van de delen melkvetstof tot 100 delen van de betrokken melk;
- d)
‘eiwitgehalte’: de massaverhouding van de delen melkeiwit tot 100 delen van de betrokken melk berekend door het totale stikstofgehalte van de melk, uitgedrukt als massapercentage, te vermenigvuldigen met 6,38.
II. Levering of verkoop aan de eindverbruiker
- 1.
Alleen melk die voldoet aan de eisen voor consumptiemelk mag zonder verwerking aan de eindconsument worden geleverd of verkocht, hetzij rechtstreeks, hetzij via restaurants, ziekenhuizen, kantines of andere soortgelijke instellingen.
- 2.
De verkoopbenamingen voor deze producten zijn die welke zijn vastgesteld in punt III. Deze verkoopbenamingen mogen uitsluitend voor de in dat punt gedefinieerde producten worden gebruikt, onverminderd de mogelijkheid om ze te gebruiken in samengestelde benamingen.
- 3.
De lidstaten stellen maatregelen vast om de consument over de aard of de samenstelling van de producten te informeren in alle gevallen waarin het ontbreken van deze informatie bij de consument tot verwarring kan leiden.
III. Consumptiemelk
- 1.
De volgende producten worden als consumptiemelk beschouwd:
- a)
rauwe melk: melk die niet is verwarmd tot boven 40 °C en die evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
- b)
volle melk: warmtebehandelde melk die, wat het vetgehalte betreft, aan één van de volgende eisen voldoet:
- i)
gestandaardiseerde volle melk: melk met een vetgehalte van ten minste 3,50 % (m/m). De lidstaten mogen evenwel een extra categorie volle melk met een vetgehalte van 4,00 % (m/m) of meer vaststellen;
- ii)
niet-gestandaardiseerde volle melk: melk waarvan het vetgehalte sedert het melken niet is gewijzigd, noch door toevoeging of verwijdering van melkvet, noch door vermenging met melk waarvan het natuurlijke vetgehalte is gewijzigd. Het vetgehalte mag evenwel niet lager zijn dan 3,50 % (m/m);
- c)
halfvolle melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten minste 1,50 % (m/m) en ten hoogste 1,80 % (m/m) is gebracht;
- d)
magere melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten hoogste 0,50 % (m/m) is gebracht.
Warmtebehandelde melk die niet voldoet aan de in de eerste alinea, punten b), c) en d), vastgestelde eisen ten aanzien van het vetgehalte, wordt als consumptiemelk beschouwd op voorwaarde dat het vetgehalte tot op de eerste decimaal duidelijk en gemakkelijk leesbaar op de verpakking is aangebracht, en wel als volgt: ‘… % vet’. Die melk mag niet worden omschreven als volle melk, halfvolle melk of magere melk.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in punt 1, onderdeel b), onder ii), zijn slechts de volgende wijzigingen toegestaan:
- a)
om de voor consumptiemelk voorgeschreven vetgehalten in acht te nemen, wijziging van het natuurlijke vetgehalte van de melk door verwijdering of toevoeging van room of door toevoeging van volle, halfvolle of magere melk;
- b)
verrijking van de melk met uit melk afkomstige eiwitten, minerale zouten of vitaminen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1);
- c)
vermindering van het lactosegehalte, door omzetting van lactose in glucose en galactose.
De onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk zijn alleen toegestaan indien zij duidelijk zichtbaar, goed leesbaar en onuitwisbaar op de verpakking van het product worden vermeld. Deze vermelding doet echter niets af aan de verplichting tot voedingswaarde-etikettering zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 1169/2011. In geval van verrijking met eiwitten dient het eiwitgehalte van de verrijkte melk 3,8 % (m/m) of meer te bedragen.
De lidstaten kunnen de onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk echter beperken of verbieden.
- 3.
Consumptiemelk moet aan de volgende eisen voldoen:
- a)
een vriespunt hebben dat het gemiddelde vriespunt van rauwe melk in de regio waar de consumptiemelk wordt ingezameld, dicht benadert;
- b)
een massagewicht van ten minste 1 028 gram per liter hebben voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m) bij een temperatuur van 20 °C, of het equivalent daarvan per liter voor melk met een ander vetgehalte;
- c)
ten minste 2,9 % (m/m) eiwit bevatten voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m), of het equivalent daarvan voor melk met een ander vetgehalte.
Deel V. Producten van de sector pluimveevlees
I
Dit deel is van toepassing op het, in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf, in de Unie afzetten van bepaalde soorten en aanbiedingsvormen van pluimveevlees, alsmede van bereidingen en producten op basis van pluimveevlees of slachtafval van pluimvee, van de volgende soorten:
- —
hanen en kippen (Gallus domesticus),
- —
eenden,
- —
ganzen,
- —
kalkoenen,
- —
parelhoenders.
Deze bepalingen zijn ook van toepassing op gepekeld pluimveevlees van GN-code 0210 99 39.
II. Definities
- (1)
‘Pluimveevlees’: het voor menselijke consumptie geschikt vlees van pluimvee dat geen enkele andere behandeling dan een koudebehandeling heeft ondergaan:
- (2)
‘Vers pluimveevlees’: pluimveevlees dat op geen enkel moment door koude is verstijfd voorafgaand aan de bewaring bij een temperatuur die niet lager mag zijn dan - 2 °C en niet hoger dan + 4 °C. De lidstaten kunnen evenwel enigszins afwijkende temperatuureisen vaststellen voor de minimumduur die vereist is voor het uitsnijden en behandelen van vers vlees van pluimvee in detailhandelszaken of in aan verkooppunten grenzende lokalen, waar het vlees uitsluitend wordt versneden en behandeld om ter plaatse rechtstreeks aan de consument te kunnen worden geleverd;
- (3)
‘Bevroren pluimveevlees’: pluimveevlees dat, zodra dit in het kader van de normale slachtprocedures mogelijk is, moet worden bevroren en moet te allen tijde worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste - 12 °C;
- (4)
‘Diepgevroren pluimveevlees’: pluimveevlees dat moet worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste — 18 °C, met inachtneming van de in Richtlijn 89/108/EEG van de Raad (2) vastgestelde toleranties;
- (5)
‘Bereiding op basis van pluimveevlees’: pluimveevlees, met inbegrip van pluimveevlees dat in kleine stukken is gehakt, waaraan levensmiddelen, kruiden of additieven zijn toegevoegd of dat een verwerking heeft ondergaan die niet volstaat om de inwendige spierweefselstructuur van het vlees te veranderen;
- (6)
‘Bereiding op basis van vers pluimveevlees’: een bereiding op basis van pluimveevlees waarvoor vers vlees van pluimvee is gebruikt.
De lidstaten kunnen evenwel enigszins afwijkende temperatuureisen vaststellen voor de minimumduur die nodig is, en slechts voor zover nodig, voor het behandelen en uitsnijden in de fabriek tijdens de productie van bereidingen op basis van vers vlees van pluimvee;
- (7)
‘Pluimveevleesproduct’: een vleesproduct als omschreven in bijlage I, punt 7.1, van Verordening (EG) nr. 853/2004, waarvoor pluimveevlees is gebruikt.
III
Vlees van pluimvee en bereidingen op basis van vlees van pluimvee worden in een van de volgende staten in de handel gebracht:
- —
vers,
- —
bevroren,
- —
diepgevroren.
Deel VI. Eieren van kippen van de soort Gallus gallus
I. Toepassingsgebied
- 1.
Onverminderd artikel 75 betreffende de normen voor de productie van en de handel in broedeieren en kuikens van pluimvee is dit deel van toepassing op de handel binnen de Unie van in de Unie geproduceerde, uit derde landen ingevoerde of voor uitvoer uit de Unie bestemde eieren.
- 2.
De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen van de toepassing van de in dit deel opgenomen eisen, uitgezonderd afdeling III, punt 3, voor eieren die door de producent rechtstreeks aan de eindverbruiker worden verkocht:
- a)
in de productie-inrichting, of
- b)
op een lokale openbare markt of bij huis-aan-huisverkoop in het productiegebied van de betrokken lidstaat.
Indien een dergelijke vrijstelling wordt verleend, moet elke producent kunnen kiezen of hij de vrijstelling al dan niet toepast. Indien de vrijstelling wordt toegepast, mogen de eieren niet worden ingedeeld naar kwaliteit en gewicht.
De lidstaat kan overeenkomstig de nationale wetgeving de definitie van de termen lokale openbare markt, huis-aan-huisverkoop en productiegebied bepalen.
II. Indeling naar kwaliteit en gewicht
- 1.
De eieren worden ingedeeld in de volgende kwaliteitsklassen:
- a)
klasse A of ‘verse eieren’,
- b)
klasse B.
- 2.
Eieren van klasse A worden ook ingedeeld naar gewicht. Indeling naar gewicht wordt echter niet geëist voor eieren die worden geleverd aan de levensmiddelen- en de niet-levensmiddelenindustrie.
- 3.
Eieren van klasse B worden uitsluitend geleverd aan de levensmiddelen- en de niet-levensmiddelenindustrie.
III. Het merken van eieren
- 1.
Eieren van klasse A worden gemerkt met de producentencode.
Eieren van klasse B worden gemerkt met de producentencode en/of met een andere vermelding.
De lidstaten kunnen eieren van klasse B die uitsluitend op hun grondgebied in de handel worden gebracht evenwel vrijstellen van deze eis.
- 2.
Het merken van de eieren overeenkomstig het bepaalde in punt 1 vindt plaats in de productie-inrichting.
- 2 bis.
De lidstaten kunnen eieren op basis van objectieve criteria vrijstellen van de in punt 2 vastgestelde eis als het merken plaatsvindt in het eerste pakstation waaraan de eieren worden geleverd.
- 3.
Eieren die door de producent aan de eindverbruiker worden verkocht op een lokale openbare markt in het productiegebied van de betrokken lidstaat, worden gemerkt overeenkomstig punt 1.
De lidstaten kunnen evenwel producenten met minder dan 50 legkippen vrijstellen van deze eis, op voorwaarde dat de naam en het adres van de producent worden vermeld op het verkooppunt.
Deel VII. Smeerbare vetproducten
I. Verkoopbenamingen
De in artikel 78, lid 1, punt f), bedoelde producten mogen slechts zonder verwerking rechtstreeks of via restaurants, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke instellingen aan de eindverbruiker worden geleverd of afgestaan, indien zij aan de in het aanhangsel II vastgestelde eisen voldoen.
De verkoopbenamingen voor deze producten worden onverminderd afdeling II, punten 2, 3 en 4, in aanhangsel II gespecificeerd.
De in aanhangsel II vermelde verkoopbenamingen zijn uitsluitend bestemd voor de in dit deel omschreven producten van de onderstaande GN-codes die een vetgehalte van minstens 10, maar minder dan 90 gewichtspercenten hebben:
- a)
melkvetten van de GN-codes 0405 en ex 2106;
- b)
vetten van GN-code ex 1517;
- c)
uit plantaardige en/of dierlijke producten samengestelde vetten van de GN-codes ex 1517 en ex 2106.
Het vetgehalte exclusief zout bedraagt ten minste twee derde van de droge stof.
Die verkoopbenamingen gelden evenwel alleen voor producten die bij een temperatuur van 20 °C hun vaste vorm behouden en als smeersel kunnen worden gebruikt.
Deze definities zijn niet van toepassing op:
- a)
de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is en/of wanneer duidelijk is dat de benaming bedoeld is om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven;
- b)
geconcentreerde producten (boter, margarine, melanges) met een vetgehalte van ten minste 90 %.
II. Terminologie
- 1.
De term ‘traditioneel’ mag in combinatie met de in deel A, punt 1, van het aanhangsel II vastgestelde vermelding ‘boter’ worden gebruikt, wanneer het product rechtstreeks wordt verkregen uit melk of room.
In dit punt wordt verstaan onder ‘room’:
het product dat wordt verkregen uit melk, in de vorm van een emulsie van het type olie in water, met een melkvetgehalte van ten minste 10 %.
- 2.
Voor in het aanhangsel II bedoelde producten zijn vermeldingen verboden waarbij een ander dan het daar vermelde vetgehalte wordt genoemd, geïmpliceerd of gesuggereerd.
- 3.
In afwijking van punt 2 mag de vermelding ‘met verminderd vetgehalte’ of ‘light’ worden toegevoegd voor in het aanhangsel II genoemde producten met een vetgehalte van ten hoogste 62 %.
De vermelding ‘met verminderd vetgehalte’ en de vermelding ‘light’ mogen echter in de plaats komen van de in het aanhangsel gebruikte vermeldingen ‘¾’ en ‘halfvolle’.
- 4.
De verkoopbenamingen ‘minarine’ en ‘halvarine’ mogen worden gebruikt voor in deel B, punt 3, van het aanhangsel II bedoelde producten.
- 5.
De aanduiding ‘plantaardig’ mag samen met de in deel B van het aanhangsel II vermelde verkoopbenamingen worden gebruikt indien het product alleen vet van plantaardige oorsprong bevat, met een tolerantie voor dierlijk vet van 2 % van het vetgehalte. Deze tolerantie is ook van toepassing wanneer wordt verwezen naar een plantensoort.
Deel VIII. Benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven
Het gebruik van de in dit deel vermelde benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven is verplicht bij de afzet van de betrokken producten in de Unie en, voor zover verenigbaar met de bindende internationale regels, in het handelsverkeer met derde landen.
In het stadium van de detailhandel mogen alleen de oliën als bedoeld in punt 1, onder a) en b), en in de punten 3 en 6 worden afgezet.
- (1)Olijfolie van de eerste persing
‘Olijfolie van de eerste persing’: oliën die uit de vrucht van de olijfboom uitsluitend zijn verkregen langs zuiver mechanische weg of via andere natuurkundige procédés onder omstandigheden waardoor de olie niet wordt aangetast, en die geen andere behandeling hebben ondergaan dan wassen, decanteren, centrifugeren en filtreren, met uitsluiting van oliën die zijn verkregen door middel van oplosmiddelen of andere adjuvantia met een chemische of biochemische werking, of door herverestering, en van alle mengsels met oliën van een andere soort.
Deze oliën worden uitsluitend als volgt ingedeeld en omschreven:
- a)
Extra olijfolie van de eerste persing
‘Extra olijfolie van de eerste persing’: olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,8 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke door de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, voor deze categorie zijn vastgesteld.
- b)
Olijfolie van de eerste persing
‘Olijfolie van de eerste persing’: olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 2 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke door de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, voor deze categorie zijn vastgesteld.
- c)
Olijfolie van de eerste persing, voor verlichting
‘Olijfolie van de eerste persing, voor verlichting’: olijfolie van eerste persing met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van meer dan 2 gram per 100 gram en/of waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke door de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, voor deze categorie zijn vastgesteld.
- (2)Geraffineerde olijfolie
‘Geraffineerde olijfolie’: olijfolie verkregen door raffinering van olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van niet meer dan 0,3 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de door de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, voor deze categorie vastgestelde kenmerken.
- (3)Olijfolie — bestaande uit geraffineerde olijfolie en olijfolie van de eerste persing
‘Olijfolie — bestande uit geraffineerde olijfolie en olijfolie van de eerste persing’: olijfolie verkregen door het mengen van geraffineerde olijfolie met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de door de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, voor deze categorie vastgestelde kenmerken.
- (4)Ruwe olie van perskoeken van olijven
‘Ruwe olie van perskoeken van olijven’: olie verkregen uit perskoeken van olijven door behandeling met oplosmiddelen of via fysische methodes, of die, op bepaalde kenmerken na, overeenstemt met olijfolie voor verlichting, met uitsluiting van olie die is verkregen door herverestering, en van alle mengsels met olie van een andere soort, en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke door de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, voor deze categorie zijn vastgesteld.
- (5)Geraffineerde olie uit perskoeken van olijven
‘Geraffineerde olie uit perskoeken van olijven’: olie verkregen door de raffinering van ruwe olie uit perskoeken van olijven, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,3 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de door de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, voor deze categorie vastgestelde kenmerken.
- (6)Olie uit perskoeken van olijven
‘Olie uit perskoeken van olijven’: olie verkregen door het mengen van geraffineerde olie uit perskoeken van olijven met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de door de Commissie overeenkomstig artikel 75, lid 2, voor deze categorie vastgestelde kenmerken.
Aanhangsel I Wijnbouwzones
Aanhangsel II Smeerbare vetten
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).
Verordening (EG) Nr. 882/2004 van de het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).
Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende misleidende reclame en vergelijkende reclame (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21).
Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (PB L 404, 30.12.2006, blz. 26).
Richtlijn 89/108/EEC van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voor menselijke voeding bestemde diepvriesproducten (PB L 40 van 11.2.1999, blz. 34).